De pauselijke TIARA (Katholiek.org)
De tiara is de pauselijke kroon waarmee de pausen gekroond werden. De laatste Paus die met de tiara gekroond werd, was Paulus VI in 1963.
De tiara bestaat uit een soort eivormige muts met daaromheen boven elkaar drie kronen, met op de bovenste punt een door een kruis bekroonde wereldbol. Net als een mijter heeft ook de tiara twee aan de achterzijde afhangende stroken (Lat.: infulae).
De tiara is geen liturgisch hoofddeksel en werd daarom niet tijdens liturgische plechtigheden, maar alleen bij andere zeer plechtige gebeurtenissen gedragen, zoals bij de kroning van een Paus, de jaarlijkse plechtige herdenking van die dag en het uitspreken van de zegen Urbi et Orbi.
Symboliek
De tiara symboliseert met zijn drievoudige kroon de heerschappij van de Paus over de strijdende, de lijdende en de triomferende Kerk, alsmede zijn drievoudig ambt als priester, herder en leraar, of zoals de oude kroningsformule het formuleert: als "Vader van de vorsten en koningen, de Bestuurder van de wereld en op aarde de Plaatsbekleder van onze Verlosser Jezus Christus"
Afschaffing
Als laatste paus werd Paulus VI op 30 juni 1963 met de tiara gekroond. Na een plechtige oosterse liturgieviering op 13 november 1964 legde hij zijn tiara echter op het altaar om hem daarna aan de Amerikaanse katholieken te schenken als dank voor de hulp bij de wederopbouw van Europa na de Tweede Wereldoorlog.
Geschiedenis
De tiara is waarschijnlijk voortgekomen uit een witte muts in de vorm van een suikerbrood (camelaucum of phrygium) die afkomstig was uit het Oosten. Een eerste kroon rondom deze muts verscheen eerstmaals tussen de 9e en de 11e eeuw, mogelijk omdat de Pausen in die tijd ook wereldlijke macht verkregen.
De tweede kroon werd door paus Bonifatius VIII (1294-1303) toegevoegd en de derde tenslotte door paus Benedictus XI (1303-1304) of Clemens V (1305-1314). Sindsdien is de tiara met drie kronen het symbool van de pauselijke soevereiniteit en waardigheid.
|