Wat een dreigend wolkendek boven onze gezegende hoofden. Het wordt een valiezenvlucht door een hevige stortbui. De eerste maal in mijn pelgrimsbestaan van Neos moeten wij de fotosessie rond het bronzen Jakue-beeld schrappen. Jakue is het Baskische voor Jacobus.
We staan wat schuchter naar de hemel te kijken. Een aantal hoopt dat het toch zo geen hele dag zal zijn en echte pelgrims sturen misschien in alle stilte naar Jacobus een gebedje om de tocht droog te laten verlopen.
Het manna valt uit de hemel. De lunchpakketten worden gedropt door de regenvlagen door. Geen fotosessie, dat was al beslist wegens te donker. Wij willen alleen met een zon vereeuwigd worden. Te voet naar de brug of met de car? Algemene consensus, de dames wandelen als koninginnen over hun brug en de paladijnen volgen onze majesteiten gedwee in hun spoor. Hoe snel een promotie ontstaat: van kip naar koningin. Ja, misschien vandaar het koninginnenhapje.
Zie zelf op het beeld hoe zij stralen, zelfs met hun regenkleed. En de goede kijker ziet in de achtergrond al wat hemelsblauw. Ons morgenlied Ultreya galmt alsof de weermaker Will Tura’s lied hoort, “Blauw, zo hemelsblauw in gouden zonneschijn…”
En warempel een regenboog verschijnt aan het firmament. Natuurlijk, vandaag beginnen de regenboogwedstrijden in de wielersport.
We stoppen in Navarrete aan de kerkhofmuur waarin een gedenkmonumentje geplaatst is ter nagedachtenis aan Alice De Craemer, een Vlaamse pelgrim die in 1986 in die omgeving door een camion van haar fiets gemaaid werd.
Onze wandelaars zijn als verrezen uit de kerkhofgrond en lopen al snel de wijngaarden van de Rioja in.
Wat een vondst om een WhatsApp-groep te maken. Mijn smartphone houdt niet op te piepen. Wat een weelde van beelden worden doorgestuurd. Het wordt moeilijk om een selectie te maken.
Onderweg had ik een prijs beloofd aan de pelgrim die mij een foto kon sturen van het mooie gedicht van een Spaans priester op een betonplatenmuur.
Ik kreeg er al een doorgestuurd. De dag is nog niet om, ik verwacht er nog meerdere.
In Nájera zitten we op onze uitkijkpost aan Bar Naxara om onze pelgrims op te vangen. Dit is al drie jaar de vaste aankomstplaats geweest op een zondag. In het verleden werden hier met wijntjes en biertjes krachtige verhalen opgedist en elke maal konden we om halfvier richting Santo Domingo de la Calzada vertrekken.
Dit jaar horen we om twee uur van de barman dat hij zijn keet sluit. Een vlugge ondernemer laat zich niet van de wijs brengen en onderhandelt snel een fles Riojawijn met 3 glazen voor 7 euro. Hij is safe en bovendien laat hij andere delen in zijn wijnvreugde.
Waarom sluit die man nu en in het verleden niet? Er heeft een belangrijke corrida plaats. Blijkbaar zijn de stierengevechten hier even aantrekkelijk als een voetbalmatch Brugge – Anderlecht. (Oei, Anderlecht heeft weer een couckie aan zijn been).
Pelgrims die nu aankomen stuur ik door naar een nabije horecazaak.
Iedereen is binnen op 2 lieve koninginnetjes na. Slechts één pelgrim was zo alert om het gedicht te vinden en door te sturen. Un gran cerveza is zijn beloofde loon. ¡Salud!
Waar blijven die 2 onschuldige koninginnetjes toch? Ik hoor dat zij werkelijk elke pelgrim op de weg aanspreken. Amai! En er liepen er zoveel op de weg. Zij weten tenminste wat ontmoeten is. Ik probeer hen via WhatsApp te bereiken. Zij zijn er heel gerust in want ze komen nu pas voorbij de sportzaal. Het is nu al half vier en de laatste arriveerden om kwart voor drie. Ik haal nooit mijn vooropgesteld vertrekuur. Nu een telefoontje van de “ontmoetende” pelgrim. “Ik ben op de rotonde en ik zie Sercu voorbijrijden, waar moeten wij zijn?” “Por favor, kom naar de brug over de Najerilla.”
Sercu’s car verschijnt en eindelijk ook ons “ontmoetende” duo. De pelgrimsfamilie is weer compleet.
Geen stapelbedden voor Neospelgrims maar rusten in een luxueus bed in een verbouwd klooster van Franciscanen en thans een annex van het Paradorhotel.
Ik zie een aantal kippetjes en ook een paar haantjes die nieuwsgierig zijn naar mijn verhaal van de kip en de haan in de kathedraal van Santo Domingo de la Calzada. Ik wist niet dat mijn verteltalent zo meeslepend kon zijn. Er waren zelfs dames die de kip en de haan levend van het spit zagen springen. Ik weet alleen dat de Duitse jongeling levend van de galg gehaald werd maar zij wilden weten wat nadien met die jonge man gebeurd was.
In het Paradorhotel naast de kathedraal ontmoet ik niet alleen mijn geliefde Pacharán maar ook de een na de andere pelgrimsgezel. Zij stralen op hun zondags in Santo Domingo. (Domingo is het Spaans voor zondag).
