Impressies van een leven
Jeugd!
17-03-2008
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.over iconen

OVER ICONEN

 

Door Dom Lucas P. Desager OSB

 

De icoon is thans een algemeen bekend begrip. De in het Westen meest verspreide iconenvoorstelling is ongetwijfeld Onze‑Lieve‑Vrouw van de Altijddurende Bijstand. De functie van de icoon is essentieel religieus: steeds een godsdienstige voorstelling, door de christenen van het nabije Oosten vereerd. Wij kennen hier eenzelfde verering van kruisbeelden, beelden van de Moeder Gods en andere heiligen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het Oosten geen voorstellingen in reliëf aanvaardt. Het Oosten heeft een scherp inzicht bewaard in de juiste functie van de beeldenverering. De Westerse Kerk gaat nooit zover als de Oosterse, behoudens misschien in de verering van het kruis.

Uiterlijk bekeken is een icoon een godsdienstige afbeelding, meestal op een houten paneel aangebracht en uitgevoerd volgens een bepaalde kerkelijke traditie. Zij is bestemd voor liturgisch gebruik of voor privé‑devotie. De icoon is een schildering op een rechthoekig houten paneel, eerder gering van afmeting. Het paneel is gewoonlijk naar het midden uitgediept, zodat het een rand van enkele cm breedte heeft, waardoor een inlijsting overbodig is. De boord heeft meestal een passende neutrale kleur. De achtergrond dient de uitgebeelde gebeurtenis uit het leven van Christus of van de heilige te situeren. Wij leven immers in de tijd, en wachten op de wederkomst van de Heer Jezus. In deze tijd van hoopvolle verwachting maakt de H. Geest alles nieuw en streeft de aardse mens ernaar zich los te maken van de nasleep der zonde. Wij hebben daarvan slechts een zeer onvolmaakt visueel inzicht dat ons bekend is door de kerkelijke traditie: de Gedaanteverandering van Jezus, Zijn verschijningen na de Verrijzenis, mystieke ervaringen van heiligen, verschijningen van Onze‑Lieve‑Vrouw. Daarom zal de achtergrond meestal uit bladgoud zijn, geen perspectief (of misschien eerder een ‘ omgekeerd perspectief ‘) of schaduwen vertonen en alle overbodige details of afleidende bijkomstigheden weren. Iedere icoon is duidelijk voorzien van haar titel. Zij bevat bovendien een aantal traditionele gegevens, die de uitbeelding herkenbaar maken voor elke gelovige. Het schema van de behandelde gebeurtenis is getrouw uitgebeeld naar het verhaal van het evangelie of van de bijbel. Het ‘ portret’ van Christus of de Moeder Gods of van een heilige zal die kentrekken vertonen die de kerkelijke traditie getrouw heeft overgeleverd. Vaak is in de schilderstraditie een rijpingsproces aanwezig dat op het essentiële is toegespitst.

 

Sommige feesten worden uitgebeeld naar gegevens van de apokriefen: eerder te rade gaan bij de fantasie van de eerste christenen dan bij die van onszelf. Tenslotte wordt de icoon gewijd door een priester of een bisschop. Spijts alle tekorten eigen aan mensenwerk, wordt de icoon opgenomen in de hogere sfeer van de sacramenten en de middelen van de H. Kerk, schakel tussen hemel en aarde, tussen tijd en eeuwigheid. De kunstenaar is zich hierbij sterk bewust van het godsdienstig karakter van zijn taak. Daarom streeft hij naar de getrouwste weergave van het oergebeuren, dat het eenvoudig volkse geloof ertoe uitnodigt zo vaak beroep te doen op de legende: Onze‑Lieve‑Vrouw door de evangelist Lucas geschilderd, of het ‘niet door mensenhanden gemaakte’ Heilig Aanschijn.

Hier denken we aan het Doek van Veronika. Deze ‘ vrome’ verklaring heeft voor ons weinig waarde. Het feit echter, dat daarnaar teruggegrepen wordt, onderlijnt duidelijk de liturgische betekenis van de icoon. Deze religieuze‑‑zij het dan uiterlijke‑‑benadering van de icoon behoedt ons ervoor deze « trouw aan de traditie " als een knellend keurslijf te ervaren, of andersom, als een tekort aan verbeelding of als een makkelijk kopiëren.

