OVER ICONEN
Door Dom Lucas P. Desager OSB
De icoon is thans een algemeen bekend begrip. De in het Westen meest verspreide iconenvoorstelling is ongetwijfeld Onze‑Lieve‑Vrouw van de Altijddurende Bijstand. De functie van de icoon is essentieel religieus: steeds een godsdienstige voorstelling, door de christenen van het nabije Oosten vereerd. Wij kennen hier eenzelfde verering van kruisbeelden, beelden van de Moeder Gods en andere heiligen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het Oosten geen voorstellingen in reliëf aanvaardt. Het Oosten heeft een scherp inzicht bewaard in de juiste functie van de beeldenverering. De Westerse Kerk gaat nooit zover als de Oosterse, behoudens misschien in de verering van het kruis.
Uiterlijk bekeken is een icoon een godsdienstige afbeelding, meestal op een houten paneel aangebracht en uitgevoerd volgens een bepaalde kerkelijke traditie. Zij is bestemd voor liturgisch gebruik of voor privé‑devotie. De icoon is een schildering op een rechthoekig houten paneel, eerder gering van afmeting. Het paneel is gewoonlijk naar het midden uitgediept, zodat het een rand van enkele cm breedte heeft, waardoor een inlijsting overbodig is. De boord heeft meestal een passende neutrale kleur. De achtergrond dient de uitgebeelde gebeurtenis uit het leven van Christus of van de heilige te situeren. Wij leven immers in de tijd, en wachten op de wederkomst van de Heer Jezus. In deze tijd van hoopvolle verwachting maakt de H. Geest alles nieuw en streeft de aardse mens ernaar zich los te maken van de nasleep der zonde. Wij hebben daarvan slechts een zeer onvolmaakt visueel inzicht dat ons bekend is door de kerkelijke traditie: de Gedaanteverandering van Jezus, Zijn verschijningen na de Verrijzenis, mystieke ervaringen van heiligen, verschijningen van Onze‑Lieve‑Vrouw. Daarom zal de achtergrond meestal uit bladgoud zijn, geen perspectief (of misschien eerder een omgekeerd perspectief ) of schaduwen vertonen en alle overbodige details of afleidende bijkomstigheden weren. Iedere icoon is duidelijk voorzien van haar titel. Zij bevat bovendien een aantal traditionele gegevens, die de uitbeelding herkenbaar maken voor elke gelovige. Het schema van de behandelde gebeurtenis is getrouw uitgebeeld naar het verhaal van het evangelie of van de bijbel. Het portret van Christus of de Moeder Gods of van een heilige zal die kentrekken vertonen die de kerkelijke traditie getrouw heeft overgeleverd. Vaak is in de schilderstraditie een rijpingsproces aanwezig dat op het essentiële is toegespitst.
Sommige feesten worden uitgebeeld naar gegevens van de apokriefen: eerder te rade gaan bij de fantasie van de eerste christenen dan bij die van onszelf. Tenslotte wordt de icoon gewijd door een priester of een bisschop. Spijts alle tekorten eigen aan mensenwerk, wordt de icoon opgenomen in de hogere sfeer van de sacramenten en de middelen van de H. Kerk, schakel tussen hemel en aarde, tussen tijd en eeuwigheid. De kunstenaar is zich hierbij sterk bewust van het godsdienstig karakter van zijn taak. Daarom streeft hij naar de getrouwste weergave van het oergebeuren, dat het eenvoudig volkse geloof ertoe uitnodigt zo vaak beroep te doen op de legende: Onze‑Lieve‑Vrouw door de evangelist Lucas geschilderd, of het niet door mensenhanden gemaakte Heilig Aanschijn.
Hier denken we aan het Doek van Veronika. Deze vrome verklaring heeft voor ons weinig waarde. Het feit echter, dat daarnaar teruggegrepen wordt, onderlijnt duidelijk de liturgische betekenis van de icoon. Deze religieuze‑‑zij het dan uiterlijke‑‑benadering van de icoon behoedt ons ervoor deze « trouw aan de traditie " als een knellend keurslijf te ervaren, of andersom, als een tekort aan verbeelding of als een makkelijk kopiëren.
De afwezigheid van perspectief heeft daarom ook niets te maken met primitivisme of onbekwaamheid. Bij deze benadering treft ons de suggestieve waarde van het geidealiseerd lijnenspel en een ongewoon en soms vinnig kleurencontrast. Deze elementen roepen een andere wereld dan de onze op. Het omgekeerde perspectief leert ons dat Christus op ons neerkijkt en niet wij op Hem neerkijken. We voelen meteen aan dat realisme of anderzijds gevoelerigheid misplaatst zouden zijn.
Vanzelfsprekend is niet iedere icoon een kunstwerk. Maar dikwijls is een icoon beroemd evenzeer door haar godsdienstige als door haar artistieke waarde. Blijkbaar hebben de grote schilderstalenten zich aangepast aan het vrij enge werkterrein van kerkfresco's en iconen. Een profane schilderkunst kwam er nooit tot ontplooiing, behoudens in enkele vorstelijke milieus.