;
Wat een feestmaal. Asperges, kabeljauw, chocoladetaart, koffie. Ik ga vlug naar mijn slaapstee. Ik wil mijn gezellen nog de laatste afspraken doormailen maar vooral ik wil mijn geliefde op het thuisfront horen. Sorry, dit verhaal is enkel voor mij bestemd.
Chris
PS. Er zijn bezoekers van onze blog die willen weten hoe iets toe te voegen aan ons gastenboek. Ga naar de rechterkolom en in de rubriek “Gastenboek” klik je op toevoegen. En wij lezen graag je reactie.
Het was rustig in de oude kloosterzaal om te ontbijten. Of het verhaal van de kip en de haan had een onuitwisbare indruk nagelaten of we kregen een plotse metamorfose, nonnetjes en paters ingetogen naast en bij elkaar voor een zeer gevarieerd ontbijt.
Mathias Sercu zwierde met zijn krachtige jeugd onze koffers in zijn koffers terwijl wij verrast de rijke inhoud van ons lunchpakket zagen.
Een half uur later stonden we al in Tosantos. “Chris, wij hebben nog niet gezongen!” hoor ik roepen. Juist, niet uitstellen en uit de car met zicht op de rotskapel zingen we vol overtuiging “Ultreya…” Voor de plaatselijke bewoners klonk het als een onverwachte aubade. Zal ons laat gezongen ochtendlied de zon wakker maken?
Op de volgende stopplaats in Villafranca – Montes de Oca vind ik in de drukbezochte bar “El Pajaro” de gelegenheid om mijn blog bij te werken zodat onze talrijke lezers zelfs op een maandag nog iets kunnen vernemen vanop ons pelgrimsfront.
De ene liet zijn wandelsticks op de bus liggen, een andere de hare lagen nog in de hotelkamer, nog een andere vergat haar zo rijkelijk lunchpakket mee te nemen… Blijkbaar kennen pelgrims ook dat maandaggevoel.
Laptop dicht, veilig weggestopt en de senior kan beginnen klimmen over de Montes de Oca. Hijgend bereikt hij een overdekte schuilplaats. Die rechterschoen moet uit, er zit een vervelend steentje met mijn teentje te spelen. Wat een verlichting. Het getik van mijn wandelstokken brengt mij weer in ritme.
Alsof we in een indianendorp terecht komen. Toch een gezellige plaats om de alu-folie los te wikkelen. Wat een dikke verrassing, wat een dik gevulde boterham. Met wijd opengesperde mond krijgen we hem verorberd. Een fruitsapje, een melkdrankje, een flesje water, een snoepreep, een stuk fruit. Onze rugzak weegt onmiddellijk wat lichter.
En met dit krachtvoer kunnen we stevig doorstappen naar het onooglijke dorp San Juan de Ortega met slechts 18 (achttien) inwoners en honderden pelgrims per dag.
Meteen als je er aankomt valt de grootsheid van dit bedevaartsoord op. Een klooster, vandaag een pelgrimsherberg met ongeveer 60 bedden, een Sint-Niklaaskapel, een monumentale kerk.
Wat nog meer opvalt, twee lieve dames, de laatste van gisteren, de eerste van vandaag, zitten tegen de muur van een bar beschut tegen de kille wind. Zij zien uit naar de slakken die allesbehalve langzaam over het plein kruipen. Hoe durven zij!
Ik wil mijn volgelingen het verhaal vertellen van die heilige wegen- en bruggenbouwer van de 12de-eeuw, hoe hij aan de bouw van dit klooster, kapel en kerk begon, hoe die lieve man zo moeilijk zijn eeuwige rustplaats vond, over die lichtinval rond 21 maart of 21 september op het kapiteel van een zuil, hoe de H. Jeronimus met de leeuw omging. Ik voel mij kleintjes. Het verhaal van een Vlaams gezinnetje dat met de fiets op het plein arriveert heeft meer aantrek.
Toch deed het me deugd te horen dat zij Santo Domingo onmiddellijk herkenden.
Een mooi uur wanneer wij in Burgos aankwamen.
Ideaal voor "kleine wasjes of grote wasjes zonder wasmasjien”. Ideaal om de stad al eens te verkennen. Ieder had zijn verhaal voor we naar de avonddis gingen.
Het moment om afspraken te maken. Wie gaat morgen mee met de taxi naar Cartuja de Miraflores, het kartuizerklooster met zijn uniek retabel en grafmonument.
Als je met ondernemers op baan bent, moet het je niet verwonderen dat het vooraf geplande voorstel al meteen gecounterd wordt. Gevolg 2 taxis om 10 u en 1 taxi om 13 u.
Een laatste slok wijn om een diepe slaap te vinden.
Hoe lang de nachtelijke fantasie geduurd heeft van die nachtkippetjes is nergens uitgelekt.
Als je dergelijke titel leest zou je wel eens kunnen gelijk hebben dat er vandaag niet teveel op onze blog verschijnt. De redacteur van de blog neemt allesbehalve rust. Terwijl hij dit hier zit te typen op een ogenblik dat een normale mens al in zijn bed kruipt, zit jullie dienaar hier met wijd gesperde open mond te geeuwen. Ik ben geen selfie-amateur, anders kon ik jullie die verkrampte blik laten zien.
