Eerst en vooral, de blogschrijver laat zich verontschuldigen voor het nogal late nieuws. Neen, de Vlaamse regering was niet de hindernis. Wat trekken wij ons op deze camino hun geleuter aan. Beter zouden zij in blok deze camino eens lopen, misschien creëren zij een groepsgeest waarvoor die 31 Neospelgrims een voorbeeld kunnen zijn.
De laatste echte volwaardige pelgrimsdag. Spannend voor de pelgrims die uitzien om het beeld van Jacobus te omhelzen, even spannend voor mij maar ook zeer druk om nog een slotbeschouwing te kunnen schrijven. Dit was mijn excuus.
De dag begon niet gemakkelijk voor mij. Je hebt het gisteren kunnen zien en lezen dat Mathias en ik aan een tafeltje alleen zaten. Ontbijttafel, zelfde scenario als gisteren met dat verschil dat Mathias geen ontbijtman is. Mijn bord is royaal gevuld met roerei, broodjes, enz., enz. Plots krijg ik mij daar toch een aubade, een morgenlied, nog nooit meegemaakt. “Ultreya e suseya…” Eerlijk, mijn eerste hap stokte in mijn keel. Ik wilde meezingen maar het lukte mij niet. 30 pelgrims hadden mijn keel dichtgesnoerd met een lied dat ik hen nota bene aanleerde en waarmee ze elke dag de zon lieten verschijnen en schijnen. Dankbare zonnige mensen. Als begeleider kan je alleen maar van zo een groep positieve geesten dromen.
Wil je die aubade horen dan zal je toch even op volgende link moeten klikken:
Een goed half uur later liepen we al in het sterk geurend eucalyptuswoud. De vochtigheid van de voorbije dagen maakte het aroma nog heerlijker.
Er hangt toch iets wonder boven ons hoofd. Regen, zwaarbewolkt wordt ons de laatste dagen steeds voorspeld en Jacobus schenkt ons een aangename wandeltemperatuur zelfs af en toe met veel zon. Op heel onze tocht hebben we nog geen drup regen gehad niettegenstaande alle negatieve voorspellingen.
Ik wandel alleen door die groene kathedraal met zijn hoge bomen als gladde zuilen. Een sfeer die mij uitnodigt om te bidden. Ik denk aan mijn camino van 2004 terug toen ik mijn tocht van drie maanden in het teken stelde van “Uw spoor wil ik volgen.” Dit was een fragment uit ons scoutsgebed van zoveel jaar geleden “… uw spoor wil ik volgen waarheen het ook leide…”
Men zegt het zo vaak: eens scout altijd scout. Trouwens wat ik hier doe is net hetzelfde. Mijn verkenners van toen zijn vandaag mijn pelgrims. Ik probeer hen de weg te tonen, ik probeer via die aardenweg, via dit bergpad, via die dorpsstraat hen ook een beetje hun innerlijke weg te laten ontdekken. Ik heb weliswaar mijn zeer beperkte middelen. Maar ik doe dit met mijn overtuiging, een geloof dat ik gevonden heb door Zijn spoor proberen te volgen, ook met vallen en opstaan. Ik doe dit zonder mijn overtuiging te willen opdringen. Ik doe dit met groot respect voor elke overtuiging.
Het is ook een gebed om te danken.
Wat een innige vreugde mogen beleven om samen de camino te mogen lopen met mensen die bereid zijn om hun pelgrimshart te delen met andere. Dank, dat ik dit op mijn leeftijd nog kan meemaken. Dank!
De scout trekt verder. En om een thé verde iets verder te drinken stopt hij. Hij geniet eens te meer van de vrolijkheid van zijn gezellen op dit zonnig terrasje.
Nog wat klimmen en dan nog wat hoger en eindelijk kom ik aan op de Monte do Gozo, de berg van vreugde. Vanaf hier zie je in goede weersomstandigheden de torens van de kathedraal. Yes, ik zie ze.
Nog een uurtje en ik kom voor de negende maal als voetpelgrim op het indrukwekkende Praza do Obradoiro aan. Ik mag de apostel waarvoor wij het deden embrasseren. Hem een abrazo, een omhelzing geven. En dan mag ik ook al mijn gezellen een warme knuffel geven.
Sfeer alom op de terrassen, in de bar. Hun vuur geraakt nooit uitgeblust.
Wat een enthousiasme verschijnt op de trappen van de kathedraal waarin het binnen één bouwwerf is. Felicitaties klinken luid, de knuffels zijn extreem hartelijk.
Hoor en zie dit pelgrimsvuur op de trappen van het zilverplein. Klik gauw op onderstaande link.
Nu willen we naar het hotel. Wil het maar niet regenen dan hebben we toch een regendouche verdiend en daarna moet ik nog snel mijn slotgedachten bijwerken. Om 19 uur willen we in het kapelletje dat zo idyllisch in het park van het hotel staat nog eens samen zijn om een mooie veertiendaagse af te sluiten. Alsof na een zeer gemakkelijke deliberatie de prijzen geschonken worden.
Ik heb weer het woord, eens te meer. Mijn volgelingen zien duidelijk welk spoor zij moeten volgen. Ze kunnen niet naast mijn pijl.
Je moet begrijpen, beste lezers, dat ik jullie niet de hele tekst van mijn laudatio kan bezorgen want anders had het niet de minste zin dat die moedige pelgrims al die kilometers liepen, dat ze de pijntjes moesten verdragen en al die dorst moesten lijden. Weet je wat, zorg dat je er de volgende keer bij bent, je beleeft iets buitengewoons. Vraag het maar aan alle deelnemers die deze weg als onvergetelijk in hun hart bewaren.
Toch een klein fragment:
“… De camino is een feest van ontmoeting. Een woord dat voor mij in deze groep met hoofdletters moet geschreven worden. Onszelf ontmoeten met onze gaven en gebreken. In een vreemde taal de onbekende wereld van een andere pelgrim ontmoeten. Op die pelgrimsweg de wereld kleiner maken. Elke pelgrim loopt met dezelfde gedachte op die weg van vrede, de weg waarop geen haat of machtswellust bestaat. Het is een beetje mijn lijfspreuk geworden, de weg waarop vreemden vrienden worden. Een weg waarop ik ook jullie mocht ontmoeten en waarvoor ik jullie diep dankbaar ben… “
Ook al krijgen mijn pelgrims geen officiële oorkonde van het pelgrimsbureau niettegenstaande hun volgestempelde credential wel dan mag ik hen er een uitreiken in naam van Neos vzw. Samen met de stempels in hun credential is deze oorkonde een blijvende herinnering. (Toch snel een woordje van dank aan Nicole, bestuurslid van Neos Oosterzele, die zo kalligrafisch mooi de namen van mijn pelgrimsvrienden schreef.)
Zie ze pronken met hun “diploma”. Daar geeft Neos een glas bubbels op. Op Neos! Op ons allemaal!
Mijn beste peregrinos y peregrinas, buen camino y hasta luego of kort en bondig tot op een of ander kruispunt van ontmoeting. Het ga jullie verder goed op jullie levenscamino.
Net als kleine kinderen lagen we 14 dagen geleden al af te tellen. Nog drie keer slapen en dan beginnen we aan een nog onbekend avontuur. Vandaag verlaten we ons hotel in Cacabelos en herhaal ik op de car dezelfde gedachte. Nog drie keer slapen en we sluiten onze geliefden weer in onze armen maar ook de ons bekende bezigheden van elke dag wachten op een antwoord.
Maar thuiskomen met een rugzak onvergetelijke herinneringen, met een resem verhalen, met een ingezwachtelde voet die je finaal met veel wilskracht aan het pelgrimswerk zette, met nog een beetje spierpijn die je meteen weer doet terugdenken aan de moed die je vond om dat moeilijke pad te overwinnen.
Maar we zijn nog verre van (t)huis. We hebben vandaag nog een mooie tocht af te werken van Sarria naar Portomarín, de voorlaatste etappe. Niet omdat mijn rug mij parten speelt maar vooral omdat ik wat nabeschouwingen wil schrijven loop ik vandaag niet mee met mijn gezellen. Al lachend vertelde ik hen dat ik samen met Mathias moest delibereren wie al dan niet een eindstempel krijgt, tenminste als er nog plaats is voor die stempel in de credential die ze in St.-Jean-Pied-de-Port ontvingen.
Natuurlijk als je mee op het front loopt heb je sowieso een pak inspiratie meer. Ik hoop dat mijn correspondenten mij beelden doorsturen waar ik mijn eigen fantasie kan op botvieren. Dat is toch wel eigen aan de pers om wat sensatie uit te lokken al was het maar om één lezer meer aan te trekken of nog beter om zoveel kandidaat Neospelgrims voor volgend jaar het water in de mond te doen krijgen.
Hier in Portomarín heb ik mijn vertrouwd hoekje gevonden. Het hoekje waar ik met een glas wijn, het mag ook iets meer, de nodige inspiratie vind. Omdat een verslaggever veel inkt nodig heeft, vroeger in zijn pen, thans in zijn printer probeer ik dit op te lossen door in deze pulpería een heerlijke portie inktvis te eten.
Op het terras is de temperatuur aangenamer. De kippenleverancier brengt een levering gezonde kippetjes, buitenlopers, gevoed met Galicisch voer. Onze Vlaamse kippetjes zijn stevige buitenlopers, je moet hun billetjes zien, je moet hen ’s avonds al die Galicische lekkernijen zien eten, je moet hen zien wijn drinken. Met hun gespierde vlerken vliegen zij de hellingen op en hun gekakel getuigt van extreme gezondheid. Neen señor kippenboer, ik hou die kippetjes liever in mijn buurt. Zij brengen alleen maar het eerlijkste animo in onze pelgrimskeet.