De afwezigheid van perspectief heeft daarom ook niets te maken met primitivisme of onbekwaamheid. Bij deze benadering treft ons de suggestieve waarde van het geidealiseerd lijnenspel en een ongewoon en soms vinnig kleurencontrast. Deze elementen roepen een andere wereld dan de onze op. Het omgekeerde perspectief leert ons dat Christus op ons neerkijkt en niet wij op Hem neerkijken. We voelen meteen aan dat realisme of anderzijds gevoelerigheid misplaatst zouden zijn.

Vanzelfsprekend is niet iedere icoon een kunstwerk. Maar dikwijls is een icoon beroemd evenzeer door haar godsdienstige als door haar artistieke waarde. Blijkbaar hebben de grote schilderstalenten zich aangepast aan het vrij enge werkterrein van kerkfresco's en iconen. Een profane schilderkunst kwam er nooit tot ontplooiing, behoudens in enkele vorstelijke milieus.

 “ Is die icoon een kopie of een origineel werk ? " Die vraag wijst duidelijk op een verkeerd benaderen van het probleem. De icoon streeft voor alles naar oprecht en creatief werk. De trouw aan het door de overlevering bewaarde oerbeeld geldt als de leidende gedachte. Een van de meest gezaghebbende critici uit Rusland, Leonid Ouspenski, zegt zeer terecht: « De ikonenschilderkunst is in geen geval een kopiëren. Zij is verre van onpersoonlijk, de overlevering is geenszins bindend voor de scheppende kracht van de kunstenaar, die zich uit in compositie, in kleur­en lijnvorming. Het persoonlijke openbaart zich echter op een meer subtiele wijze dan in andere kunsten. Nooit vindt men twee voorstellingen met eenzelfde thema, die volkomen aan elkaar identiek zouden zijn. Wanneer ze zich herhalen zijn het telkens andere omschrijvingen met een aantal scheppende en variërende hoedanigheden".

 

Natuurlijk ontdekken we in de kunst van de iconen zoals in de andere domeinen van de kunst, scholen en stromingen die vaak nauw verband houden met de andere kunstvormen en hier ook met de theologie en de mystiek van de tijd, en met de ideeën van classicisme, humanisme en barok. De oudste iconen werden ons bewaard door het Sinai‑klooster in de gelijknamige woestijn. Zij dateren uit de zesde eeuw en zijn nog in wastechniek, zoals de oude mummieportretten van de Nijlvallei. Het Byzantijnse rijk heeft een rijke traditie in de iconenkunst overgeleverd. Haar kenmerken vinden we in vele mozaieken terug. Rusland heeft drie grote bloeicentra gehad: rond Kiev, Novgorod en Moskou. Er zijn ook nationale scholen: de Roemeense, de Buigaarse, de Grieks‑Makedonische en de Kretenzerscholen. Vanaf de 18de eeuw treedt een algemene decadentie in; het Oosten is bezweken onder de Westerse druk. Sedert de Byzantijnse periode zijn de iconen meestal uitgevoerd in de techniek van het eiwittempera. Deze techniek beantwoordde goed aan de idealen en theorieën, die langzaamaan evolueerden en ook in de schildersboeken aan bod kwamen. Vandaar haar succes. Eiwittempera is duurzaam en verschaft frisse en vinnige kleuren. Heldere kleuren worden als echte lichttoetsen over de donkere kleuren aangebracht. Er dient opgemerkt te worden dat meestal monniken de iconenkunst beoefenden. Het was voor hen als een vorm van gebed. Hun liturgie kent trouwens een wijdingsplechtigheid voor de iconenschilder. Toen bij het begin van de 8ste eeuw een sterke afkeer voor de iconen ontstond kwamen de monniken in het verweer: zij traden op als de grote beschermers. De strijd groeide uit tot het iconociasme. De Byzantijnse keizerlijke macht werd erbij betrokken. Het verantwoorde bestaansrecht van de iconenverering triomfeerde en werd vastgelegd in het 7de oecumenisch concilie. De verering werd toen volwaardig ingeschakeld in het kerkelijk leven; zij werd tevens aan heilzame banden gelegd.

