|
Fragmenten uit de woorden van OLVrouw van Guadalupe aan St. Juan Diego in 1531 in Mexico, zoals vastgelegd in de Nican Mopohua.
Weet zeker, mijn zoon, de kleinste, dat ik de perfecte en altijd maagdelijke H. Maria ben, Moeder van de ware God, door wie men leeft, de Schepper van de mensheid, degene die eigenaar is van wat dichtbij en daarna is, de Eigenaar van Hemel en aarde. Ik verlang naar dat ze hier mijn heilige kleine huis, een ‘Teocalli’ (Huis van God), voor me bouwen, waar ik Hem zal laten zien, ik zal Hem verhogen en Hem manifesteren; Waar ik Hem aan alle mensen met al mijn liefde, mijn medelevende blik en mijn hulp, mijn redding zal aanbieden.
Omdat ik echt je barmhartige Moeder, de jouwe en Moeder van iedereen ben die verenigd in dit land wonen; en van de hele mensheid, van allen die van me houden, van degenen die tegen me huilen, van degenen die naar mij zoeken, van degenen die vertrouwen in mij hebben. Daar zal ik naar hun kreet luisteren, naar hun verdriet, om al hun verschillende pijnen, hun ellende en verdriet te beteugelen om hun lijden te verhelpen en te verlichten.
Om te beseffen wat mijn medelevende, barmhartige blik van plan is, ga naar het paleis van de bisschop van Mexico en vertel hem dat ik je heb gestuurd om hem bekend te maken wat ik diep verlang, dat hij me een huis geef, dat hij mijn tempel bouwt, dat hij mijn tempel in de vlakte bouwt... nu mijn zoon, mijn kleinste, heb je mijn stem gehoord? Ga alles zo goed mogelijk doen.
Ik smeek je ernstig, jongste zoon van mij, en plechtig verorden ik je dat je morgen weer naar de bisschop gaat. Van mijn kant, laat het hem weten, laat hem mijn wens horen, mijn wil, zodat hij de tempel zal bouwen die ik vraag. Vertel hem daarom nogmaals dat ik het persoonlijk ben, de altijd maagdelijke, H. Maria, de Moeder van God die je stuurt.
Luister en houd in je hart, mijn jongste zoon, dat er niets voor je is om te vrezen, niets om je te treffen. Laat noch je gezicht noch je hart zorgen maken. Wees niet bang of enige andere ziekte, noch iets zwaar je zal treffen. Ben ik hier niet, die je Moeder ben? Ben je niet in mijn schaduw, onder mijn bescherming? Ben ik niet de fontein van je vreugde? Ben je niet in de plooi van mijn mantel, in mijn gekruiste armen? Is er nog iets dat je nodig hebt? Laat niets je treffen, je verstoren.
|