Reeds als heel klein manneke, waarschijnlijk door de invloed van onze pa, interesseerde mij de wielersport. Coureurs als Stan Ockers, Rik Vansteenbergen, de Carpano-ploeg met o.a Jan Adriaensens, spraken tot mijn verbeelding.
In 1958 kocht mijne pa een koerskader maat 48, die hij dan zelf afmonteerde, zadel tot tegen de kader, kwestie van niet te snel voor een grotere fiets te moeten zorgen, geen versnellingen (46x18), smalle bandjes (32mm). Een hele belevenis, een feest voor deze achtjarige. Als kind kon men toen nog op straat spelen, zonder veel gevaar, dus ritjes van 15 à 20 km waren gezien mijn jeugdige leeftijd al heel wat. Tezamen met onze ouders en met mijn jongste broer Fernand trokken we gedurende het wegseizoen bijna elke weekend naar de koersen waar jongens uit onze streek deelnamen.
1964 is het jaar dat ik een nieuwe koersfiets kreeg. Ditmaal een rood/witte Flandria met 10 versnellingen en met tuben. Vanaf toen haspelde ik elk weekend mijn kilometerkes af, de zondag steevast een toer van 82km, met een vaste tussenstop. Ik kwam al heel snel tot het besef dat wielrennen voor mij niet was weggelegd. Ik voelde zelf dat ik de nodige gabarit niet had. Toch bleef ik fietsen, rustig tempo, genietend van de natuur en de mooie Pajotse landschappen. Dus eigenlijk een wielertoerist avant la lettre.
Van 1974 tot 1982 was ik actief als WIELERTOERIST, aangesloten bij een club. Toerist is het echte woord, niet wielerterrorist zoals er spijtig genoeg zovele waren en nog zijn. Wie zich niet aan de verkeersregels kon houden en te competitief was ingesteld, vloog er onverbiddelijk uit. Door een kwetsuur aan het staartbeen met operatief ingrijpen tot gevolg, mocht ik de eerste jaren niet meer fietsen, dus werd ik, om toch sportief bezig te blijven, jeugdtrainer/coach bij FC Ruisbroek, 11 seizoenen lang. Toffe tijd, maar toch miste ik de fiets.
Na de donkere periode van hartoperaties en revalideren, begon ik in 1996 op aanraden van mijn cardioloog terug te fietsen. In clubverband zag ik niet direct zitten, alleen was ook niet mijn ding, want nooit zal ik vergeten dat ik met veel moeite een wandelingetje van 1 km te voet kon verwerken. Mijn vrouwtje(toen 48), die tot dan eigenlijk nooit echt had gefietst, stelde voor om het met ons tweetjes te proberen. Ik herinner mij nog goed dat we ongeveer een uur fietsten om 13 km af te leggen en dat ik dan doodmoe arriveerde. Oefening baart kunst of de aanhouder wint zijn mooie spreekwoorden en hier wel van toepassing. We fietsten gemiddeld 5 maal per week, tripjes van rond de 30 à 35km. Op ons km-tellertje stond na een jaar het mooi totaal van meer dan 8.000 km.
We sloten aan bij de VWB (Vlaamse Wielrijdersbond),vooral om een goede verzekering te hebben niet om aan brevetten deel te nemen maar om deel uit te maken van de enige echte Vlaamse bond. Ook mijn oudste broer François en mijn lieve schoonzus Rita zijn liefhebbers van t veloke, dus trekken we er samen regelmatig samen eens op uit. Samen een midweek in een Center Parks of Sunparks, samen een dagtripje en samen op vakantie naar het buitenland waar de fiets ook altijd meegaat. Heerlijk gewoon !
Nu we in het Waasland wonen, namen we dit jaar voor het eerst deel aan De Gordel. Samen met onze vrienden van De Vrede uit Vlezenbeek fietsten we de 50 km met de nodige tussenstops. Is dit misschien omdat we het mooie Pajottenland toch wel een beetje missen ?
|