Daar zat je tussen al die mensen, oneigenlijk mooi was je, het was of jij alleen bestond. Zullen we om haar loten zeiden mijn vrienden, mij uit mijn droom halend, ook zij hadden je opgemerkt. Willen we loten voor haar? Ik trok aan t langste eind! Gelukkig maar, zo vroeg ik je voor de eerste maal ten dans.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik durfde je bijna niet aan te raken, zo lief, zo zacht was je. Ik had mijn hand op je schouder, je zijdezachte haren beroerde mijn vingers. Liefde stroomde binnen, als een vloed, niet te houden. Ik keek in je ogen, waar was ik nu? Waarom herinner me dit moment, nu meer dan vijftig jaar geleden.
Ook jij dronk aan de beker van de liefde en leefde in een roes. Niemand was er nog, niemand bestond, wij alleen. De warmte van je lichaam drong tot me door, onze geest werd één. Ik vroeg je naam het was de naam van een wolvin, een naam van trouw, van zorgzaamheid.
We verstrengelde innig met elkaar, je wang lag tegen de mijne aan, muziek was deze er nog?
Tijd verstreek als een wervelwind, opeens moest je naar huis. Ik vond geen woorden om afscheid te nemen, ik vond niet de woorden om je mijn liefde te verklaren.Waarom vroeg ik niet waar je woonde, waarom liet ik je vertrekken.
Nooit heb ik je nog teruggezien liefste fee, heb jj ook zon pijn?