Lap, ik mag mijn laptop dicht lappen. Daar komt al een eerste snelloper aan. Niet moeilijk Pier kent zijn weg hier blindelings. En nu komt het ene kippetje na het andere binnen gevlogen. Ik sta verstomd. Laat die dames maar kakelen als kippen. Zij verdienen veel meer dan mijn allegorisch woordenspel.
Dit zijn dames met pit, dit zijn moedige moeders die weten wat doorzetten en verbijten betekent. Zij bezitten een rebelsheid die typisch is voor de jeugd. Ik adviseer hen de veilige afdaling naar het stuwmeer te nemen. Neen, zij kiezen de rechtdoor steile afdaling. En dan lees ik in die speelse vrouwenogen van 75 jaar: “Chris, als jij denkt dat wij dat niet meer kunnen.” Ik zit toch even stil op mijn stoel. En zij is niet alleen de waaghals, nog andere met haar deden die gewaagde afdaling. Ik krijg zelfs een opmerking dat zij spijtig genoeg dit waagstuk niet vonden.
Ik leef mee met die immer goedgezinde pelgrim. In al haar enthousiasme op de camino is ze haar credential toch wel kwijtgeraakt. En er waren slechts nog een paar stempelvakjes vrij om morgen de finale stempels te laten zetten.
En wil je nu nog wat horen. Ik vroeg deze morgen om de tijd zo te doseren dat wij om 17 uur konden vertrekken, wat zeker moest lukken op dit parcours als je al vanaf 9.45 uur aan het wandelen bent. Het genootschap “Double V” gekend om met al hun charmes op zijn minst honderden pelgrims te ontmoeten konden het zo plannen dat zij stipt om 17 uur de steile trappen naar de stelplaats van de car kwamen opgestormd. Ongelooflijk! En dan moet je nog die blijheid van die twee gezichten lezen. Dat zijn momenten die ik nooit vergeet. Geen gezeur dat het tijdsbestek te kort was, integendeel, fier dat zij weer een geweldige prestatie geleverd hadden zonder de afspraken te negeren.
Wij rijden verder en onderweg zoek ik al naar woorden voor mijn slotbeschouwing van morgen. Als ik het positivisme van die pelgrimsgroep niet in de verf zet dan schiet ik veel te kort in mijn begeleiding. Een klein minpunt wordt voor die groep pelgrims nooit een punt van grote discussie. Het wordt met de lach, met de zon van hun hart omgebogen naar een nieuwe weg. Dit zijn pelgrims niet min of niet meer.
We komen aan in Los Abetos, dichtbij het startpunt van morgen, ons einddoel. De kamersleutels zijn verdeeld. Weet je het nog? Mijn lederen medaillon die ik vergeten was in Carrión de los Condes? Dank Santiago, hij is aangekomen in het hotel. Ik voel mij gelukkig als een klein kind. Mijn beschermamulet voor al mijn caminos, vandaag al negen in totaal. Ook dank voor die lieve pelgrimsgezel die met haar zeer vlotte Spaanse taal alles in de goede richting stuurde.
Wie zou zijn voeten niet laten verzorgen in zo een luxueus salon en dat door iemand die dicht bij de Blankenbergse Pier woont. Niet een salon van mijn voeten maar een salon voor waardevolle pelgrimerende Neosvoeten.
Wat een fantastische groep vrienden. Met ware stielkennis schenkt onze vrouwelijke sommelier van tafel naar tafel de wijn rond en ze vergeet niemand, ook Mathias en mij niet. Wij werden wel vergeten door het restaurantpersoneel en zie nu het duo dat tijdens de rit vooraan zit en nu verdoken achter een stomme zuil.
Om elke verzuiling tegen te gaan kies ik de weg van vrede en rust. Cel 1030 biedt mij dit zalige comfort.
Wat een geluk dat alerte pelgrims van Neos de vlam uit de broodrooster snel konden doven of we waren misschien het slachtoffer geworden van een hotelbrand. Waar moesten we dan overnachten? Wat dan met al onze opgeslagen herinneringen in valiezen en laptops? Mijn adem was niet sterk genoeg om het vlammetje uit te blazen, een andere vond het juiste stopcontact niet om het te doen stoppen maar de kordate handeling van de patron was efficiënter. Zijn vieze blik liet vermoeden dat een of andere slimme pelgrim een croissant in het toestel probeerde op te warmen. Dat kon nooit van onze groep geweest zijn want de onze verstaan al gebarentaal dus ook beeldtaal die zegt dat men dergelijke koeken niet in het toestel mag stoppen.
Sorry voor die andere pelgrims als ik het zou verkeerd hebben.
Alsof dit incident meteen de vlam in de pijp van onze Neospelgrims aanwakkerde. Niet de minste angst zag ik deze morgen in de ogen van de moedige karavaan Neospelgrims. Nochtans stond er vandaag toch een stevige etappe op het programma. 13 km, enkel maar klimmen, langzaam in het begin en na 2 km fors en steil naar boven, naar O Cebreiro.
Iedereen weer stipt op tijd op de car. De weersvooruitzichten zijn zonnig en de aankomstplaats zou in de namiddag overwegend bewolkt zijn.
We kunnen niet blijven wachten op een kudde koeien die voor onze car uitloopt. We stijgen uit de car en lopen de rosbruine kudde voorbij.
De koewachter drijft hen naar een malse groene weide en onze kudde vindt de pelgrimsweg langs groenende weiden met koetjes met hun klingelende belletjes, langs kabbelende beekjes. We wanen ons een ogenblik in Oostenrijk.
Langs de zacht klimmende weg gaat het rustig vooruit. Het onverzorgde decor rond dit kleine kerkje doet mij vermoeden dat het voorgoed gesloten is. Vorig jaar kon ik er nog een echte kaars doen branden. Zingt Boudewijn de Groot niet: “En daar komen andere tijden…”
Langs die weg hoor ik een oma die elke dag van haar verder leven een relaas, impressies van de voorbije dag met de hand in een boek neerpent. En als haar pasgeboren kleinkind 18 jaar wordt mag hij of zij beslist een van de waardevolste geschenken verwachten. Voldoende inhoudsvolle stof om over na te denken, waarschijnlijk ook om het lied van Boudewijn de Groot te bevestigen.
Het gaat wat steiler, ik loop liever mijn eigen tempo, behoorlijk trager. Een levensboek, wat een mooi initiatief! Vast een boek met veel opgetekende momenten van vreugde, ook met pagina’s waar men tussen de regels pijn zal voelen, maar vooral een boek dat liefde straalt.
De weg wordt voor mij net zoals voor kompanen een ware calvarietocht. Heel steil, zoeken om je voet op de juiste plaats te zetten. Mijn rugzakje is mijn kleine kruis en met mijn wandelstokken kan ik de eerste val onder mijn kruis verhinderen.
Jong Koreaans geweld snelt mij voorbij. Ik hijg, stop even, blaas het uit. Geen Maria Magdalena langs de weg om mijn zweet te deppen. La Faba, een lief dorpje met een kerkje om op zondag wat op adem te komen onder het ware kruis.
Ik hoor in mijn rug bekend gekakel. Ik heb gelijk. Ook zij vinden onder dit dak wat stille rust. Zij mogen ook mijn lied horen dat ik hier elk jaar probeer te zingen. “Deep River… Wil ook jij niet aanwezig zijn op dat gospelfeest waar alleen maar vrede is…”
Over het algemeen zing ik het zonder toehoorders, nu zijn een handvol gezellen mijn geprivilegieerd auditorium.
De weg gaat verder omhoog. Mijn adem bepaalt mijn tempo. Een stoere pelgrim steekt zijn hoog gevulde pint omhoog. Ik laat mij niet verleiden. Ik vul als een sobere pelgrim mijn drinkfles met water aan de fontein.
Het zweet tekent op de rug van een kranige pelgrim als het ware een beer af een beer van een pelgrim.
Waar halen de zingende zusjes die adem vandaan om Ultreya y suseya uit te kraaien terwijl zij van de ene rots naar de andere rots springen. Zouden er toch bergkippetjes bestaan?
Nu stop ik toch om iets extra aan te trekken. Ik heb die felle wind niet nodig om mijn zeer bezweet lichaam te verfrissen. Bij een verrukkelijk vers sinaasappelsap hoor ik van twee gezellinnen net hetzelfde verhaal van een calvarieweg en de angst om een verkoudheid op te doen.
Troost, lieve dames, nog een goed half uurtje klimmen en O Cebreiro wordt ons O Cebreiro.
De calvarietocht gaat verder en eindelijk steken we de grens over. We verlaten het ruwe rotspad van Castilla y León om over het fijn en plat gerolde kiezelpad Galicië te bereiken. Zou de pelgrimsweg hier beter verzorgd zijn omdat Compostela in Galicië ligt?
De weersvoorspelling komt uit. Zeer bewolkt, fris en zelfs lichte miezel. In de herberg waar het een leuke mix is van dorpelingen met burgers van overal ter wereld klinkt het nog rumoeriger dan het mij al zeer vertrouwde Neos-gekakel. Leuke beelden, een Koreaanse die met een vork pulpo kan eten. Een boeiende babbel met aangename pelgrims uit ons gezelschap. Met een glas bier, met een bordje pulpo hoor ik een gevuld levensverhaal.
