Brussel en het Brusselsxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Oorsprong van het Brussels
Door vermenging van legenden en historische feiten, blijft de oorsprong van Brussel (Brosella, Bruoscella
) een moeilijkte ontwarren kluwen.
Historici en specialisten hebben trouwens ieder hun standpunt in dat verband.
Het jaar 977 lijkt het meest weerhouden te worden als referentiedatum voor de stichting van de stad, toen Karel van Lotharingen op het Sint-Gorikseiland een Castrum (tijdelijk of definitief, versterkt kamp, gelijkend op een stad) liet bouwen.
Nu nog wordt de Sint-Goriksbuurt beschouwd als het historisch centrum van de stad Brussel.
Het Brussels daarentegen, heeft heel duidelijke origines, het komt van het Frankisch, een West-germaans dialekt.
Toen dat Babants was geworden en gesproken werd in de omgeving van Brussel, Leuven en omstreken, noemden de Brusselaars het in de 16e eeuw Vloms. Het is evenwel geen Vlaams dialect en nog minder Frans.
Eigenlijk is Brussels niets anders dan een mengeling van Vlaams, Frans, waarschijnlijk ook Spaans en zelfs Engels.
Taalspecialisten onderscheiden drie varianten :
- Het Marols
- Het Bargoens
- Het Beulkemans
Het Marols :
Veel Waalse arbeiders kwamen in het begin van de 18e eeuw naar Brussel werken.
Ze vestigden zich in de geografische zone tussen de Hoogstraat en de Wolstraat, vlakbij het klooster van de Maricollen (vereersters van Maria) en stonden mee aan de wieg van het Brussels Marols.
Het werd vooral populair in 1920 door de uitgebrachte
Les fables de Pitje Schramouille van de Gentse dichter, advokaat Roger Kervijn de Marcke ten Driessche, maar is nu bijna helemaal verdwenen.
Het Bargoens :
Historicus George-Henri Dumont heeft het in zijn werk
Histoire de Bruxelles Biographie dune capitale over het Bargoensch. Dat Bargoensch werd overigens gesproken door de marionnetten van Toone III in 1890, is eigenlijk gewoon een taaltje dat leentje-buur ging spelen bij het Vlaams, het Frans, het Latijn, het Hebreeuws, het Spaans en het Duits.
Het Beulemans :
Deze sappige mengtaal van het Vlaams en het Frans is ontstaan uit de vervorming van het Frans dat tweetalige Brusselaars van Vlaamse origine spraken, met behoud van de denkwijze in hun moedertaal. Het is sterk aanwezig in het Brussels en in wat de Fransen menen Belgisch te zijn.
Het toneelstuk : Le marriage de mademoiselle Beulemans van de auteurs Fonson en Wicheler, waarin een typische Brusselse familie, centraal staat, blijft tot op de dag van vandaag in het buitenland het cliché van het Belgisch.
Historisch gezien is de referentie naar het Nederlands de meest juiste, maar geleidelijk werden verwijzingen naar het Frans ingevoerd, naargelang de sociale en culturele evolutie van Brussel.
Het is trouwens deze verfransing van het Brussels, laat staan van het Vlaams, die resulteerde in wat we hierboven het Beulemans noemen.
Kortom, we kunnen dus stellen dat er eigenlijk drie soorten Brussels zijn : het Franse, het Vlaamse en het Marols Brussels.
Dit is een uittreksel uit : Assimil Benelux N.V. 2000