Is die icoon een kopie of een origineel werk ? " Die vraag wijst duidelijk op een verkeerd benaderen van het probleem. De icoon streeft voor alles naar oprecht en creatief werk. De trouw aan het door de overlevering bewaarde oerbeeld geldt als de leidende gedachte. Een van de meest gezaghebbende critici uit Rusland, Leonid Ouspenski, zegt zeer terecht: « De ikonenschilderkunst is in geen geval een kopiëren. Zij is verre van onpersoonlijk, de overlevering is geenszins bindend voor de scheppende kracht van de kunstenaar, die zich uit in compositie, in kleuren lijnvorming. Het persoonlijke openbaart zich echter op een meer subtiele wijze dan in andere kunsten. Nooit vindt men twee voorstellingen met eenzelfde thema, die volkomen aan elkaar identiek zouden zijn. Wanneer ze zich herhalen zijn het telkens andere omschrijvingen met een aantal scheppende en variërende hoedanigheden".
Natuurlijk ontdekken we in de kunst van de iconen zoals in de andere domeinen van de kunst, scholen en stromingen die vaak nauw verband houden met de andere kunstvormen en hier ook met de theologie en de mystiek van de tijd, en met de ideeën van classicisme, humanisme en barok. De oudste iconen werden ons bewaard door het Sinai‑klooster in de gelijknamige woestijn. Zij dateren uit de zesde eeuw en zijn nog in wastechniek, zoals de oude mummieportretten van de Nijlvallei. Het Byzantijnse rijk heeft een rijke traditie in de iconenkunst overgeleverd. Haar kenmerken vinden we in vele mozaieken terug. Rusland heeft drie grote bloeicentra gehad: rond Kiev, Novgorod en Moskou. Er zijn ook nationale scholen: de Roemeense, de Buigaarse, de Grieks‑Makedonische en de Kretenzerscholen. Vanaf de 18de eeuw treedt een algemene decadentie in; het Oosten is bezweken onder de Westerse druk. Sedert de Byzantijnse periode zijn de iconen meestal uitgevoerd in de techniek van het eiwittempera. Deze techniek beantwoordde goed aan de idealen en theorieën, die langzaamaan evolueerden en ook in de schildersboeken aan bod kwamen. Vandaar haar succes. Eiwittempera is duurzaam en verschaft frisse en vinnige kleuren. Heldere kleuren worden als echte lichttoetsen over de donkere kleuren aangebracht. Er dient opgemerkt te worden dat meestal monniken de iconenkunst beoefenden. Het was voor hen als een vorm van gebed. Hun liturgie kent trouwens een wijdingsplechtigheid voor de iconenschilder. Toen bij het begin van de 8ste eeuw een sterke afkeer voor de iconen ontstond kwamen de monniken in het verweer: zij traden op als de grote beschermers. De strijd groeide uit tot het iconociasme. De Byzantijnse keizerlijke macht werd erbij betrokken. Het verantwoorde bestaansrecht van de iconenverering triomfeerde en werd vastgelegd in het 7de oecumenisch concilie. De verering werd toen volwaardig ingeschakeld in het kerkelijk leven; zij werd tevens aan heilzame banden gelegd.
De theologie van de iconen heeft veel te danken aan de heilige kerkvader van dit concilie, Johannes van Damaseus. ‑Voor het Westen is de afbeelding eigenlijk bijkomstig in het leven van de Kerk: een versiering, een illustratie voor de ongeletterde, hoogstens een hulpmiddel om de tegenwoordigheid van God en de heiligen voor ons op te roepen. De Westerse bisschoppensynode onder Karel de Grote in 794 weigerde uitdrukkelijk de beelden of afbeeldingen op gelijke voet te stellen met het kruis of met de bijbel. Wellicht heeft het Westen toen de ware grond van de zaak niet begrepen. Verschillen in wijsgerige denkvormen liggen hierbij ook aan de basis. Ons erfgoed van Kruis en Bijbel loopt gevaar een dode letter te blijven als het niet voortdurend wordt doorgegeven als een levende en altijd nieuwe boodschap aan de gemeenschap van alle mensen door tijden en volkeren heen. Het hele liturgische beleven van de Kerk is er essentieel op gericht Jezus en Zijn Evangelie voortdurend tegenwoordig te stellen voor de mens van het ogenblik. De liturgie behoort bovenal een" levende" traditie te zijn, die de mens treft door dezelfde krachten waarmee Jezus de apostelen trof in het Heilig Land. Het Oosten heeft niet alleen behoefte aan een liturgie van Sacramenten en een liturgie van het Woord. Zij wil ook de verrezen Christus aanschouwen in een liturgie van het Verschijnen". God, het goddelijke, is onzichtbaar, maar de menswording van Jezus, Zijn gedaanteverandering, Zijn verschijnen als Verrezene, waren een gebeuren voor oog en oor van zijn leerlingen omdat en opdat ze geloofden. Voor zover wil de Oosterse Kerk dit goddelijk gebeuren levendig houden voor oog en oor van al wie gelooft. En in zoverre die eruptie van het goddelijke onder de mensen door de kracht van de genade en van de H. Geest voortdurend tot uiting komt in de heiligen, wil de Oosterse Kerk deze gedaanteverandering, die zich in haar voltrekt, laten aanschouwen.
Moge het ook het Westen gegeven zijn door het aanschouwen, het biddend aanschouwen van de iconen, iets te vermoeden van de « hemelse liturgie die in het Oosten als een gesluierd maar blijvend visioen de liturgie van het Woord begeleidt.
Chevetogne, Pinksteren 1968.
 
|