HET SPIEGELGLAS Er leefde eens heel lang geleden, een boertje werkzaam en tevreden. Weelde was hij niet gewend, een spiegel had hij nooit gekend. Eens, toen hij aan het spitten was, vond hij een stukje spiegelglas. Hij nam 't in zijn vereelde hand, t zat onder 't vuil en onder 't zand. Hij veegde 't aan zijn broekspijp af. Hij keek erin, en stond toen paf. "Mijn vader" zei hij, "sapperloot, die is al vele jaren dood." "Mijn vader, och die goede man. Hij is het, en hij kijkt me an !" Hoofdschuddend stak hij de spiegel in z'n zak, en bekeek het thuis nog eens op zijn gemak. En hij begon te overleggen. Wat zijn vrouw ervan zou zeggen. Ze was wat bazig zijn Katrien. Ze zou erom lachen misschien. Omdat hij daar zo bang voor was, verborg hij 't onder zijn matras. Maar telkens ging hij er weer heen. "Mijn vader !", zei hij dan tevreeën.
Dat wekte argwaan bij z'n vrouw, die 't hare er van weten wou. Zodra hij weer de deur uit was, zocht en vond zij 't spiegelglas . "Wat moet hij daarmee ?" peinsde zij. Er moet iets niet in orde zijn . Zo wantrouwde zij haar goede Hein ! Ze keerde 't om en keek, en raakte toen geheel van streek. "Daar heb je 't nou, ik dacht het wel !" Er is een andere vrouw in 't spel !" "Mijn man, hij heeft geen hart in 't lijf !" "Waarom houdt hij van zo'n lelijk wijf ?"
|