Ik zie mijn volgelingen terug in het portaal van de kerk. Ze luisteren met aandacht naar dat wonderverhaal van die boer die in de jaren 1300 in het bergdorp het gure weer van hoge sneeuw en dichte nevels trotseerde om naar de mis te komen. De monnik verklaarde tijdens de consecratie het gelovig boertje goed zot en nu staat de pateen en de kelk ten toon waarop de hostie vlees werd en de wijn bloed.
Ik beloon de aandacht van mijn toehoorders met een Iers lied: “Oh Danny boy… and kneel and say an Ave there for me…”
Hoe kil en vochtig om door de nevels onze car te vinden, hoe deugddoend om het niet kapot te krijgen humeur van mijn pelgrimsgezellen te horen. Wat een recuperatievermogen bezitten die pelgrims toch. Ze zijn nog maar net van onder de douche of ze bevolken al een naburig terras. Ik hoorde dat daar overvloedig exotische gele limonade geschonken werd. Het was iets in de zin van Richard of Ricardo, het was alleszins iets met bedwelmende anijssmaak.
Vast een maagopener voor een echt Spaanse avondmaal. Un caldo Gallego, een Galicische bouillon met een rijke variatie aan groenten, gevolgd door een vis gegaard in de oven met veel look en vergezeld met een lekkere aromatische rijst. Een kaastaart van het huis was de afsluiter. Een korte wandeling naar het hotel was niet voldoende om dit alles te verwerken. Een Rennietje zal mij wat moeten helpen.
Nog wat voorbereidend getokkel op mijn klavier voor onze trouwe bloglezers. Nu kan ik met een gerust geweten onder de dekens.
Negen dagen geleden zagen we zoals echte pelgrims vol verwachting uit naar die camino. Het woord pelgrim komt van het Latijnse peregrinus en betekent o.a. vreemd. Nog totaal vreemd voor wat we op die inspirerende weg zouden beleven in onze geest. Welke boeiende mensen zouden we ontmoeten op die weg waarop vreemden vrienden worden. Welke vreemde pelgrimsgezel vertelt mij een boeiend verhaal.
En nu na negen dagen? Keken we ook uit naar dit hoogtepunt van vandaag? Een hoogtepunt letterlijk en figuurlijk. Zou dit moment van bezinning aan de voet van dit ijzeren kruis, cruz de ferro, op het hoogste punt van de camino francés, ons naar ons diepste zelf kunnen brengen.
In het intimistisch kerkje van Rabanal del Camino konden teksten van Phil Bosmans en Toon Hermans, kon een smekende negro song onze zo vaak luidruchtige vreugde helemaal verstillen. “Steal away to Jesus…”
In die stemming wilden we vanuit Foncebadon een eind hoger klimmen. Stil in onszelf gekeerd. Stil op die weg waar we dit ijzeren kruis van ver zagen opdoemen. Stil, heel stil. Samen luisterend naar woorden waarin we elkaar konden ontmoeten, waarin we onze geliefden zo nabij voelden ook al waren ze ons ontvallen, waarin we onze geliefden van het thuisfront de warmte van ons hart schonken.
Een innig moment om daarna ons steentje van thuis meegebracht af te leggen aan de voet van het kruis. Een steentje dat symbool staat voor een last die je van je wil afgooien of ons steentje bijdragen aan de hoop op genezing, op beterschap, op… vul zelf maar in…. Ons steentje in die immense hoop steentjes van miljoenen pelgrims voor ons. Wat een stille verbondenheid.
Ik ben de tel kwijtgeraakt hoe vaak ik hier mocht staan. Met mezelf, met geliefden, met pelgrimsgezellen, gewoon met gelijkgestemde harten. Ook vandaag blijft het mij weer zo diep raken.
Onze Neospelgrims vervolgen vanaf hier hun camino, met een geest verlicht van een beetje last, verlicht door de lichtende kracht van deze zo wondere weg.
Sint Jacobus, immens diepe dank dat ik al zoveel vrienden uw weg mocht tonen.
Ik zit in de car mijn gezellen na te staren, ik zie ze verder gaan. Zij trekken door een mooi stuk natuur, zij dalen langzaam en dan moeilijker richting El Acebo of Molinaseca. Zij kunnen dat, zij blaken van vorm.
Ik zit in de car even weg te dromen. Toen ik gisteren mijn schoenen aanbond, kreeg ik een felle scheut in mijn rug. Ik verschoot en het verschot is deze nacht allerminst verbeterd. Enigszins mag ik mij gelukkig achten dat ik nog kon mee klimmen tot dit kruis. De verdere moeilijke afdaling kan ik mijn rug nooit aandoen. Het zou meer worden dan een kruisweg.
Daar zit ik nu in die luxueuze car naast Mathias die met zijn meer dan vaardig stuurtalent via een hele omweg, via een kronkelende bergweg ons op de hoogte van El Acebo bracht. Onze pelgrimgezellen die na die lastige afdaling te veel pijn voelen kunnen hier instappen want het laatste stuk afdaling is gewoon aartsmoeilijk. Op een camino is het onderweg zijn belangrijker dan sportprestaties.
Daar zit ik nu en het schiet mij te binnen dat ik al drie dagen mijn lederen medaillon mis met daarin een jakobsschelp gegrift. Ik mis mijn beschermamulet. Ik hoop dat ik ze mag terugzien in de stad waar mijn beschermheilige vereerd wordt. Ik heb geen contact meer met mijn Jacobus. Het is zoals een gsm zonder zendbereik.
Een snelle fotograaf laat de wereld zien dat de voorhoede de Romaanse brug van Molinaseca veroverd heeft. Geen vijandige Moren meer in het zicht. De elitetroepen kunnen over korte tijd zich ongehinderd weer bij hun eenheid vervoegen.
Langs de rivier in de schaduw van de brug hoor je niets anders dan moedige verslagen van hun afdaling. Daar zien we nog een duo op de brug verschijnen, de sticks hoog in de lucht als zegegebaar. Ze worden welkom gezwaaid, ze worden met applaus vereerd. En onze kudde is weer zo compleet als het maar zijn kan. Bier, wijn, frisdrank, overspoelen met mate de grote vreugde.
Wij rijden voor Neos naar een nieuwe verblijfplaats. Na een paar teleurstellingen in het nabije Ponferrada kiest de firma Sercu thans voor Cacabelos, ietsje verder maar wel dichter voor het vertrekpunt van onze tocht van morgen.
Een zeer vriendelijke gastvrouw heet ons welkom. De kamers ogen heel verzorgd. En over een paar uur toont ze ons de weg naar het restaurant.
Het uur van afspraak nadert en je weet onmiddellijk waarheen. Het gekakel is als de roep van een sirene, als een lokroep van kippetjes naar haantjes van allerlei slag.
In het restaurant gaat het gekakel onverminderd verder. Ik ben gelukkig dat ik als oudste nog weet om te gaan met WhatsApp. Dit is de enige weg om belangrijke mededelingen door te sturen. Ik moest denken aan het kartuizerklooster in Burgos waar de zwijgplicht de monniken verplicht om hun berichtjes op briefjes te schrijven. Waarschijnlijk te laat om dat hier nog in te oefenen.
En tussen die overheerlijke vissoep en geroosterde rundsbeentjes hoor je dat Pier met de vrouw van het hotel naar zijn kamer trok. Er waren blijkbaar getuigen die in zijn gebarentaal lazen dat hij het niet naar beneden of naar boven kreeg. Toen kwam eindelijk de zeer onschuldige uitleg, hij vond het mechanisme niet om die rolluiken te bedienen. Dus wees aub voorzichtig met roddeltaal als je gebarentaal wil interpreteren.
Gaan rusten want morgen staat een kanjer op het programma.
Ik was een uitgeslapen pelgrim toen ik deze morgen slechts om 7 uur moest opstaan. Mijn beslissing om vandaag zonder veel druk mijn blog bij te werken wordt hopelijk door de lezers gewaardeerd.
Een aangename wandeldag, een stralend weertje en weer een gekleurd parcours. Het begon over de historische brug de Paso Honroso in Hospital de Órbigo.
Moest Quiñones de held van toen die jonge deernen van Neos zien stralen hebben, hij zou de koppige dame die zijn avances afwees al lang in de rivier gegooid hebben.
In een volgend dorp wilde ik een BV gaan bezoeken. In augustus had ze onze toneelgroep al heel hartelijk ontvangen. Ik telefoneerde haar of ze een aantal Neospelgrims kon ontvangen. “Maar natuurlijk Chris, ik ga onmiddellijk koffiezetten.” “Ja, goed en wel Christine, maar ik weet niet hoeveel er hun stapritme na 3 km al willen onderbreken.” “Geen probleem, ik verwacht je.” Ik nipte aan een tas vers geurende koffie in de gezellige patio van haar albergue en ik hoorde Vlaams rumoer op de straat. Een heel rare pelgrim voor Christine’s herberg riep de Vlaamse kudde naar binnen.
Haast niemand ontbrak op de koffie op 3 hazen na die in alle haast verder liepen.
Wie herinnert zich niet Christine in het programma “Eviva España” van Annemie Struyf. De West-Vlaamse vrouw die samen met een aantal andere Vlamingen door Annemie gevolgd werd. Wat motiveerde hen om hier een nieuw leven te beginnen? Is er nooit heimwee? En nog veel meer van die typische nieuwsgierige Annemie-vragen. Om het op zijn Vlaams te zeggen ze zou de mensen het ei uit hun … vragen tot je finaal eier-struyf krijgt.