Rust is niet gegund aan de herder van die kudde prachtige pelgrims. (Ik vond het beeld dat Inge in ons gastenboek schreef zo treffend.)
Zelfs op een rustdag wilde ik vroeg uit de veren. Ik wilde mijn spinsels van de avond ervoor nog eens nalezen om ze zo gauw als kan de wereld in te sturen. We mogen onze lezers toch niet op hun honger laten zitten.
De honger knaagt. Ik laat mij verleiden aan al die geneugtes die uitgestald liggen op dit super gevarieerd ontbijtbuffet in het NH Hotel El Palacio de Burgos.
Vooraleer we met de taxi vertrekken wil ik kort de geschiedenis van het Kartuizerklooster Cartuja de Miraflores nog eens in de diepte herlezen. Een aantal pelgrims wilden het nog voor de middag zien en zij konden profiteren van mijn uitleg. Andere wilden iets lekker lang in bed blijven om lekker uitgebreid te kunnen ontbijten. Zij zouden rond de middag de rijkdom van het arme klooster kunnen bezichtigen.
Dit is het enige Kartuizerklooster in de wereld dat bezoekers toelaat. Hier zijn nog 20 monniken actief met de meest strenge regels die je kan voorstellen. 18 uur in alle eenzaamheid en stilte in hun zeer povere cel om te werken of te studeren. 6 uur samen in gebedsdienst, het enige moment dat ze hun stem in een gebed of lied kunnen gebruiken. Afgesloten van de buitenwereld hebben ze de zondag een wandeling van 4 uur waarop de prior hen vertelt wat er zo al in de wereld gebeurd is.
Zou hij hen vertellen dat Neos vandaag met 12 pelgrims kwam zien naar die prachtige kunstwerken van de Antwerpenaar Gil de Siloë? Wat een onvergetelijke kunst dit unieke retabel, wat een gebeiteld kunstwerk dit grafmonument, hoe ontroerend mooi die kleinere beeldhouwwerkjes. En dan spreken we nog niet van de glasramen door Vlamingen gecreëerd. Ook in de 15de-eeuw waren Vlaamse kunstenaars gegeerd.
Zou die prior gezien hebben hoe ik door een Spaanse gids de mond gesnoerd werd. Hoe is het mogelijk? Als Vlaming mag ik toch ook mijn trots en fierheid tonen als ik dergelijke meesterwerken zie. Ik liet hem in zijn Spaanse furie. Hij was nog maar net het hoekje om (figuurlijk) en ik kon rustig mijn uitleg doen.
Mijn toehoorders waren onder de indruk van die onvergankelijke schoonheid.
Gratis toegang. Dan kan er toch een souvenirtje af en wat voor een. In de echte zin van het woord een rozenkrans, een krans van rozen. Een paternoster waarvan de kralen gemaakt zijn met 3000 (drieduizend) geperste rozenblaadjes. Als dat geen monnikenwerk is.
Terwijl pelgrims onder de Melkweg stappen vergaren zij inspiratie en verliezen liters transpiratie. En op een rustdag zoals in Burgos worden pelgrims geroerd door eeuwenoude kunst in la Cartuja of in Las Huelgas of in de kathedraal.
Het kan ook met een stevig glas wijn want “in vino veritas”. Ja met wat wijn worden ware toogwaarheden verkondigd.
Tussendoor wil ik mijn eigen pelgrimsopdracht niet verwaarlozen. Ik probeer dan op die rustdag (!?) naar twee mensen die heel recent een moeilijk moment te verwerken hadden een schouderklop te sturen.
Ik wil jullie uit een brief een passage laten lezen: “… Op die camino lopen is hijgen, zweten maar ook je geest laten werken. Die pelgrimsweg is de ideale weg om in de achteruitkijkspiegel te durven kijken. Dit is wel iets heel anders dan het verleden achter ons laten. In die achteruitkijkspiegel zien we of we veilig vooruitgaan, of we moeten bijsturen en zijn we ons bewust van wat we met vallen en opstaan gerealiseerd hebben. Is het niet omdat we met een vaste regelmaat in die spiegel keken dat we samen en met nog zoveel andere een mooie weg mochten lopen…”
Zo is het toch. Als we in onze wagen niet regelmatig in de achteruitkijkspiegel kijken zouden we al menig ongeluk veroorzaakt hebben. “Doe wel en zie niet om” is duidelijk in tegenspraak met mijn gedachte.
Hieronder kan je zien dat het kathedraalbezoek, het vrij genieten van de gezellige stad Burgos een zeer welgekomen moment was in ons pelgrimsprogramma.
Toen ik deze avond de gezichten van onze pelgrims zag moest ik onmiddellijk terugdenken aan een zinnetje uit onze pelgrimszegen: “…Vertel iets dat niet begint met een woord… “
Zonder een woord zag de herder de vreugde van een prachtige groep pelgrims. Ik geniet diep in mijn hart mee. Bedankt pelgrimsgezellen voor jullie hartelijke vreugde.
