((Opgelet: Het recentste artikel staat steeds bovenaan. Om eerdere artikels te lezen moet je verder naar beneden scrollen.))
Het vertrek
Eindelijk de grote dag. De dag waar onze 31 pelgrims zo naar uitgekeken hebben. Het vreemde van de peregrino(a), de pelgrim, ontdekken en ervaren. Een vreemd bergland, vreemde mensen langs de weg, een vreemde taal, vreemde verwachtingen. Hoe zal ik als pelgrim dat alles kunnen ont-vreemden? Was mijn angst terecht? In de autocar (zeg niet zo maar ‘bus’ tegen een autocar) zingen we het overtuigd uit dat we samen onderweg zijn. Over luttele tijd zullen we effectief SAMEN onderweg zijn.

In het eeuwenoude sfeervolle kerkje van St.-Jean-Pied-de-Port mag ik voor die mooie groep Neos-pelgrims de pelgrimszegen uitspreken:
“… … Pelgrim, ga nu maar op weg naar jezelf. Met het hart van een pelgrim, alleen en verbonden, stappend en gedragen. En ik ga mee, zegt God, op de zoektocht naar jezelf, op je reis naar binnen en ik wacht op je als je thuiskomt bij je zelf en zo thuiskomt in mijn liefde. Ik zal er zijn voor jou, altijd. Hij moge jullie alle zegenen: Johan, Carlos, Jean-Pierre, Karine, Annie, Eleane, Stefaan, Mieke, Raf, Lieve, Lyd, Jacqueline, Vroni, Viviane, Doris, Sabine, Wim, Grete, Nest, Christa, Marc, Monique, Nicole, Anne, Marleen, Kristien, Hedwig, Yo, Myriam, Pier.
In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Pelgrim, ga nu en ik wens jullie allen een buen camino!”
Werden de gezegende woorden hun krachtige motor, werd het kaarsje de vlam in hun pijp om hen over de Pyreneeën te jagen?


Je las op hun stralende gezichten dat ze er goesting in hadden. De tegenwind was hevig. Misschien de welgekomen airco voor de zon die de herfstkleuren nog feller in de verf zette.

En jij begeleider, waar liep jij? In de vroege morgen merkte ik op de deelnemerslijst dat ik de oudste deelnemer van de groep ben. Dus daarom hoorden jullie mij niet hijgen over die ruige bergrug. Ik herinner mij nog levendig dat ik vorig jaar op een heel steil stuk moeilijk naar adem kon happen. En met mijn beperkte training na een overdrukke Neos-periode stelde ik die zware bergtocht van vandaag liever uit. Ik wilde geen risico nemen. Jullie zouden toch niet graag in mijn blog een titel lezen als: “Hij hapte naar zijn laatste adem”.
Ik hapte liever in mijn middagbrood op het terras van La Posada. Ik wilde mijn geest laten rusten in de donkere kloosterkerk. Stil worden en warme gedachten mijn geest laten beroeren.

Deze morgen aan de ontbijttafel vertelt een pelgrimsgezellin mij dat zij haar lieve man 8 jaar geleden verloor. Amper 64 jaar was hij. Zij loopt die tocht voor hem. Hij zou zeker met haar hier aanwezig geweest zijn. Neen, hij zal elke dag met haar meestappen. Hoe diep gaan pelgrims in het toevertrouwen van wat hun hart roert.
Duizenden pelgrims op deze camino. Elk houdt er zijn gevoel aan over. Ik ken zijn of haar diepe roerselen niet. Een andere de mijne niet. “Die Gedanken sind frei, wer kan sie erraten”. Ieder mag denken wat hij wil maar wie kan die gedachten raden?
Zoals de Canadese in de film van gisteren. Zij had duidelijk een ander probleem dan haar rookverslaving. Plots doemde in een ogenblik haar echte (gewetens)probleem op. De abortus die ze pleegde op haar kind. Zij hoort op die weg de kreet van haar “weggegooide” kind.
Ik las deze morgen in mijn Dagelijks Bijbelcitaat een passage uit Spreuken 31, 10: “Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Ze is meer waard dan edelstenen.” Zoveel sterke vrouwen hoor en zie ik hier rond mij. Zoveel sterke vrouwen hebben mijn leven ook een richting gegeven. En nog zoveel andere. Dag moeke, ik heb je gevonden. Het wordt een innig dankmoment.
Ik kom uit de kerk. Ik keer terug naar La Posada. Daar zit nog iemand die meer pijn lijdt dan de gekwetste voet van twee weken terug. De pijn van het niet kunnen meestappen, het leed van niet mee onderweg te kunnen zijn.
Als ik de kloostermuur voorbijkom zie ik mij 18 jaar geleden weer liggen rusten tegen die muur. Het was 1 mei 2001. De angst die ook mij bevroor toen ik voor de eerste maal aan die pelgrimstocht begon ontdooide in die prille lentezon heel snel na die 26 km lange bergetappe. Was het dat maar? Ik was toen 57 jaar. Vandaag 75 jaar. Hoe toevallig, een inversie van cijfers. Gelukkig dat ik mag toegeven dat ouder worden mijn geest niet aangetast heeft maar helaas, over het fysiek van weleer kan ik alleen nog dromen. Willen Neos-pelgrims een dergelijke begeleider nog wel? Die gedachte houdt mij sterk bezig. En toch, morgen probeer ik het.
Onze eerste duif komt binnengevlogen, een West-Vlaamse doffer. Hij zet zich fier neer op de pier van La Posada. Zelfs het knieverband hield hem niet tegen op de lange vlucht over de Ibañeta-pas.
De een na de andere komt binnen. Ze worden geklokt terwijl ze op zoek zijn naar krachtige dranken. Staat Ricard niet op de lijst van verboden stoffen? Volgens mij is cerveza niet meer dan cero coma cero cero cero cero cero cinco.
De duivinnetjes kwamen stralend op of naast de pier zitten. Een duivinnetje vond het zelfs nodig om de lippen wat rood bij te stiften.
Wat een feest. Geen enkele negatieve zucht. Wat een duivenkot. Welke prijsduiven! Zelfs met een hevige tegenwind braken zij het Neos-record van de laatste 5 jaar. 20 minuten eerder binnen dan deze van vorig jaar. Er kwam zelfs een doffer binnen met twee zakken op hem. Als dat geen buitensporige man is.
Op het terras of beter op de til van La Posada klonk hun roekoeën als één vreugdelied. En de twee sukkels die niet ingekorfd waren konden zich enkel maar laven aan de sterke verhalen.
Maar wat een plotse ommekeer! Het duivenkot veranderde in het restaurant te Burguete in de kortste keren naar een kippenhok. Ratelen en kakelen. Ik zal er weinig over verder vertellen. De ene kip overstemde de andere, de ene haan wilde aan een blozend kippetje zijn heldenverhaal kwijt en toen werd het heel even stil.
Er werden kippen op het bord geserveerd! Als je nu denkt dat die stilte een rouwmoment was, dan heb je het lelijk mis. Ze verslonden de stukjes kip haast met huid en haar. Ik werd bijna horendol. Nu gooi ik de knuppel in het hoenderhok. “Dames, heren, ik wil mijn verhaal voor morgen kwijt.”
Hoe geraak ik als kraaiende haan ooit meester over een hok van twee derde kakelende kippen tegenover één derde fiere haantjes.
"Een sterke vrouw..." Sint Jacobus, help mij.
Chris
|