Niet zo lang meer zal Christine hier pelgrims van her en der verwennen. Zij heeft een huis gekocht in de Picos de Europa. Een woning met een heel mooi uitzicht op de natuur en voor haar met mooie vooruitzichten op haar verder leven.
Wat een bloem van een vrouw. De rust in persoon, een hart van koekenbrood. De hospitalera die diezelfde rust kan overbrengen op haar vermoeide voorbijtrekkende pelgrims. Zij is een moeder voor pelgrims. Vandaag komen zij aan en morgen zijn ze weer weg. Verder weg richting Santiago met een onvergetelijke herinnering aan die warme thuis van één nacht en nog veel verder naar hun heimat met de gedachte: “Onze wereld verdient meer dergelijke harten”.
Christine, ik moet hartelijk lachen als je mij attent maakt op het kakelend gezelschap dat ik de juiste weg moet tonen. Maar ik geef je een innige “abrazo”, een omhelzing uiteraard voor je Vlaamse gastvrijheid maar bovenal voor je groot hart voor elke pelgrim. Jij doet het, ik droomde ervan.
Mogen onze caminos elkaar toch nog eens kruisen en onze harten zeker.
Ook al wandel ik vandaag niet mee, ik kijk toch voor de zoveelste maal in mijn achteruitkijkspiegel. De edelmoedigheid van al die hospitalero(a)s heeft mij de rijkdom van dienstbaarheid geleerd. Christine vandaag, de verdienstelijke helpers van het Vlaams Genootschap, Monica in Sauveterre de Béarn, mama en papa van die lieve dochter die bij mijn aankomst plots opgenomen werd, en met hen nog tientallen meer, om zoveel dagen na elkaar de poort van hun hart te openen om die pelgrim onderdak te geven, een luisterend oor en vooral de warmte van hun hart te schenken. Begrijp je nu dat pelgrimeren verslavend kan werken? Ik begrijp niet dat mensen zo denigrerend over een pelgrimstocht kunnen spreken. Wij lopen hier vandaag met 31 Neospelgrims en zij zullen getuigen wat een pelgrimstocht, een camino met een mens kan doen.
Chris, nu word je toch heel ernstig. Sorry, het moest mij even van het hart.
En terwijl mijn kudde door het mooie Maragato-land loopt zie ik al allerlei foto’s verschijnen. Ik ben mijn volgelingen zo dankbaar voor de talrijke mooie beelden die ze mij sturen. Zo krijg ik wat meer leven en kleur in dat blog.
Ik hoor dat zij de “hippie” gevonden hebben die de pelgrims mits een donativo een stuk fruit, een drankje aanbiedt. Een ogenblikje rusten in de hangmat geeft nieuwe energie. Het doet mij deugd als ik de waardering hoor voor de bar die ik voor zijn lekkere Iberische ham aanprees. Ik zie nog liever hoe zij op het plein tegenover het bisschoppelijk paleis zo gezond zitten te genieten in het warme zonnetje, alsof elke kilometer hen nog fitter maakt.
Ik moet ook vaststellen dat de wijn op het plein beter smaakt dan in het bisschoppelijk paleis waar bisschop Vallespino, die de opdracht aan Gaudi gaf, hem door zijn vroege dood nooit heeft kunnen drinken.
Aan de Romeinse muur in Astorga hoor ik niet alleen het verhaal van twee Oude Belgen die over een Romeinse brug wandelen maar krijg ik het levende bewijs op foto. Men wist mij zelfs te vertellen dat zij lid waren van Neos. Als ik met mijn loep de foto ontleed, zie ik dat het West-Vlamingen zijn. En inderdaad Neos bestond in West-Vlaanderen al veel eerder dan de 40 jaar die volgend jaar groots gevierd wordt. Dus het kan niet anders of het moeten twee oude Belgen zijn, van die moedige soort die Caesar als de dapperste omschreef.
Op de bus, op de car moet ik zeggen, wordt het wel stilletjes. Zijn het de kilometers, zijn het de wijntjes die de oogjes doen toevallen. Hoe dan ook als ik aan de avonddis kom, zie en hoor ik opgewektheid van het hoogste niveau. Als er eten op tafel komt kan ik mij snel verstaanbaar maken om mijn verhaal te vertellen. Waarom Mathias en ik afgezonderd van die mooie kudde moeten eten is mij niet bekend. Doch, ik maak van de nood een deugd. Als oudste haan kijk ik rond en zie dat het kippenhok kakelt van geluk. “Mathias, is dat geen ware groep vrienden.” Dat gelukkig gevoel is mijn gezonde slaappil zonder de minste nevenwerking.
Waarom zo laat deze blog? Heel eenvoudig. Mijn vermoeide geest kreeg gisterenavond na het avondmaal het bezoek van niemand minder dan Santiago, ja, van Jacobus. Hij zei: “Querido Chris, ga naar je bedje en zoek een diepe slaap. Anders zou het kunnen gebeuren dat je geen zinnig woord meer uitkraamt. Die blog mag geen blok aan je vermoeide benen worden. En blijf morgen maar eens liggen tot zeven uur. Je moet niet weer om 5 uur op je klavier zitten tokkelen.” Hoorde ik goed? Toch volgde ik die raad op. Ik interpreteerde hem zelfs iets verder. Ik nam een extra rustdag. Zo kon ik een en ander zonder veel stress bijwerken.
Misschien geeft het een vals beeld. Maar zo fit ik met mijn kompanen poseer aan het monumentje van de vermoeide pelgrims in Mansilla de las Mulas, zo vermoeid was ik s ’avonds zelf.
Ons zonnelied kreeg een staalblauw antwoord. Wat een hemel om onder te wandelen. Hoe krachtig de wil van onze geteisterde pelgrim om ook die etappe met haar gekwetste voet rond te maken. Zou het toch waar zijn dat vrouwen beter pijn kunnen verbijten dan die grootsprakerige mannen?
Of zou de verjaardag van Wilhelm, haar pelgrim voor het leven haar wil stimuleren maar zeker geniet ze liefdevol van zijn bescherming onder zijn helm. Happy birthday dear fellow.
Zelfs nu kan jullie dienaar het niet laten. In een hostal met wifi kan ik mijn blogtekst afronden, met foto’s opsmukken en de wereld insturen. Anderhalf uur later dan mijn gezellen zoek ik ook de pulchra Leonina of de mooie van León op, zoals de kathedraal genoemd wordt. Met een flinke stap over de brede grindweg, over de voetgangersbrug en door de drukke stad komt ze steeds dichterbij.
Ik krijg een jaloers gevoel als ik een dame liggend zie dromen op een bank. Over geld? Over een zalig bed? Over een omhelzing met Jacobus?
“Buen camino!” Elke pelgrim roept het je na. “Buen camino!” is ook mijn wens aan de vreemde pelgrim. Ik hijg verder en ik loop te denken hoeveel diepgang heeft die wens. Meen ik die weg gemitrailleerde woorden. Neen, ik flap het er machinaal uit. En nu neem ik het mij voor dat elke wens die ik met die woorden uitspreek ook vanuit mijn hart moeten komen. Pelgrim, wie je ook bent, waar je ook woont, je bent mijn gezel op dezelfde levensweg, een weg met hoogtes en laagtes maar met eenzelfde doel: zin geven aan ons leven. Pelgrim, ik wens je van harte een “buen camino!’
León laat mij weten dat ik in de juiste stad ben aangekomen. Wat een geruststelling! Ik loop de oude stadsmuur voorbij en nu kom ik in het hart van de oude stad. Ik hoor zijn bronzen hart kloppen. 14 uur luidt het over de stad.
De beeps vertellen mij onophoudelijk dat mijn kudde aangekomen is, dat schaapjes kennis maken of genieten van een flinke hap of frisse drank. Ik vind dit reuzenijs zo zalig. Een spion heeft het toch ook wel gezien. De foto gaat in de hele groep rond. Neen, ik zet hem niet op het blog, mijn vrouw moest het eens zien. Ik zou weer commentaar krijgen op mijn rond statussymbool.
Onze pelgrims zijn spitsvondig in het stadsbezoek. Ze beginnen zelfs onze Pier uit te dagen. Gevolg: hij spreekt al om zijn prijs aan te passen. Zou het gedaan zijn met zijn gratis verzorging? Maar als ik die foto ontving dacht ik eerst aan een voetenspel in een of ander huisje van plezier.
Een andere heeft zichzelf kunnen overtuigen dat airco wel nuttig kan zijn in een land als Spanje doch schoenen die een camino moeten lopen hebben absoluut geen luchtkoeling nodig. Een tip: neem ze mee op een tocht, plant er herfstbloemetjes in, neem er een foto van en je hebt thuis een onvergetelijk souvenir.
Ik wacht op de liefhebbers voor het kathedraalbezoek. Ik heb de indruk dat de terrasjes meer in trek zijn dan het zalige kleurenspel van de glasramen in de kathedraal. We zijn net met voldoende om een groepskorting te krijgen. Om de zonnekloppers te laten weten wat ze gemist hebben laat ik hen mijn impressie lezen die ik na mijn tocht in 2004 in mijn boek schreef. “…In Burgos werd ik door de weelde van sculpturen overvallen, hier kom ik terecht in een vederzacht kleurenbed, zo mooi in zijn details, zo teder genuanceerd, zo harmonieus in zijn geheel. Dit is kunst die streelt, die zalft, die je tot rust brengt, waar steen en brandglas in harmonie zingen…”
Of de vrees dat ze de bus zouden missen of hun plichtsgevoel zorgde ervoor dat ik de kudde als compleet kon tellen.