De duivel van de pelgrims heeft ons engeltjes niet kunnen bekoren om na die rustdag te blijven rusten. Integendeel, gelukkig waren ze dat ze weer de stapschoenen mochten aanbinden. Zelfs het zonnetje boorde zich al heel voorzichtig door het wolkendek en nog iets meer toen ze ons zonnelied “Ultreya…” hoorde.
“Ik krijg kippenvel als ik dat lied hoor.” Het was een terechte opmerking van iemand van onze pelgrimsorde, zelfs een heel normale uitspraak van een van onze sympathiekste kippetjes.
In het puin van het eeuwenoude Sint-Antoniusklooster, Convento de San Anton, was het geen menselijke puinhoop die zich klaar maakte voor de vijfde etappe. Zie zelf hoe die springlevende kudde leven brengt in de vergane pelgrimsglorie van weleer. Onder de Neosvlag voelen zij zich beschermd om Jacobus te gaan omhelzen in Compostela.
Toen ik hen attent maakte op de fel klimmende weg die ze van ver konden zien, hoorde ik alleen maar klanken die er op wezen dat het niet lang zou duren of die Mostalares-hoogte zou door Neos snel verorberd worden. Ik vertrok in Castrojeriz, 4 km later dan de kudde in grote vorm. Ik kwam boven stilaan weer op mijn normaal ademritme toen het jong geweld van Neos al kwam aanstormen. De pater familias (ja, de oudste van de bende ben ik) kreeg toch een respectueuze groet. Ze lieten mij wel links liggen, want ze moesten rechts van mij verdergaan.
Zelfs de afdaling van 18%, recht naar beneden, was een lachertje voor hen, voor mij ook. We waren aangekomen in de meseta, een hoogvlakte tussen de 700 en 900 m en gehaat door veel pelgrims. Ook wel de woestijn van de camino genoemd omwille van zijn openheid, zijn magere grond. Spanjaarden omschrijven de meseta als: “Nueve meses de invierno y tres meses de infierno”, negen maanden winter en drie maanden hel of een lange koude winter en een korte fel hete zomer.
Op die brede zandwegen zie je kilometers voor je de weg die je nog moet lopen, alsof we de oneindigheid tegemoet lopen. Een ideale weg om je geest aan het werk te zetten. Ik loop een Canadese voorbij met een zware rugzak waarop een vlaggenschildje van haar land met het esdoornblad. “Buen camino!”
Als ik die volgepropte rugzak zie, denk ik spontaan terug aan die zware ballast die ik op mijn drie tochten ooit meesleurde. Ik weet nog heel goed toen ik in april 2004 in Zottegem vertrok hoe ik de aanwezigheid in de pelgrimsmis van zoveel kennissen en vrienden omschreef als “mijn rugzak wordt zoveel lichter als ik weet hoe tal van vrienden vanop het thuisfront mijn tocht willen volgen en meeleven…”
En zo is het, als ik weer in die achteruitkijkspiegel kijk, voel ik weer de warmte en de kracht van het thuisfront, die mij vooruithielpen.
In een rugzak zit veel meer dan noodzakelijke spullen. Hij kan lichter worden door de vreugde die je verder draagt. Verdriet en tegenslagen kunnen hem helaas ook zeer zwaar maken. Je kan van thuis vertrekken om langs die camino eens alles op een rijtje te zetten. Hoe pak ik het verder aan. Het kan ook de pijn zijn van een ziek familielid, van een zieke vriend die je wilt verwerken.
Ik leef diep mee als ik het pijnlijke verhaal hoor van een pelgrimsgezellin, een moeder wiens jonge dochter gisteren het harde verdict van haar ziekte moest vernemen. Wat weegt die rugzak voor haar plots zo veel zwaarder. De pijn in een moederhart, onnoemelijk hard.
Die rugzak brengt mij ook terug naar de rugzak van een paar goede vrienden die recent ook heel wat tegenslagen moesten incasseren, waar de pijn in het geheel niet geheeld is. Dan ben ik de hemel dankbaar dat ik met een woord, met een schouderklop de rugzak van mijn medemens een ietsepietsie lichter kan maken.
Zonnebloemen in de meseta, hoe brengen ze leven en kleur in hun volle bloei. Een maand geleden mochten ze dit dorre land nog kleuren, en vandaag staan ze te treuren. Eentje bleef sterk. Maar hun stille dood wordt dra vitaminerijk leven voor ons, hun olie wordt de zon die onze cholesterol verbrandt.
Je ziet ook menselijke zonnebloemen op die saaie weg lopen. Ook zij brengen zon en zeker als je op de rugzak “Neos” ziet stralen en nog meer als je weet hoeveel pijn vooraf moest passeren vooraleer die zon nu haar eerste volwaardige stap op de camino kon zetten.
We kennen allemaal het bijbels verhaal van “De Verloren Zoon”. Wie of wat heeft onze pelgrim doen beslissen om onze kudde te verlaten. Als goede herder probeer ik hem aan de telefoon te overtuigen. – Duizenden jaren geleden had die vader vol smart nog niets gehoord van een smartphone. – “Maar lieve man toch, wat gaat er verkeerd? Mooi, dat je weer de warmte van onze stal wil voelen. Blijf in de schaduw van de kerk van Frómista en wij zullen je over enige minuten weer in onze armen sluiten.” Een zucht van verlichting aan de ene kant van de telefoon en ook aan de andere kant.