De theologie van de iconen heeft veel te danken aan de heilige kerkvader van dit concilie, Johannes van Damaseus. ‑Voor het Westen is de afbeelding eigenlijk bijkomstig in het leven van de Kerk: een versiering, een illustratie voor de ongeletterde, hoogstens een hulpmiddel om de tegenwoordigheid van God en de heiligen voor ons op te roepen. De Westerse bisschoppensynode onder Karel de Grote in 794 weigerde uitdrukkelijk de beelden of afbeeldingen op gelijke voet te stellen met het kruis of met de bijbel. Wellicht heeft het Westen toen de ware grond van de zaak niet begrepen. Verschillen in wijsgerige denkvormen liggen hierbij ook aan de basis. Ons erfgoed van Kruis en Bijbel loopt gevaar een dode letter te blijven als het niet voortdurend wordt doorgegeven als een levende en altijd nieuwe boodschap aan de gemeenschap van alle mensen door tijden en volkeren heen. Het hele liturgische beleven van de Kerk is er essentieel op gericht Jezus en Zijn Evangelie voortdurend tegenwoordig te stellen voor de mens van het ogenblik. De liturgie behoort bovenal een" levende" traditie te zijn, die de mens treft door dezelfde krachten waarmee Jezus de apostelen trof in het Heilig Land. Het Oosten heeft niet alleen behoefte aan een “ liturgie van Sacramenten” en een “ liturgie van het Woord”. Zij wil ook de verrezen Christus aanschouwen in een “ liturgie van het Verschijnen". God, het goddelijke, is onzichtbaar, maar de menswording van Jezus, Zijn gedaanteverandering, Zijn verschijnen als Verrezene, waren een gebeuren voor oog en oor van zijn leerlingen omdat en opdat ze geloofden. Voor zover wil de Oosterse Kerk dit goddelijk gebeuren levendig houden voor oog en oor van al wie gelooft. En in zoverre die eruptie van het goddelijke onder de mensen door de kracht van de genade en van de H. Geest voortdurend tot uiting komt in de heiligen, wil de Oosterse Kerk deze “ gedaanteverandering”, die zich in haar voltrekt, laten aanschouwen.

 

Moge het ook het Westen gegeven zijn door het aanschouwen, het biddend aanschouwen van de iconen, iets te vermoeden van de « hemelse liturgie “ die in het Oosten als een gesluierd maar blijvend visioen de “liturgie van het Woord “ begeleidt.

 

Chevetogne, Pinksteren 1968.








Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.oecumenisme en organisaties

BEDENKINGEN BIJ DE TOESPRAAK OVER HET OECUMENISME IN BELGIE DOOR DE ABT VAN CHEVETOGNE DOM MICHEL VAN PARYS O.S.B. EN

WELKE OECUMENISCHE STROMINGEN OP HEDEN BESTAAN

 

Op de 25ste zitting van de Algemene Vergadering van de Nationale Commissie voor Oecumenisme (7 december 1991), gaf Dom Michel Van Parys een opmerkelijk overzicht van de oecumenische beweging vanaf 1921 tot op heden. In de inleiding noem M.V.P. het moeilijk om een bilan op te maken van de toenadering en tevens initiatieven te suggereren om verdere toenadering en samenwerking te bewerkstelligen. Verder valt op te merken dat de oecumenische relaties heel verschillende indrukken geven doorheen de wereld, apart in Europa en in België. Als vb. zien we het thema "Kom H.Geest" van de 7de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in Canberra in Australië. Een verdieping naar het bijbelse, doctrinale en geestelijke toe is onontbeerlijk. In Europa is sinds 2 jaar een spectaculaire en intensieve samenspraak opgang gekomen tussen de verschillende Kerken. De Conferentie van Kerken over "Vrede en Rechtvaardigheid" in Bazel geldt als een belofte van alle christenen tot een gemeenschappelijke dienst. Toch komen grote spanningen aan het licht tussen de katholieke en de orthodoxe Kerken. Het is wel de grootste uitdaging in de laatste 25 jaar voor het oecumenisme (p. 165). België als politiek centrum in Europa is de plaats van ontmoeting. Dan volgt een brok geschiedenis vanaf de "Mecheise Gesprekken" (1921‑1926) van Kard.Mercier, Lord Halifax en P.Fernand Portal, gaande over het werk van Dom Lambert Beaudouin van de monniken voor de Eenheid (1925), naar de Week van de Eenheid van 18 tot 25 januari vanaf 1933. Na het Concilie van Vaticanum 11 was er terug ruimte: commissies ontstonden in de 8 bisdommen. Sinds 1972 bestaat de locale"Antwerpse Raad van Kerken", Een "Orgaan voor Overleg" bestaat nationaal van 1990 en we hopen dat begin 1994 een "Nationale Raad voor Oecumene" zal worden geinstalleerd.

