Op het einde van mijn tekst betreffende mijn passie voor de Maranseieren schreef ik: “Nu denk ik verder te kweken met die twee hennen uit de kruising, door ze bij een zwartgekoperde haan te zetten”.
Zo gezegd, zo gedaan: aangezien de twee dieren niet meer van de jongste waren kon ik maar met een beperkt aantal eieren bij de broeier en kwam ik natuurlijk met een klein aantal kuikens thuis, 5 om precies te zijn.
Daarvan waren er 3 mannelijke: twee zwarte, licht van voorkomen en eentje, ronder en steviger maar met de kleur van zijn grootvader: bruin-ros.
De twee hennetjes waren zwaarder en pikzwart.
Mijn experiment, dat niet ondersteund was door een voldoende genetische kennis noch door voldoende doorzetting leerde me twee zaken: uiterlijke kenmerken mengen is een delicate zaak en kruisen om een kleurverbetering van het ei te bekomen garandeert ook niet systematisch succes (zie mijn eerste kruising).
Ik stop dus met deze paden te bewandelen vooral omdat ik merk dat mijn jong toompje Marans zwartgekoperd –nu 4 maanden oud- enkele fraaie dieren bevat maar ook andere exemplaren waaruit blijkt dat zelfs bij deze zogezegde gefixeerde kleurslag nog werk voor de boeg ligt…
|