Kom lieve pelgrims we gaan op zoek. We zijn nog maar net buiten de oase van Boadilla del Camino, als ons verloren schaap aan de schandpaal van het dorp arriveert. Blatend vertelt hij dat hij niet begrijpt hoe hij die groenende oase kon voorbijlopen. Wij nemen hem met liefde weer op. Er is meer vreugde voor ons teruggevonden verloren schaap dan voor de dertig andere die de juiste weg vonden.
Frómista met zijn uniek Romaans kerkje, met zijn gebeitelde stripverhalen in de kapitelen van de zuilen. Een staaltje van doorzetting hebben die architecten hier getoond om die kerk in haar oorspronkelijke vorm te restaureren en alle aanbouwsels af te breken tot torens toe. Wat een mooi ogend en historisch verantwoord eindresultaat.
Pelgrims zijn op hun best in kloosters. Kloosters gerestaureerd tot luxehotels: Franciscanen in Santo Domingo de la Calzada, Jezuïeten in Burgos en vandaag zijn we gelogeerd in de orde van Cluny in het San Zoiloklooster.
Je treedt niet in als je een zondige levenscamino hebt gelopen, zelfs niet voor één nacht. Twee acolieten van het huis vragen onze paspoorten en als het hen past mogen we ze vanavond al komen terughalen. We kregen de sleutel van onze kloostercel met 4 sterren aan het firmament.
Een stevig avondmaal, vermoeide benen, ze nodigen mij uit om te dromen onder die sterren. Ik moet geen verloren schaapjes tellen om als een steen in slaap te vallen.
Chris
(( Om verder te gaan klik onderaan het kader op het pijltje naar links.))
Waarom zo laat deze blog? Heel eenvoudig. Mijn vermoeide geest kreeg gisterenavond na het avondmaal het bezoek van niemand minder dan Santiago, ja, van Jacobus. Hij zei: “Querido Chris, ga naar je bedje en zoek een diepe slaap. Anders zou het kunnen gebeuren dat je geen zinnig woord meer uitkraamt. Die blog mag geen blok aan je vermoeide benen worden. En blijf morgen maar eens liggen tot zeven uur. Je moet niet weer om 5 uur op je klavier zitten tokkelen.” Hoorde ik goed? Toch volgde ik die raad op. Ik interpreteerde hem zelfs iets verder. Ik nam een extra rustdag. Zo kon ik een en ander zonder veel stress bijwerken.
Misschien geeft het een vals beeld. Maar zo fit ik met mijn kompanen poseer aan het monumentje van de vermoeide pelgrims in Mansilla de las Mulas, zo vermoeid was ik s ’avonds zelf.
Ons zonnelied kreeg een staalblauw antwoord. Wat een hemel om onder te wandelen. Hoe krachtig de wil van onze geteisterde pelgrim om ook die etappe met haar gekwetste voet rond te maken. Zou het toch waar zijn dat vrouwen beter pijn kunnen verbijten dan die grootsprakerige mannen?
Of zou de verjaardag van Wilhelm, haar pelgrim voor het leven haar wil stimuleren maar zeker geniet ze liefdevol van zijn bescherming onder zijn helm. Happy birthday dear fellow.
Zelfs nu kan jullie dienaar het niet laten. In een hostal met wifi kan ik mijn blogtekst afronden, met foto’s opsmukken en de wereld insturen. Anderhalf uur later dan mijn gezellen zoek ik ook de pulchra Leonina of de mooie van León op, zoals de kathedraal genoemd wordt. Met een flinke stap over de brede grindweg, over de voetgangersbrug en door de drukke stad komt ze steeds dichterbij.
Ik krijg een jaloers gevoel als ik een dame liggend zie dromen op een bank. Over geld? Over een zalig bed? Over een omhelzing met Jacobus?
“Buen camino!” Elke pelgrim roept het je na. “Buen camino!” is ook mijn wens aan de vreemde pelgrim. Ik hijg verder en ik loop te denken hoeveel diepgang heeft die wens. Meen ik die weg gemitrailleerde woorden. Neen, ik flap het er machinaal uit. En nu neem ik het mij voor dat elke wens die ik met die woorden uitspreek ook vanuit mijn hart moeten komen. Pelgrim, wie je ook bent, waar je ook woont, je bent mijn gezel op dezelfde levensweg, een weg met hoogtes en laagtes maar met eenzelfde doel: zin geven aan ons leven. Pelgrim, ik wens je van harte een “buen camino!’
León laat mij weten dat ik in de juiste stad ben aangekomen. Wat een geruststelling! Ik loop de oude stadsmuur voorbij en nu kom ik in het hart van de oude stad. Ik hoor zijn bronzen hart kloppen. 14 uur luidt het over de stad.
De beeps vertellen mij onophoudelijk dat mijn kudde aangekomen is, dat schaapjes kennis maken of genieten van een flinke hap of frisse drank. Ik vind dit reuzenijs zo zalig. Een spion heeft het toch ook wel gezien. De foto gaat in de hele groep rond. Neen, ik zet hem niet op het blog, mijn vrouw moest het eens zien. Ik zou weer commentaar krijgen op mijn rond statussymbool.
