Er werd me verteld dat ik als peuter vrij vroeg kon babbelen.Trouwens nu nog, ik heb steeds wel iets te vertellen. De zondagmorgen was ik steeds in de buurt van mijn vader te vinden. die duivenliefhebber was. En zijn duiven mee stuurde op buitenlandse vluchten. Buren,vrienden,familie enz. hadden er steeds hun plezier in om aan die kleine peuter te vragen. Maria waar speel je met de duiven,en heel fier antwoorde ik steeds: "Op Arras en Bretoël".Naar het schijnt werd me dat een honderden malen gevraagd. In de winter van negentienhonderd acht en veertig (maart) werd ik zwaar ziek en moest in het ziekenhuis opgenomen worden, toen men aan ons moeder vroeg voor welke dokter ( dokter van Coppenholle)zei ze in paniek dokter coma. ( ik zou toen in coma geweest zijn ten gevolge van zeer hoge koorts bij ons op den buiten noemden ze dat de sesskes ) In dat ziekenhuis had die bewuste dokter een aangenomen kindje en dat kwam tijdens de bezoekuren op de zaal en wou steeds met me spelen, maar ik wou niet spelen met moriaantje zo zwart als roet.En soms denk ik me bepaalde zaken van die periode te herinneren zoals dat ziekenhuis, dat er geen deur aan die zaal was maar een gordijn, dat die zich in een kelder bevond. De naam van een liliane speelt daar ook een rol, moriaantje, mijn verjaardag (3 jaar geworden in het ziekenhuis),de cadeau van toen een slaapkleedje, het terug huiswaarts gaan met de trein, en het niet meer kunnen stappen.Een vreemde mevrouw die samen met ons moeder me een hand gaf en dat ik zo opnieuw wou stappen. Praten kon ik zeer vroeg, maar lopen was een ander probleem, ik was achtien maand vooraleer ik alleen wou lopen en het was dan op vraag van een oom (die toen nog bij mijn ouders inwoonde mijn vader zijn jongste broer) die vroeg allez andrea kom nu eens alleen naar mij want morgen ben ik hier niet meer, dat ik spontaan naar hem toeliep, en van dan af aan liep ik alleen.
20-04-2006 om 00:00
geschreven door maria
|