Mijlpalen waren in 1971 de "erkenning van het interkerkelijk doopsel" en in 1979 de samensmelting van de protestantse Kerken in de "Verenigde Protestantse Kerk in België".

Tot slot in 1985 de 1 00ste verjaardag van de stichting van de 1 ste orthodoxe parochie in Brussel.

Sinds 1920 zijn ook Kerken uit het Nabije Oosten aanwezig zoals de Armeense Kerk en sinds 1977 de Syrisch‑Orthodoxe. We kunnen ons afvragen of deze resultaten voldoende zijn. Recente initiatieven kunnen ons aanzetten om gewenste resultaten verder uit te bouwen. In het Nederlandstalig landsgedeelte blijven theologische beschouwingen meer gericht op Amerika (ook Midden‑ en Zuid‑Amerika) en Groot‑Brittannië. In het Franstalig deel blijft is er een belangstelling voor de Franse theologie. De contacten tussen N.‑en Z.‑België zijn schaars en dienen uitgebouwd, zo niet komt er polarisatie! Door de oecumenische commissies wordt er vooral in de Week van de Eenheid goed werk geleverd. Spijtig is er een veroudering van deelnemers, deze moet worden opgevangen door leken. Nieuw is bv. in Namen het programma "Kerken die getuigen over Christus". Sommige bisdommen onderhouden particuliere banden met de Anglicaanse Kerk. Dit is verrijkend.

In de Week van de Eenheid wordt een gezamenlijke verklaring afgelegd door alle Kerkleiders. De wil tot samenwerking spreekt hier duidelijk in. Werkgroepen in Mechelen en Chevetogne zijn bezig met "Vrede, Grechtigheid en Heelheid van de Schepping". Denken we veneens aan de weldoende werking van de Taizé‑groepen en de Charismatische beweging (om de St.‑Egidiusgemeenschap niet te vergeten!).

Begin 1992 verscheen "Oecumenisch Nieuws" als tijdschrift terug (nu in de beide landsdelen, vroeger alleen in het Nederlands).

Daarnaast is er "A.R.K.‑Berichten" (regionaal Antwerpen). Somber is wel dat naar de nieuwe generatie een oecumenische overtuiging minder over te brengen is (alhoewel een Oecumenische Jongerendag in St‑Lievenscollege in Antwerpen honderden jongeren aanspreekt!). Moet hier in de pastorale vorming een aanpassing of verduidelijking komen? Met kerkelijke diplomatie is niet alles opgelost; er blijft een uitdaging... een programma! In een vierde deel komen enkele uitdagingen aan bod: Hoe beleven en verdiepen we onze oecumenische samenspraak en kunnen we komen tot concrete handelingen van verzoening. Is het geen gulden regel om niets meer afzonderlijk te doen dat we samen zouden aankunnen in "gemeenschappelijke dienst".

Er bestaat de "Vlaamse Oecumenische Ontwikkelings Coöperatie" en "VOOC‑SCOD" Société Coopérative Oecuménique pour Ie Développement, één van de 18 steunorganisaties van de "Ecumenical Development Co‑operative Society"; tevens de SCOD Société Oecuménique Européen pour Ie Devéloppement.Thans werden deze organisaties ondergebracht onder één naam: OIKOCREDIT.

 Toch blijft er in het geheel van de Kerken veel te doen. Een gezamenlijke dienstverlening is een eerste getuigenis. Zoeken we voldoende naar nieuwe mogelijkheden? Een ander domein is de opvoeding en vorming. Welke visie op de Kerk geven we aan onze kinderen. Er moet een juiste informatie worden gegeven bij de Scheuring van 1054, de Kruistochten, de Reformatie en Contra‑Reformatie en eveneens bij hedendaagse knelpunten als Joegoslavië, Romenië en Oekraïne.