Na het gotisch verhaal van de kathedraal konden we een inspiratie van Gaudi bewonderen, niet zo uitbundig als we van hem gewoon zijn. San Isidoro gaf ons dan weer een les in Romaanse kunst en nog wat verder zagen we in het Hostal San Marcos een pareltje van renaissance.
Achter het hoekje stond Mathias klaar. Nu eens niet als chauffeur maar als volwaardige barkeeper. De cava gekoeld, de glazen extra opgepoetst. Hoog het glas, hoog het hart, hoog het lied! Wij wensen onze jarige nog veel camino’s.
In het Luis de León hotel vinden we hoog en droog onze slaapstee. Als onze pelgrims het zweet van hun vermoeide lichaam spoelen vind ik een lieve peregrina die mijn kommer wil lenigen.
Ik had het nog niet durven zeggen. Mijn lederen medaillon waarin een sint-jakobsschelp gegrift is, heb ik vergeten in het klooster van San Zoilo. Je hebt gelijk, ik verlies geen kapitaal. Maar dit medaillon heeft voor mij als pelgrim een enorme emotionele waarde. Vanaf 2001, vanaf mijn eerste camino droeg ik die lederen medaille op al mijn camino’s. Houdt het hier nu op? Is dit een voorteken dat ik er moet mee stoppen? Dank je lieve pelgrimsgezellin dat jij met je vlotte Spaanse woorden alles in beweging hebt gezet dat ik mijn kleinood misschien in Compostela weer rond mijn hals mag binden. Ik leef in blijde verwachting.
En na de avonddis kreeg ik dan in cel 614 het bezoek van de inspirerende geest waar mijn blogverhaal vandaag mee begon.
De duivel van de pelgrims heeft ons engeltjes niet kunnen bekoren om na die rustdag te blijven rusten. Integendeel, gelukkig waren ze dat ze weer de stapschoenen mochten aanbinden. Zelfs het zonnetje boorde zich al heel voorzichtig door het wolkendek en nog iets meer toen ze ons zonnelied “Ultreya…” hoorde.
“Ik krijg kippenvel als ik dat lied hoor.” Het was een terechte opmerking van iemand van onze pelgrimsorde, zelfs een heel normale uitspraak van een van onze sympathiekste kippetjes.
In het puin van het eeuwenoude Sint-Antoniusklooster, Convento de San Anton, was het geen menselijke puinhoop die zich klaar maakte voor de vijfde etappe. Zie zelf hoe die springlevende kudde leven brengt in de vergane pelgrimsglorie van weleer. Onder de Neosvlag voelen zij zich beschermd om Jacobus te gaan omhelzen in Compostela.
Toen ik hen attent maakte op de fel klimmende weg die ze van ver konden zien, hoorde ik alleen maar klanken die er op wezen dat het niet lang zou duren of die Mostalares-hoogte zou door Neos snel verorberd worden. Ik vertrok in Castrojeriz, 4 km later dan de kudde in grote vorm. Ik kwam boven stilaan weer op mijn normaal ademritme toen het jong geweld van Neos al kwam aanstormen. De pater familias (ja, de oudste van de bende ben ik) kreeg toch een respectueuze groet. Ze lieten mij wel links liggen, want ze moesten rechts van mij verdergaan.
Zelfs de afdaling van 18%, recht naar beneden, was een lachertje voor hen, voor mij ook. We waren aangekomen in de meseta, een hoogvlakte tussen de 700 en 900 m en gehaat door veel pelgrims. Ook wel de woestijn van de camino genoemd omwille van zijn openheid, zijn magere grond. Spanjaarden omschrijven de meseta als: “Nueve meses de invierno y tres meses de infierno”, negen maanden winter en drie maanden hel of een lange koude winter en een korte fel hete zomer.
Op die brede zandwegen zie je kilometers voor je de weg die je nog moet lopen, alsof we de oneindigheid tegemoet lopen. Een ideale weg om je geest aan het werk te zetten. Ik loop een Canadese voorbij met een zware rugzak waarop een vlaggenschildje van haar land met het esdoornblad. “Buen camino!”
Als ik die volgepropte rugzak zie, denk ik spontaan terug aan die zware ballast die ik op mijn drie tochten ooit meesleurde. Ik weet nog heel goed toen ik in april 2004 in Zottegem vertrok hoe ik de aanwezigheid in de pelgrimsmis van zoveel kennissen en vrienden omschreef als “mijn rugzak wordt zoveel lichter als ik weet hoe tal van vrienden vanop het thuisfront mijn tocht willen volgen en meeleven…”
En zo is het, als ik weer in die achteruitkijkspiegel kijk, voel ik weer de warmte en de kracht van het thuisfront, die mij vooruithielpen.
In een rugzak zit veel meer dan noodzakelijke spullen. Hij kan lichter worden door de vreugde die je verder draagt. Verdriet en tegenslagen kunnen hem helaas ook zeer zwaar maken. Je kan van thuis vertrekken om langs die camino eens alles op een rijtje te zetten. Hoe pak ik het verder aan. Het kan ook de pijn zijn van een ziek familielid, van een zieke vriend die je wilt verwerken.
Ik leef diep mee als ik het pijnlijke verhaal hoor van een pelgrimsgezellin, een moeder wiens jonge dochter gisteren het harde verdict van haar ziekte moest vernemen. Wat weegt die rugzak voor haar plots zo veel zwaarder. De pijn in een moederhart, onnoemelijk hard.
Die rugzak brengt mij ook terug naar de rugzak van een paar goede vrienden die recent ook heel wat tegenslagen moesten incasseren, waar de pijn in het geheel niet geheeld is. Dan ben ik de hemel dankbaar dat ik met een woord, met een schouderklop de rugzak van mijn medemens een ietsepietsie lichter kan maken.
Zonnebloemen in de meseta, hoe brengen ze leven en kleur in hun volle bloei. Een maand geleden mochten ze dit dorre land nog kleuren, en vandaag staan ze te treuren. Eentje bleef sterk. Maar hun stille dood wordt dra vitaminerijk leven voor ons, hun olie wordt de zon die onze cholesterol verbrandt.
Je ziet ook menselijke zonnebloemen op die saaie weg lopen. Ook zij brengen zon en zeker als je op de rugzak “Neos” ziet stralen en nog meer als je weet hoeveel pijn vooraf moest passeren vooraleer die zon nu haar eerste volwaardige stap op de camino kon zetten.
We kennen allemaal het bijbels verhaal van “De Verloren Zoon”. Wie of wat heeft onze pelgrim doen beslissen om onze kudde te verlaten. Als goede herder probeer ik hem aan de telefoon te overtuigen. – Duizenden jaren geleden had die vader vol smart nog niets gehoord van een smartphone. – “Maar lieve man toch, wat gaat er verkeerd? Mooi, dat je weer de warmte van onze stal wil voelen. Blijf in de schaduw van de kerk van Frómista en wij zullen je over enige minuten weer in onze armen sluiten.” Een zucht van verlichting aan de ene kant van de telefoon en ook aan de andere kant.
Kom lieve pelgrims we gaan op zoek. We zijn nog maar net buiten de oase van Boadilla del Camino, als ons verloren schaap aan de schandpaal van het dorp arriveert. Blatend vertelt hij dat hij niet begrijpt hoe hij die groenende oase kon voorbijlopen. Wij nemen hem met liefde weer op. Er is meer vreugde voor ons teruggevonden verloren schaap dan voor de dertig andere die de juiste weg vonden.
Frómista met zijn uniek Romaans kerkje, met zijn gebeitelde stripverhalen in de kapitelen van de zuilen. Een staaltje van doorzetting hebben die architecten hier getoond om die kerk in haar oorspronkelijke vorm te restaureren en alle aanbouwsels af te breken tot torens toe. Wat een mooi ogend en historisch verantwoord eindresultaat.
Pelgrims zijn op hun best in kloosters. Kloosters gerestaureerd tot luxehotels: Franciscanen in Santo Domingo de la Calzada, Jezuïeten in Burgos en vandaag zijn we gelogeerd in de orde van Cluny in het San Zoiloklooster.
Je treedt niet in als je een zondige levenscamino hebt gelopen, zelfs niet voor één nacht. Twee acolieten van het huis vragen onze paspoorten en als het hen past mogen we ze vanavond al komen terughalen. We kregen de sleutel van onze kloostercel met 4 sterren aan het firmament.
Een stevig avondmaal, vermoeide benen, ze nodigen mij uit om te dromen onder die sterren. Ik moet geen verloren schaapjes tellen om als een steen in slaap te vallen.
Chris
(( Om verder te gaan klik onderaan het kader op het pijltje naar links.))
Als je dergelijke titel leest zou je wel eens kunnen gelijk hebben dat er vandaag niet teveel op onze blog verschijnt. De redacteur van de blog neemt allesbehalve rust. Terwijl hij dit hier zit te typen op een ogenblik dat een normale mens al in zijn bed kruipt, zit jullie dienaar hier met wijd gesperde open mond te geeuwen. Ik ben geen selfie-amateur, anders kon ik jullie die verkrampte blik laten zien.
Rust is niet gegund aan de herder van die kudde prachtige pelgrims. (Ik vond het beeld dat Inge in ons gastenboek schreef zo treffend.)