Onze pelgrims zijn spitsvondig in het stadsbezoek. Ze beginnen zelfs onze Pier uit te dagen. Gevolg: hij spreekt al om zijn prijs aan te passen. Zou het gedaan zijn met zijn gratis verzorging? Maar als ik die foto ontving dacht ik eerst aan een voetenspel in een of ander huisje van plezier.
Een andere heeft zichzelf kunnen overtuigen dat airco wel nuttig kan zijn in een land als Spanje doch schoenen die een camino moeten lopen hebben absoluut geen luchtkoeling nodig. Een tip: neem ze mee op een tocht, plant er herfstbloemetjes in, neem er een foto van en je hebt thuis een onvergetelijk souvenir.
Ik wacht op de liefhebbers voor het kathedraalbezoek. Ik heb de indruk dat de terrasjes meer in trek zijn dan het zalige kleurenspel van de glasramen in de kathedraal. We zijn net met voldoende om een groepskorting te krijgen. Om de zonnekloppers te laten weten wat ze gemist hebben laat ik hen mijn impressie lezen die ik na mijn tocht in 2004 in mijn boek schreef. “…In Burgos werd ik door de weelde van sculpturen overvallen, hier kom ik terecht in een vederzacht kleurenbed, zo mooi in zijn details, zo teder genuanceerd, zo harmonieus in zijn geheel. Dit is kunst die streelt, die zalft, die je tot rust brengt, waar steen en brandglas in harmonie zingen…”
Of de vrees dat ze de bus zouden missen of hun plichtsgevoel zorgde ervoor dat ik de kudde als compleet kon tellen.
Na het gotisch verhaal van de kathedraal konden we een inspiratie van Gaudi bewonderen, niet zo uitbundig als we van hem gewoon zijn. San Isidoro gaf ons dan weer een les in Romaanse kunst en nog wat verder zagen we in het Hostal San Marcos een pareltje van renaissance.
Achter het hoekje stond Mathias klaar. Nu eens niet als chauffeur maar als volwaardige barkeeper. De cava gekoeld, de glazen extra opgepoetst. Hoog het glas, hoog het hart, hoog het lied! Wij wensen onze jarige nog veel camino’s.
In het Luis de León hotel vinden we hoog en droog onze slaapstee. Als onze pelgrims het zweet van hun vermoeide lichaam spoelen vind ik een lieve peregrina die mijn kommer wil lenigen.
Ik had het nog niet durven zeggen. Mijn lederen medaillon waarin een sint-jakobsschelp gegrift is, heb ik vergeten in het klooster van San Zoilo. Je hebt gelijk, ik verlies geen kapitaal. Maar dit medaillon heeft voor mij als pelgrim een enorme emotionele waarde. Vanaf 2001, vanaf mijn eerste camino droeg ik die lederen medaille op al mijn camino’s. Houdt het hier nu op? Is dit een voorteken dat ik er moet mee stoppen? Dank je lieve pelgrimsgezellin dat jij met je vlotte Spaanse woorden alles in beweging hebt gezet dat ik mijn kleinood misschien in Compostela weer rond mijn hals mag binden. Ik leef in blijde verwachting.
En na de avonddis kreeg ik dan in cel 614 het bezoek van de inspirerende geest waar mijn blogverhaal vandaag mee begon.
Ik was een uitgeslapen pelgrim toen ik deze morgen slechts om 7 uur moest opstaan. Mijn beslissing om vandaag zonder veel druk mijn blog bij te werken wordt hopelijk door de lezers gewaardeerd.
Een aangename wandeldag, een stralend weertje en weer een gekleurd parcours. Het begon over de historische brug de Paso Honroso in Hospital de Órbigo.
Moest Quiñones de held van toen die jonge deernen van Neos zien stralen hebben, hij zou de koppige dame die zijn avances afwees al lang in de rivier gegooid hebben.
In een volgend dorp wilde ik een BV gaan bezoeken. In augustus had ze onze toneelgroep al heel hartelijk ontvangen. Ik telefoneerde haar of ze een aantal Neospelgrims kon ontvangen. “Maar natuurlijk Chris, ik ga onmiddellijk koffiezetten.” “Ja, goed en wel Christine, maar ik weet niet hoeveel er hun stapritme na 3 km al willen onderbreken.” “Geen probleem, ik verwacht je.” Ik nipte aan een tas vers geurende koffie in de gezellige patio van haar albergue en ik hoorde Vlaams rumoer op de straat. Een heel rare pelgrim voor Christine’s herberg riep de Vlaamse kudde naar binnen.
Haast niemand ontbrak op de koffie op 3 hazen na die in alle haast verder liepen.
Wie herinnert zich niet Christine in het programma “Eviva España” van Annemie Struyf. De West-Vlaamse vrouw die samen met een aantal andere Vlamingen door Annemie gevolgd werd. Wat motiveerde hen om hier een nieuw leven te beginnen? Is er nooit heimwee? En nog veel meer van die typische nieuwsgierige Annemie-vragen. Om het op zijn Vlaams te zeggen ze zou de mensen het ei uit hun … vragen tot je finaal eier-struyf krijgt.
Niet zo lang meer zal Christine hier pelgrims van her en der verwennen. Zij heeft een huis gekocht in de Picos de Europa. Een woning met een heel mooi uitzicht op de natuur en voor haar met mooie vooruitzichten op haar verder leven.
