Kleiner en lichter dan koolmees, met blauwe,wit
omkaderde kruin.Juveniele hebben op kop vuil geel in plaats van wit en
vuil groeachtige kruin.In gesleten kleed vaak zeer vale,gelige
onderdelen.Noordafrikaanse ondersoort ultramarinus verschilt evenals
vier ondersoorten op Canarische Eilanden door blauwgrijze
mantel,zwartachtige kopstrepen,donkere kruin,langere,dunnere snavel en
duidelijk ander geluid.Zang een lieflijk,helder,aanhoudend
psiet-sie-sirrrrrrr.Andere geluiden zijn bijvoorbeeld een snijdend
tjerr err err err,een springerig,zilveren tjie-die-die-die of
ptsie-tsie-die-die-die,een pieziezeh en een ijl psie.Talrijk broedend
in bossen,parken en tuinen,in boomholten en nestkasten.In herfst en
winter vaak in riet,waar hij zich voedt met rietstengels overwinterende
insektenlarven en -poppen.Eet procentueel minder zaden en bessen dan
Koolmees,meer insekten.Standvogel.Van noordelijke en oostelijke delen
van broedgebied trekt echter groot aantal in september-oktober naar
zuiden en in sommige jaren treden invasies op.