Eerst en vooral: oorwormen zijn geen wormen en ze kruipen ook niet in de oren mensen. De oorwormen in onze streken zijn 5-25 mm grote, licht tot donkerbruin gekleurde insecten. Hoewel ze een vleugelloze indruk wekken, ze hebben wel degelijk vleugels en kunnen in de meeste gevallen ook vliegen. Typisch zijn de krachtige tangen aan het uiteinde van het achterlijf, bij de mannetjes met kleine tandjes. Ze dienen als wapen tegen vijanden, om prooien vast te grijpen en om de vleugels te ontvouwen. Ook bij de copulatie spelen ze een rol. Van de in totaal +- 1300 bekende soorten komt slechts een handvol bij ons voor. Ze zijn 's Nachts en in de schemering actief. Overdag houden ze zich schuil in donkere hoekjes. Het zijn voornamelijk aaseters en rovers, want ze voeden zich met dood plantmateriaal of kleinere insecten, larven en trage soorten zoals slakken. Wanneer ze in grote aantallen voorkomen kunnen ze zich ook voeden met fruit, bloemen of groenten.