Wat een bloem van een vrouw. De rust in persoon, een hart van koekenbrood. De hospitalera die diezelfde rust kan overbrengen op haar vermoeide voorbijtrekkende pelgrims. Zij is een moeder voor pelgrims. Vandaag komen zij aan en morgen zijn ze weer weg. Verder weg richting Santiago met een onvergetelijke herinnering aan die warme thuis van één nacht en nog veel verder naar hun heimat met de gedachte: “Onze wereld verdient meer dergelijke harten”.
Christine, ik moet hartelijk lachen als je mij attent maakt op het kakelend gezelschap dat ik de juiste weg moet tonen. Maar ik geef je een innige “abrazo”, een omhelzing uiteraard voor je Vlaamse gastvrijheid maar bovenal voor je groot hart voor elke pelgrim. Jij doet het, ik droomde ervan.
Mogen onze caminos elkaar toch nog eens kruisen en onze harten zeker.
Ook al wandel ik vandaag niet mee, ik kijk toch voor de zoveelste maal in mijn achteruitkijkspiegel. De edelmoedigheid van al die hospitalero(a)s heeft mij de rijkdom van dienstbaarheid geleerd. Christine vandaag, de verdienstelijke helpers van het Vlaams Genootschap, Monica in Sauveterre de Béarn, mama en papa van die lieve dochter die bij mijn aankomst plots opgenomen werd, en met hen nog tientallen meer, om zoveel dagen na elkaar de poort van hun hart te openen om die pelgrim onderdak te geven, een luisterend oor en vooral de warmte van hun hart te schenken. Begrijp je nu dat pelgrimeren verslavend kan werken? Ik begrijp niet dat mensen zo denigrerend over een pelgrimstocht kunnen spreken. Wij lopen hier vandaag met 31 Neospelgrims en zij zullen getuigen wat een pelgrimstocht, een camino met een mens kan doen.
Chris, nu word je toch heel ernstig. Sorry, het moest mij even van het hart.
En terwijl mijn kudde door het mooie Maragato-land loopt zie ik al allerlei foto’s verschijnen. Ik ben mijn volgelingen zo dankbaar voor de talrijke mooie beelden die ze mij sturen. Zo krijg ik wat meer leven en kleur in dat blog.
Ik hoor dat zij de “hippie” gevonden hebben die de pelgrims mits een donativo een stuk fruit, een drankje aanbiedt. Een ogenblikje rusten in de hangmat geeft nieuwe energie. Het doet mij deugd als ik de waardering hoor voor de bar die ik voor zijn lekkere Iberische ham aanprees. Ik zie nog liever hoe zij op het plein tegenover het bisschoppelijk paleis zo gezond zitten te genieten in het warme zonnetje, alsof elke kilometer hen nog fitter maakt.
Ik moet ook vaststellen dat de wijn op het plein beter smaakt dan in het bisschoppelijk paleis waar bisschop Vallespino, die de opdracht aan Gaudi gaf, hem door zijn vroege dood nooit heeft kunnen drinken.
Aan de Romeinse muur in Astorga hoor ik niet alleen het verhaal van twee Oude Belgen die over een Romeinse brug wandelen maar krijg ik het levende bewijs op foto. Men wist mij zelfs te vertellen dat zij lid waren van Neos. Als ik met mijn loep de foto ontleed, zie ik dat het West-Vlamingen zijn. En inderdaad Neos bestond in West-Vlaanderen al veel eerder dan de 40 jaar die volgend jaar groots gevierd wordt. Dus het kan niet anders of het moeten twee oude Belgen zijn, van die moedige soort die Caesar als de dapperste omschreef.
Op de bus, op de car moet ik zeggen, wordt het wel stilletjes. Zijn het de kilometers, zijn het de wijntjes die de oogjes doen toevallen. Hoe dan ook als ik aan de avonddis kom, zie en hoor ik opgewektheid van het hoogste niveau. Als er eten op tafel komt kan ik mij snel verstaanbaar maken om mijn verhaal te vertellen. Waarom Mathias en ik afgezonderd van die mooie kudde moeten eten is mij niet bekend. Doch, ik maak van de nood een deugd. Als oudste haan kijk ik rond en zie dat het kippenhok kakelt van geluk. “Mathias, is dat geen ware groep vrienden.” Dat gelukkig gevoel is mijn gezonde slaappil zonder de minste nevenwerking.
Negen dagen geleden zagen we zoals echte pelgrims vol verwachting uit naar die camino. Het woord pelgrim komt van het Latijnse peregrinus en betekent o.a. vreemd. Nog totaal vreemd voor wat we op die inspirerende weg zouden beleven in onze geest. Welke boeiende mensen zouden we ontmoeten op die weg waarop vreemden vrienden worden. Welke vreemde pelgrimsgezel vertelt mij een boeiend verhaal.
En nu na negen dagen? Keken we ook uit naar dit hoogtepunt van vandaag? Een hoogtepunt letterlijk en figuurlijk. Zou dit moment van bezinning aan de voet van dit ijzeren kruis, cruz de ferro, op het hoogste punt van de camino francés, ons naar ons diepste zelf kunnen brengen.