Zelfs op een rustdag wilde ik vroeg uit de veren. Ik wilde mijn spinsels van de avond ervoor nog eens nalezen om ze zo gauw als kan de wereld in te sturen. We mogen onze lezers toch niet op hun honger laten zitten.
De honger knaagt. Ik laat mij verleiden aan al die geneugtes die uitgestald liggen op dit super gevarieerd ontbijtbuffet in het NH Hotel El Palacio de Burgos.
Vooraleer we met de taxi vertrekken wil ik kort de geschiedenis van het Kartuizerklooster Cartuja de Miraflores nog eens in de diepte herlezen. Een aantal pelgrims wilden het nog voor de middag zien en zij konden profiteren van mijn uitleg. Andere wilden iets lekker lang in bed blijven om lekker uitgebreid te kunnen ontbijten. Zij zouden rond de middag de rijkdom van het arme klooster kunnen bezichtigen.
Dit is het enige Kartuizerklooster in de wereld dat bezoekers toelaat. Hier zijn nog 20 monniken actief met de meest strenge regels die je kan voorstellen. 18 uur in alle eenzaamheid en stilte in hun zeer povere cel om te werken of te studeren. 6 uur samen in gebedsdienst, het enige moment dat ze hun stem in een gebed of lied kunnen gebruiken. Afgesloten van de buitenwereld hebben ze de zondag een wandeling van 4 uur waarop de prior hen vertelt wat er zo al in de wereld gebeurd is.
Zou hij hen vertellen dat Neos vandaag met 12 pelgrims kwam zien naar die prachtige kunstwerken van de Antwerpenaar Gil de Siloë? Wat een onvergetelijke kunst dit unieke retabel, wat een gebeiteld kunstwerk dit grafmonument, hoe ontroerend mooi die kleinere beeldhouwwerkjes. En dan spreken we nog niet van de glasramen door Vlamingen gecreëerd. Ook in de 15de-eeuw waren Vlaamse kunstenaars gegeerd.
Zou die prior gezien hebben hoe ik door een Spaanse gids de mond gesnoerd werd. Hoe is het mogelijk? Als Vlaming mag ik toch ook mijn trots en fierheid tonen als ik dergelijke meesterwerken zie. Ik liet hem in zijn Spaanse furie. Hij was nog maar net het hoekje om (figuurlijk) en ik kon rustig mijn uitleg doen.
Mijn toehoorders waren onder de indruk van die onvergankelijke schoonheid.
Gratis toegang. Dan kan er toch een souvenirtje af en wat voor een. In de echte zin van het woord een rozenkrans, een krans van rozen. Een paternoster waarvan de kralen gemaakt zijn met 3000 (drieduizend) geperste rozenblaadjes. Als dat geen monnikenwerk is.
Terwijl pelgrims onder de Melkweg stappen vergaren zij inspiratie en verliezen liters transpiratie. En op een rustdag zoals in Burgos worden pelgrims geroerd door eeuwenoude kunst in la Cartuja of in Las Huelgas of in de kathedraal.
Het kan ook met een stevig glas wijn want “in vino veritas”. Ja met wat wijn worden ware toogwaarheden verkondigd.
Tussendoor wil ik mijn eigen pelgrimsopdracht niet verwaarlozen. Ik probeer dan op die rustdag (!?) naar twee mensen die heel recent een moeilijk moment te verwerken hadden een schouderklop te sturen.
Ik wil jullie uit een brief een passage laten lezen: “… Op die camino lopen is hijgen, zweten maar ook je geest laten werken. Die pelgrimsweg is de ideale weg om in de achteruitkijkspiegel te durven kijken. Dit is wel iets heel anders dan het verleden achter ons laten. In die achteruitkijkspiegel zien we of we veilig vooruitgaan, of we moeten bijsturen en zijn we ons bewust van wat we met vallen en opstaan gerealiseerd hebben. Is het niet omdat we met een vaste regelmaat in die spiegel keken dat we samen en met nog zoveel andere een mooie weg mochten lopen…”
Zo is het toch. Als we in onze wagen niet regelmatig in de achteruitkijkspiegel kijken zouden we al menig ongeluk veroorzaakt hebben. “Doe wel en zie niet om” is duidelijk in tegenspraak met mijn gedachte.
Hieronder kan je zien dat het kathedraalbezoek, het vrij genieten van de gezellige stad Burgos een zeer welgekomen moment was in ons pelgrimsprogramma.
Toen ik deze avond de gezichten van onze pelgrims zag moest ik onmiddellijk terugdenken aan een zinnetje uit onze pelgrimszegen: “…Vertel iets dat niet begint met een woord… “
Zonder een woord zag de herder de vreugde van een prachtige groep pelgrims. Ik geniet diep in mijn hart mee. Bedankt pelgrimsgezellen voor jullie hartelijke vreugde.
Het was rustig in de oude kloosterzaal om te ontbijten. Of het verhaal van de kip en de haan had een onuitwisbare indruk nagelaten of we kregen een plotse metamorfose, nonnetjes en paters ingetogen naast en bij elkaar voor een zeer gevarieerd ontbijt.
Mathias Sercu zwierde met zijn krachtige jeugd onze koffers in zijn koffers terwijl wij verrast de rijke inhoud van ons lunchpakket zagen.
Een half uur later stonden we al in Tosantos. “Chris, wij hebben nog niet gezongen!” hoor ik roepen. Juist, niet uitstellen en uit de car met zicht op de rotskapel zingen we vol overtuiging “Ultreya…” Voor de plaatselijke bewoners klonk het als een onverwachte aubade. Zal ons laat gezongen ochtendlied de zon wakker maken?
Op de volgende stopplaats in Villafranca – Montes de Oca vind ik in de drukbezochte bar “El Pajaro” de gelegenheid om mijn blog bij te werken zodat onze talrijke lezers zelfs op een maandag nog iets kunnen vernemen vanop ons pelgrimsfront.
De ene liet zijn wandelsticks op de bus liggen, een andere de hare lagen nog in de hotelkamer, nog een andere vergat haar zo rijkelijk lunchpakket mee te nemen… Blijkbaar kennen pelgrims ook dat maandaggevoel.
Laptop dicht, veilig weggestopt en de senior kan beginnen klimmen over de Montes de Oca. Hijgend bereikt hij een overdekte schuilplaats. Die rechterschoen moet uit, er zit een vervelend steentje met mijn teentje te spelen. Wat een verlichting. Het getik van mijn wandelstokken brengt mij weer in ritme.
Alsof we in een indianendorp terecht komen. Toch een gezellige plaats om de alu-folie los te wikkelen. Wat een dikke verrassing, wat een dik gevulde boterham. Met wijd opengesperde mond krijgen we hem verorberd. Een fruitsapje, een melkdrankje, een flesje water, een snoepreep, een stuk fruit. Onze rugzak weegt onmiddellijk wat lichter.
En met dit krachtvoer kunnen we stevig doorstappen naar het onooglijke dorp San Juan de Ortega met slechts 18 (achttien) inwoners en honderden pelgrims per dag.
Meteen als je er aankomt valt de grootsheid van dit bedevaartsoord op. Een klooster, vandaag een pelgrimsherberg met ongeveer 60 bedden, een Sint-Niklaaskapel, een monumentale kerk.
Wat nog meer opvalt, twee lieve dames, de laatste van gisteren, de eerste van vandaag, zitten tegen de muur van een bar beschut tegen de kille wind. Zij zien uit naar de slakken die allesbehalve langzaam over het plein kruipen. Hoe durven zij!
Ik wil mijn volgelingen het verhaal vertellen van die heilige wegen- en bruggenbouwer van de 12de-eeuw, hoe hij aan de bouw van dit klooster, kapel en kerk begon, hoe die lieve man zo moeilijk zijn eeuwige rustplaats vond, over die lichtinval rond 21 maart of 21 september op het kapiteel van een zuil, hoe de H. Jeronimus met de leeuw omging. Ik voel mij kleintjes. Het verhaal van een Vlaams gezinnetje dat met de fiets op het plein arriveert heeft meer aantrek.
Toch deed het me deugd te horen dat zij Santo Domingo onmiddellijk herkenden.
Een mooi uur wanneer wij in Burgos aankwamen.
Ideaal voor "kleine wasjes of grote wasjes zonder wasmasjien”. Ideaal om de stad al eens te verkennen. Ieder had zijn verhaal voor we naar de avonddis gingen.
Het moment om afspraken te maken. Wie gaat morgen mee met de taxi naar Cartuja de Miraflores, het kartuizerklooster met zijn uniek retabel en grafmonument.
Als je met ondernemers op baan bent, moet het je niet verwonderen dat het vooraf geplande voorstel al meteen gecounterd wordt. Gevolg 2 taxis om 10 u en 1 taxi om 13 u.
Een laatste slok wijn om een diepe slaap te vinden.
Hoe lang de nachtelijke fantasie geduurd heeft van die nachtkippetjes is nergens uitgelekt.
Wat een dreigend wolkendek boven onze gezegende hoofden. Het wordt een valiezenvlucht door een hevige stortbui. De eerste maal in mijn pelgrimsbestaan van Neos moeten wij de fotosessie rond het bronzen Jakue-beeld schrappen. Jakue is het Baskische voor Jacobus.
We staan wat schuchter naar de hemel te kijken. Een aantal hoopt dat het toch zo geen hele dag zal zijn en echte pelgrims sturen misschien in alle stilte naar Jacobus een gebedje om de tocht droog te laten verlopen.