Zeer belangrijk is het "spiritueel en theologisch oecumenisme", Pastors dienen samen te komen voor herbronning (zie de Ecumenical Group of Pastors te Antwerpen). Kerkleiders moeten zich durven engageren en profileren in een oecumenisch geest. Denken we maar aan ons gezamenlijk gebed en liturgie (bv. Pinksterwake en de viering van 20 jaar ARK in de kathedraal te Antwerpen voorgegaan door Mgr.Van den Berghe). Wat is de volgende stap die we samen kunnen doen? Het ogenblik is gekomen om als katholieke, protestantse, anglicaanse, orthodoxe parochie, dekenij, bisdom, congregatie, gemeenschap meer te verbroederen en een gemeenschappelijke dienst op te bouwen. De gedachte van Rechtvaardigheid, Vrede en Heelheid van de Schepping moet verder worden uitgediept ook in politieke verworvenheden. Het theologisch en leerstellig oecumenisme was een hoofdbijdrage van ons land. Hier moet een grote inspanning worden geleverd om de opgelopen achterstand in te halen! Het zou ons ook dichter brengen bij een ontmoeting met onze oudere broer: het Volk van lsrael! Onze aandacht moet eveneens verder gaan naar de complexe relaties die bestaan tussen Kerken, het Land (de natie) en vooral de Cultuur (we denken aan het muiti‑cultureel samenleven). Hier moeten we een voorname plaats toekennen aan de gastvrijheid tegenover de gelovigen van de Islam. Zoeken we naar gemeenschappelijke akkoorden en steunen we financieel de Derde‑Wereldprojecten door giften of door leningen, zodat mensen ook in hun eigen omgeving meer welzijn kunnen veroveren.

Het besluit kan één zijn van enthousiasme en volharding. De Kerk is geen schepping van de mens maar het is de Levende Christus! Het Woord van God is vervat in het gebed. Het is de rots van onze passie voor de Eenheid onder de Kerken! De abt van Chevetogne besluit met een Koptisch gebed en een oproep tot samen‑denken en samen‑leven in veelzijdigheid en verrijking.

We mochten in samenspraak met Dom Michei Van Parys deze inzichten vertalen en neerschrijven met enkele randbemerkingen. Voor onze werking‑ reeds 40 jaar‑ in de oecumene hebben deze ideeën steeds geprimeerd; ze vinden hun wortels in de woorden van Dom Lambert Beaudouin, stichter van de Abdij van de monniken voor de Eenheid in Chevetogne.

De volledige tekst (wat betreft de bijdrage van Dom Van Parys) is te vinden in "Irenikon" tijdschrift van de monniken jaargang 1992 nr.2.

Lode Desager


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dom luc desager

DOM LUCAS PETER DESAGER

 

Hij werd geboren op 14 februari 1929 te Antwerpen. Na studies aan het St.Norbertusinstituut en het St.Xaveriuscollege van de Paters Jezuieten, bezocht hij een tijd de Dominicanen in Drongen en het St.Jozefsseminarie te Mechelen. Toen hij in contact kwam met Dom Van Cauwelaert en de Benedictinessen van Regina Pacis te Schoten (die een byzantijnse kapel hadden en de byzantijnse liturgie vierden) besloot hij in het klooster te treden bij de Benedictijnen onder de leiding van Dom Lambert Baudouin (van de abdij van de Keizersberg te Leuven) in Chevetogne. In november 1951 trad hij in, werd geprofest als monnik van Chevetogne op 10 februari 1953 en priester gewijd op 25 oktober 1958 (door de patriarch van Jeruzalem) in de oosterse ritus doch onder het toezicht van de rooms‑katholieke kerk. Hij studeerde slavische talen in Rome en werd iconenschilder aan de iconenschool van Florentië. Hij leidde de liturgie als priester in de oosterse kerk van Chevetogne, zong in het koor en schilderde iconen. Daarnaast verving hij de pastoor in de parochiekerk van het dorp Chevetogne en hield zich bezig met bosbouw in het domein. Zijn grootste bewondering ging uit naar Alfred Ost (wiens muurschilderingen hij meetekende in het Xaveriuscollege) en naar de joodse schilder Chagall, die hij In Parijs ontmoette. Hij schilderde samen met een Griekse iconenschilder alle fresco's welke nu nog te bewonderen zijn in de oosterse kerk van Chevetogne. Door ziekte overmand moest hij in het noorden van Italië nabij Lugano overwinteren, waar hij parochieherder was, Hij stierf op 10 april 1974 te Bioggio in Italië. Een teraardebestelling gebeurde op Goede Vrijdag 12 april 1974 te Bioggio, waarna hij werd overgebracht naar Chevetogne en daar begraven werd op de begraafplaats naast zijn medepaters op woensdag 17 april.

Lode Desager






















>

Blog tegen de regels? Meld het ons!
Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!