In het intimistisch kerkje van Rabanal del Camino konden teksten van Phil Bosmans en Toon Hermans, kon een smekende negro song onze zo vaak luidruchtige vreugde helemaal verstillen. “Steal away to Jesus…”
In die stemming wilden we vanuit Foncebadon een eind hoger klimmen. Stil in onszelf gekeerd. Stil op die weg waar we dit ijzeren kruis van ver zagen opdoemen. Stil, heel stil. Samen luisterend naar woorden waarin we elkaar konden ontmoeten, waarin we onze geliefden zo nabij voelden ook al waren ze ons ontvallen, waarin we onze geliefden van het thuisfront de warmte van ons hart schonken.
Een innig moment om daarna ons steentje van thuis meegebracht af te leggen aan de voet van het kruis. Een steentje dat symbool staat voor een last die je van je wil afgooien of ons steentje bijdragen aan de hoop op genezing, op beterschap, op… vul zelf maar in…. Ons steentje in die immense hoop steentjes van miljoenen pelgrims voor ons. Wat een stille verbondenheid.
Ik ben de tel kwijtgeraakt hoe vaak ik hier mocht staan. Met mezelf, met geliefden, met pelgrimsgezellen, gewoon met gelijkgestemde harten. Ook vandaag blijft het mij weer zo diep raken.
Onze Neospelgrims vervolgen vanaf hier hun camino, met een geest verlicht van een beetje last, verlicht door de lichtende kracht van deze zo wondere weg.
Sint Jacobus, immens diepe dank dat ik al zoveel vrienden uw weg mocht tonen.
Ik zit in de car mijn gezellen na te staren, ik zie ze verder gaan. Zij trekken door een mooi stuk natuur, zij dalen langzaam en dan moeilijker richting El Acebo of Molinaseca. Zij kunnen dat, zij blaken van vorm.
Ik zit in de car even weg te dromen. Toen ik gisteren mijn schoenen aanbond, kreeg ik een felle scheut in mijn rug. Ik verschoot en het verschot is deze nacht allerminst verbeterd. Enigszins mag ik mij gelukkig achten dat ik nog kon mee klimmen tot dit kruis. De verdere moeilijke afdaling kan ik mijn rug nooit aandoen. Het zou meer worden dan een kruisweg.
Daar zit ik nu in die luxueuze car naast Mathias die met zijn meer dan vaardig stuurtalent via een hele omweg, via een kronkelende bergweg ons op de hoogte van El Acebo bracht. Onze pelgrimgezellen die na die lastige afdaling te veel pijn voelen kunnen hier instappen want het laatste stuk afdaling is gewoon aartsmoeilijk. Op een camino is het onderweg zijn belangrijker dan sportprestaties.
Daar zit ik nu en het schiet mij te binnen dat ik al drie dagen mijn lederen medaillon mis met daarin een jakobsschelp gegrift. Ik mis mijn beschermamulet. Ik hoop dat ik ze mag terugzien in de stad waar mijn beschermheilige vereerd wordt. Ik heb geen contact meer met mijn Jacobus. Het is zoals een gsm zonder zendbereik.
Een snelle fotograaf laat de wereld zien dat de voorhoede de Romaanse brug van Molinaseca veroverd heeft. Geen vijandige Moren meer in het zicht. De elitetroepen kunnen over korte tijd zich ongehinderd weer bij hun eenheid vervoegen.
Langs de rivier in de schaduw van de brug hoor je niets anders dan moedige verslagen van hun afdaling. Daar zien we nog een duo op de brug verschijnen, de sticks hoog in de lucht als zegegebaar. Ze worden welkom gezwaaid, ze worden met applaus vereerd. En onze kudde is weer zo compleet als het maar zijn kan. Bier, wijn, frisdrank, overspoelen met mate de grote vreugde.
Wij rijden voor Neos naar een nieuwe verblijfplaats. Na een paar teleurstellingen in het nabije Ponferrada kiest de firma Sercu thans voor Cacabelos, ietsje verder maar wel dichter voor het vertrekpunt van onze tocht van morgen.
Een zeer vriendelijke gastvrouw heet ons welkom. De kamers ogen heel verzorgd. En over een paar uur toont ze ons de weg naar het restaurant.
Het uur van afspraak nadert en je weet onmiddellijk waarheen. Het gekakel is als de roep van een sirene, als een lokroep van kippetjes naar haantjes van allerlei slag.
In het restaurant gaat het gekakel onverminderd verder. Ik ben gelukkig dat ik als oudste nog weet om te gaan met WhatsApp. Dit is de enige weg om belangrijke mededelingen door te sturen. Ik moest denken aan het kartuizerklooster in Burgos waar de zwijgplicht de monniken verplicht om hun berichtjes op briefjes te schrijven. Waarschijnlijk te laat om dat hier nog in te oefenen.
En tussen die overheerlijke vissoep en geroosterde rundsbeentjes hoor je dat Pier met de vrouw van het hotel naar zijn kamer trok. Er waren blijkbaar getuigen die in zijn gebarentaal lazen dat hij het niet naar beneden of naar boven kreeg. Toen kwam eindelijk de zeer onschuldige uitleg, hij vond het mechanisme niet om die rolluiken te bedienen. Dus wees aub voorzichtig met roddeltaal als je gebarentaal wil interpreteren.
Gaan rusten want morgen staat een kanjer op het programma.