Het manna valt uit de hemel. De lunchpakketten worden gedropt door de regenvlagen door. Geen fotosessie, dat was al beslist wegens te donker. Wij willen alleen met een zon vereeuwigd worden. Te voet naar de brug of met de car? Algemene consensus, de dames wandelen als koninginnen over hun brug en de paladijnen volgen onze majesteiten gedwee in hun spoor. Hoe snel een promotie ontstaat: van kip naar koningin. Ja, misschien vandaar het koninginnenhapje.
Zie zelf op het beeld hoe zij stralen, zelfs met hun regenkleed. En de goede kijker ziet in de achtergrond al wat hemelsblauw. Ons morgenlied Ultreya galmt alsof de weermaker Will Tura’s lied hoort, “Blauw, zo hemelsblauw in gouden zonneschijn…”
En warempel een regenboog verschijnt aan het firmament. Natuurlijk, vandaag beginnen de regenboogwedstrijden in de wielersport.
We stoppen in Navarrete aan de kerkhofmuur waarin een gedenkmonumentje geplaatst is ter nagedachtenis aan Alice De Craemer, een Vlaamse pelgrim die in 1986 in die omgeving door een camion van haar fiets gemaaid werd.
Onze wandelaars zijn als verrezen uit de kerkhofgrond en lopen al snel de wijngaarden van de Rioja in.
Wat een vondst om een WhatsApp-groep te maken. Mijn smartphone houdt niet op te piepen. Wat een weelde van beelden worden doorgestuurd. Het wordt moeilijk om een selectie te maken.
Onderweg had ik een prijs beloofd aan de pelgrim die mij een foto kon sturen van het mooie gedicht van een Spaans priester op een betonplatenmuur.
Ik kreeg er al een doorgestuurd. De dag is nog niet om, ik verwacht er nog meerdere.
In Nájera zitten we op onze uitkijkpost aan Bar Naxara om onze pelgrims op te vangen. Dit is al drie jaar de vaste aankomstplaats geweest op een zondag. In het verleden werden hier met wijntjes en biertjes krachtige verhalen opgedist en elke maal konden we om halfvier richting Santo Domingo de la Calzada vertrekken.
Dit jaar horen we om twee uur van de barman dat hij zijn keet sluit. Een vlugge ondernemer laat zich niet van de wijs brengen en onderhandelt snel een fles Riojawijn met 3 glazen voor 7 euro. Hij is safe en bovendien laat hij andere delen in zijn wijnvreugde.
Waarom sluit die man nu en in het verleden niet? Er heeft een belangrijke corrida plaats. Blijkbaar zijn de stierengevechten hier even aantrekkelijk als een voetbalmatch Brugge – Anderlecht. (Oei, Anderlecht heeft weer een couckie aan zijn been).
Pelgrims die nu aankomen stuur ik door naar een nabije horecazaak.
Iedereen is binnen op 2 lieve koninginnetjes na. Slechts één pelgrim was zo alert om het gedicht te vinden en door te sturen. Un gran cerveza is zijn beloofde loon. ¡Salud!
Waar blijven die 2 onschuldige koninginnetjes toch? Ik hoor dat zij werkelijk elke pelgrim op de weg aanspreken. Amai! En er liepen er zoveel op de weg. Zij weten tenminste wat ontmoeten is. Ik probeer hen via WhatsApp te bereiken. Zij zijn er heel gerust in want ze komen nu pas voorbij de sportzaal. Het is nu al half vier en de laatste arriveerden om kwart voor drie. Ik haal nooit mijn vooropgesteld vertrekuur. Nu een telefoontje van de “ontmoetende” pelgrim. “Ik ben op de rotonde en ik zie Sercu voorbijrijden, waar moeten wij zijn?” “Por favor, kom naar de brug over de Najerilla.”
Sercu’s car verschijnt en eindelijk ook ons “ontmoetende” duo. De pelgrimsfamilie is weer compleet.
Geen stapelbedden voor Neospelgrims maar rusten in een luxueus bed in een verbouwd klooster van Franciscanen en thans een annex van het Paradorhotel.
Ik zie een aantal kippetjes en ook een paar haantjes die nieuwsgierig zijn naar mijn verhaal van de kip en de haan in de kathedraal van Santo Domingo de la Calzada. Ik wist niet dat mijn verteltalent zo meeslepend kon zijn. Er waren zelfs dames die de kip en de haan levend van het spit zagen springen. Ik weet alleen dat de Duitse jongeling levend van de galg gehaald werd maar zij wilden weten wat nadien met die jonge man gebeurd was.
In het Paradorhotel naast de kathedraal ontmoet ik niet alleen mijn geliefde Pacharán maar ook de een na de andere pelgrimsgezel. Zij stralen op hun zondags in Santo Domingo. (Domingo is het Spaans voor zondag).
;
Wat een feestmaal. Asperges, kabeljauw, chocoladetaart, koffie. Ik ga vlug naar mijn slaapstee. Ik wil mijn gezellen nog de laatste afspraken doormailen maar vooral ik wil mijn geliefde op het thuisfront horen. Sorry, dit verhaal is enkel voor mij bestemd.
Chris
PS. Er zijn bezoekers van onze blog die willen weten hoe iets toe te voegen aan ons gastenboek. Ga naar de rechterkolom en in de rubriek “Gastenboek” klik je op toevoegen. En wij lezen graag je reactie.
De eenmansredactie van de Compostelablog was om 5 uur uit de veren. Waarom zo vroeg? De lezers willen hun krant toch ook zo vroeg mogelijk in de bus zien vallen. Ik zou niet graag horen zeggen dat het nieuws van onze pelgrims al in een Vlaamse krant te lezen was.
De verbinding met internet is weer noppes. Gelukkig dat ik mijn tekst had opgeslagen. Driemaal verdween hij van de blog. Opnieuw die foto’s laden. En ik mag niet luidop vloeken want het is nog zo vroeg en bovendien zijn de kamermuren allesbehalve geluid geïsoleerd.
Het hangt mijn voeten uit. Mijn eigen hotspot brengt redding en eindelijk kan ik mijn voeten beginnen masseren met Nivea. Ja, je hoort het goed. Ik stap mee vandaag. Het is trouwens mijn plicht om als zondaar over de Alto del Perdón te klimmen. Zoveel ingehouden vloeken, zoveel pacharáns gedronken, zo vaak dit en dat, en niet mee gestapt over de Pyreneeën. Oei, mijn arme pelgrimsziel.
Het valt echt op in de ontbijtzaal. Ze zien dat ik in wandelkledij verschijn. “Ah, Chris gaat mee wandelen.” Ik vertel hen niet dat dit mijn boetekledij is. Donkerblauwe broek, symbool voor mijn zondig leven. Wandelhemd met groene hoofdkleur, symbool voor de hoop op vergiffenis.
Onderweg probeer ik op de car met wat weetjes mijn gezellen de indruk te geven dat met mij alles opperbest gaat. “Tous les matins nous prenons le chemin…” Ons ochtendlied doet de zon verschieten. Ze komt heel voorzichtig piepen achter dat donker wolkengordijn. Ze is ons vandaag buiten alle verwachtingen goedgezind. Geen druppel regen wel voldoende druppels zweet.
Drinkfles gevuld. De wandelstokken op de juiste hoogte gebracht. Een venijnig windje in de flank en een ander ontsnapt mij zonder veel lawaai. Niemand ondervindt hinder. Ondertussen is de Vlaamse pelgrimsmeute al ongeveer 10 minuten vertrokken. Ik hou mij liefst op de achtergrond. Zo zien bekenden mijn lijden niet. En geef ik vast de indruk dat alles onder controle is.
Het weinige lover langs de weg kleurt roestbruin. Bladeren dwarrelen door de wind omhoog. Juist, de herfst is vandaag begonnen. Ik heb het gevoel dat hij in mijn lichaam ook begonnen is. De knie- en heupgewrichten krijgen hulp van mijn wandelstokken. Mijn bloeddruk krijgt hulp van een pilletje. Mijn kortademigheid legt mij het tempo op van een zeventigplusser. Toch ben ik blij als ik in het kerkje van Zariquiegui even mag pauzeren. Ik werd er vereeuwigd, dus ik heb een duidelijk bewijs. Wacht als ik de foto krijg.
En hier is dan het fotobewijs. Merk de fitheid op van de boeteling in zijn boetekledij.
Ik kreeg zelfs meer. Ik kreeg lof voor mijn blog. Dank voor die warme waardering. Mijn ijdelheid gebiedt mij om dan maar verder te bloggen. De rust in het kerkje, een dankgebedje, een kaarsje en daarna op een bank een ferme slok water en een sappige appel. Voldoende vitamines om verder naar het spleetje van ‘Guy Verhofstadts gebit’ te klimmen. Waarschijnlijk een moeilijke voor outsiders. Snelle uitleg: Er is een onderbreking (een spleetje) in de met regelmaat opgestelde windmolens.
Het duurt bijna 45 minuten om 2 km omhoog te klimmen. De molenwieken draaien sterk. De wind waait stevig op de hoogte van de vergiffenis. Zou de wind ook mijn zondenlast over het Navarraland meevoeren.
Ik hoor het graag van de controlepost. Een sterke groep Vlaamse pelgrims heeft zonder veel problemen de Alto del Perdón overwonnen en dat na het zware parcours van gisteren. Al verschillende laten zich over de keien naar beneden rollen tot in Uterga. Ik krijg zelfs berichten binnen van een selecte groep die nog een omweggetje maakt over Eunate met zijn wondermooi Romaans kerkje.
