2/2 Ik zag degenen die achter de vliegtuig crash en de bosbranden zat - Great Miracles Avenue
Rita Abanaty: Ik bad en dankte God voor Zijn bescherming. Ik vroeg om wijsheid en zocht naar Zijn aanwezigheid in mijn dromen. Ik bad terwijl mijn ogen zwaar werden en mijn slaap het overnam. Ik bevond me plotseling op een andere plaats. Het was er donker. Ik werd omringd door vreemde taferelen en je kon de angst voelen op deze plaats. Ik zag mezelf hoe ik op weg was naar huis. Ik zag een zwarte bestelwagen die reeds een tijdje langs de kant van de weg stond. Ik dacht er eerst niet teveel over na, misschien wachtte hij op iemand. Maar toen ik voorbij liep schoof de deur plotseling open en voordat ik kon reageren grepen sterke handen me vast. Mijn hart bonkte terwijl ik schopte en schreeuwde maar het had geen zin.
Er werd een doek over mijn gezicht gedrukt en een sterke geur vulde mijn neus. Mijn zicht werd wazig en binnen enkele seconden werd alles donker. Toen ik in het visioen wakker werd voelde het erg koud aan en mijn hoofd bleef pijn doen. Mijn armen voelden ook zwaar. Ik keek om me heen en zag mannen, vrouwen en zelfs kinderen bij elkaar gekropen. Sommigen in tranen. Ik zag ook wat mensen in stilte zitten, wezenloos naar de grond starend. De kamer waar we werden vastgehouden was groot, maar had geen ramen.
De muren waren van ruw beton en er flikkerde een enkel zwak licht aan het plafond. Angst greep me vast, waar was ik, wie waren deze mensen en vooral hoe zouden we ontsnappen? Dit waren de vragen die steeds in mijn hoofd opkwamen. Ik keek om me heen en probeerde te begrijpen waar ik was. Ik zag gezinnen dicht bij elkaar zitten. Ik zag moeders hun kinderen stevig vasthouden. Sommige van de jongere kinderen waren gestopt met huilen, niet omdat ze getroost werden, maar omdat ze te uitgeput waren.
Ik zag in de verste hoek een oudere man met zijn rug tegen de muur zitten. Zijn gezicht liet zien dat hij moe was. Zijn ogen staarden voor zich uit, leeg en verloren, alsof hij reeds had geaccepteerd wat voor lot hem te wachten stond. Een vrouw hield een gescheurde sjaal vast. Haar lippen bewogen in stil gebed. Ik wist dat ik meer over deze plaats te weten moest komen. Ik hief langzaam mijn hand op en vertelde een van de bewakers dat ik naar het toilet wilde, terwijl ik mijn stem kalm hield, ook al bonkte mijn hart.
Een van de bewakers draaide zich om en keek naar mij. Hij zei eerst niets en staarde me alleen maar aan alsof hij even moest beslissen of hij ja of nee zou zeggen. Ik dacht dat hij zou weigeren, maar toen zuchtte hij en gebaarde me om op te staan. Hij zei dat de gang buiten lang en smal was met slechts een paar flikkerende lichten. De muren hadden vreemde markeringen, sommige leken op getallen, andere op symbolen. Ik kon het niet begrijpen. Ik keek om me heen en observeerde alles. Elke deur, elke bocht, elk klein scheurtje in de muur. Als er een uitweg was, moest ik weten waar ik die kon vinden.
Vlak voor me zag ik een klein groepje mensen gekleed in vreemde blauwe kleding. Een klein groepje mensen stond in de schemerige gang. De kleur van hun stof was diepblauw op hun rug. Er stonden vier sterren in een perfect patroon op. Op dat moment begreep ik het niet. Ze hadden een soort ezelspak aan en ze stonden in een strakke cirkel en spraken met zachte stemmen alsof ze iets belangrijks bespraken. Hun hoofden knikten instemmend en hun handen maakten gebaren terwijl ze spraken. Ik vertraagde mijn stappen voorzichtig om geen geluid te maken. De bewaker die naast me liep leek ze niet op te merken.
Het voelde verkeerd aan. Dit hoorde ik ze zeggen: We zijn nog niet klaar. De brandcrisis in Los Angeles is nog maar het begin. We zullen meer chaos en crisis veroorzaken om druk op Trump te zetten. Een ander knikte. We zullen alles doen om hem te laten falen en de liefde die mensen voor hem hebben te verliezen. Ik merkte dat deze mannen niet alleen maar praatten. Ze waren aan het plannen ze spraken met zekerheid alsof alles al in beweging was, alsof wat ze tot nu toe hadden gedaan slechts het begin was. Ik wilde reageren op de vraag om hun bedoelingen te benoemen, maar dat kon ik niet. Mijn lichaam was als bevroren.
Ik was gewoon een andere gevangene, machteloos, op deze verborgen plaats, gedwongen om getuige te zijn van iets waar ik geen controle over had. Net toen paniek dreigde me te verteren werd ik wakker.
|