Ik ben echt nieuwsgierig om straks hun enthousiasme te ontmoeten. Mijn woorden waren nog niet koud of ik zag al blinkende gezichten op de foto’s verschijnen via whatsapp. Trouwens jullie zien het zelf de gezichten blinken niet met een zalfje van thuis meegebracht maar wel met iets vochtigs en een schuimend kraagje. Deze heilige San Miguel wordt in Spanje met liters aanbeden.
PELGRIMSENTHOUSIASME NA 2 ZWARE ETAPPES.
Klinkt het niet wat hoogmoedig als ik mij de begeleider of dienaar moet noemen van deze geweldige groep pelgrims? Het is niet omdat ik die camino relatief goed ken dat ik meer zou zijn dan hen, integendeel, wij vormen samen een groep pelgrimsgezellen. Ik voel mij al heel tevreden dat ik hen de weg mag tonen. Hoe lang nog? De leeftijd begint een rol te spelen. De herfst van mijn leven. Het zal wegen als ik moet beslissen om die mooie taak te moeten afgeven. De weg waarop vreemden vrienden worden is een uitspraak van mij. Van niemand anders. Ik kan getuigen en met mij ondertussen al zo veel andere dat veemden op de camino snel vrienden kunnen worden.
Lol verkopen, peper en zout in een blog mogen schrijven dat is een geneugte. Maar op een pelgrimsweg ook een beetje de weg naar het hart mogen tonen dat is een aangename opdracht.
AAN DE INGANG VAN EL CRUCIFIJO MAG IK EEN BEETJE UITLEG GEVEN.
Toen ik “mijn volgelingen” – ik voel mij zeker geen goeroe of een ander geloofsextremist – deze avond uitnodigde naar een stil moment van bezinning in de kerk van El Crucifijo, de gekruisigde, kon ik nooit vermoeden dat met een paar teksten, met een lied als “Where you there when they crucified my Lord” mensen zo innig stil kon krijgen, zo diep kon raken.
Samen één in een kort moment waarin wij een beetje naar onszelf op zoek waren. Wie zijn wij met onze gebreken en gaven?
Dank aan die God van liefde die ons met eenvoudige evangelische woorden kan samenbrengen en doen bezinnen.
Ik mag warme waardering ontvangen. Eerlijk, het raakt mij. Oprechte dank ervoor. Maar is dit niet een beetje mijn missie om vreemden die ondertussen al vrienden werden ook de kracht van die camino via het hart te tonen. Een weg die ik moeilijk kan verlaten. Een weg waarop ik dankzij mijn bijna 20 jaar pelgrimservaring zoveel innerlijke rijkdom ontdekt heb. Hoeveel harten heb ik niet mogen ontmoeten?
ALS PELGRIMS SAMEN ONDERWEG. OOK OP DEZE CAMINO WORDEN WE ERAAN HERINNERD DAT WE ALTIJD ONDERWEG ZIJN.
Ik geniet stilletjes na op een terrasje. Ik krijg mooi gezelschap. Wij gaan samen eten. En wil je nu wat weten? Wat is uitgelekt na ons avondmaal van gisteren? Wie heeft mijn blog over dat kippenhok van gisteren de wereld ingestuurd. Wij krijgen vanavond salade met maïs.
Gelukkig dat whatsapp bestaat. Nu moet ik niet meer staan kraaien in het kippenhok. Mijn kippetjes zijn ondertussen al zeer sterk digitaal gevormd. Ik heb een groep aangemaakt: “Compostelakippen”. Met één klik zend ik hen geluidloos alle afspraken.
De vis was volgens mijn buur zeer lekker maar ik wist niet dat ze hier in Puente la Reina ook West-Vlaamse stoverieë konden maken. Toen mij overbuurvrouw dat met zoveel smaak aan de ober vroeg heb ik haar in haar keuze gevolgd. En of het goed was. Stoverieë is wel heel wat anders dan onze ordinaire stoverij.
Het is jullie pelgrim, die onderweg zoveel moois mocht horen en voelen, die aan het eind van die eerste herfstdag graag naar zijn bed wil gaan. In slaap vallen met zoveel mooie herinneringen die in de loop van de nacht op mijn harde schijf gebrand worden.
Pelgrims van mijn hart, morgen lopen wij door de Rioja. Bloedrood is haar wijn, zo smaakvol en vooral hartverwarmend en -verbindend.
((Opgelet: Het recentste artikel staat steeds bovenaan. Om eerdere artikels te lezen moet je verder naar beneden scrollen.))
Het vertrek
Eindelijk de grote dag. De dag waar onze 31 pelgrims zo naar uitgekeken hebben. Het vreemde van de peregrino(a), de pelgrim, ontdekken en ervaren. Een vreemd bergland, vreemde mensen langs de weg, een vreemde taal, vreemde verwachtingen. Hoe zal ik als pelgrim dat alles kunnen ont-vreemden? Was mijn angst terecht? In de autocar (zeg niet zo maar ‘bus’ tegen een autocar) zingen we het overtuigd uit dat we samen onderweg zijn. Over luttele tijd zullen we effectief SAMEN onderweg zijn.
In het eeuwenoude sfeervolle kerkje van St.-Jean-Pied-de-Port mag ik voor die mooie groep Neos-pelgrims de pelgrimszegen uitspreken:
“… … Pelgrim, ga nu maar op weg naar jezelf. Met het hart van een pelgrim, alleen en verbonden, stappend en gedragen. En ik ga mee, zegt God, op de zoektocht naar jezelf, op je reis naar binnen en ik wacht op je als je thuiskomt bij je zelf en zo thuiskomt in mijn liefde. Ik zal er zijn voor jou, altijd. Hij moge jullie alle zegenen: Johan, Carlos, Jean-Pierre, Karine, Annie, Eleane, Stefaan, Mieke, Raf, Lieve, Lyd, Jacqueline, Vroni, Viviane, Doris, Sabine, Wim, Grete, Nest, Christa, Marc, Monique, Nicole, Anne, Marleen, Kristien, Hedwig, Yo, Myriam, Pier.
In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Pelgrim, ga nu en ik wens jullie allen een buen camino!”
Werden de gezegende woorden hun krachtige motor, werd het kaarsje de vlam in hun pijp om hen over de Pyreneeën te jagen?
Je las op hun stralende gezichten dat ze er goesting in hadden. De tegenwind was hevig. Misschien de welgekomen airco voor de zon die de herfstkleuren nog feller in de verf zette.
En jij begeleider, waar liep jij? In de vroege morgen merkte ik op de deelnemerslijst dat ik de oudste deelnemer van de groep ben. Dus daarom hoorden jullie mij niet hijgen over die ruige bergrug. Ik herinner mij nog levendig dat ik vorig jaar op een heel steil stuk moeilijk naar adem kon happen. En met mijn beperkte training na een overdrukke Neos-periode stelde ik die zware bergtocht van vandaag liever uit. Ik wilde geen risico nemen. Jullie zouden toch niet graag in mijn blog een titel lezen als: “Hij hapte naar zijn laatste adem”.
Ik hapte liever in mijn middagbrood op het terras van La Posada. Ik wilde mijn geest laten rusten in de donkere kloosterkerk. Stil worden en warme gedachten mijn geest laten beroeren.
Deze morgen aan de ontbijttafel vertelt een pelgrimsgezellin mij dat zij haar lieve man 8 jaar geleden verloor. Amper 64 jaar was hij. Zij loopt die tocht voor hem. Hij zou zeker met haar hier aanwezig geweest zijn. Neen, hij zal elke dag met haar meestappen. Hoe diep gaan pelgrims in het toevertrouwen van wat hun hart roert.
Duizenden pelgrims op deze camino. Elk houdt er zijn gevoel aan over. Ik ken zijn of haar diepe roerselen niet. Een andere de mijne niet. “Die Gedanken sind frei, wer kan sie erraten”. Ieder mag denken wat hij wil maar wie kan die gedachten raden?
Zoals de Canadese in de film van gisteren. Zij had duidelijk een ander probleem dan haar rookverslaving. Plots doemde in een ogenblik haar echte (gewetens)probleem op. De abortus die ze pleegde op haar kind. Zij hoort op die weg de kreet van haar “weggegooide” kind.
Ik las deze morgen in mijn Dagelijks Bijbelcitaat een passage uit Spreuken 31, 10: “Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Ze is meer waard dan edelstenen.” Zoveel sterke vrouwen hoor en zie ik hier rond mij. Zoveel sterke vrouwen hebben mijn leven ook een richting gegeven. En nog zoveel andere. Dag moeke, ik heb je gevonden. Het wordt een innig dankmoment.
Ik kom uit de kerk. Ik keer terug naar La Posada. Daar zit nog iemand die meer pijn lijdt dan de gekwetste voet van twee weken terug. De pijn van het niet kunnen meestappen, het leed van niet mee onderweg te kunnen zijn.
Als ik de kloostermuur voorbijkom zie ik mij 18 jaar geleden weer liggen rusten tegen die muur. Het was 1 mei 2001. De angst die ook mij bevroor toen ik voor de eerste maal aan die pelgrimstocht begon ontdooide in die prille lentezon heel snel na die 26 km lange bergetappe. Was het dat maar? Ik was toen 57 jaar. Vandaag 75 jaar. Hoe toevallig, een inversie van cijfers. Gelukkig dat ik mag toegeven dat ouder worden mijn geest niet aangetast heeft maar helaas, over het fysiek van weleer kan ik alleen nog dromen. Willen Neos-pelgrims een dergelijke begeleider nog wel? Die gedachte houdt mij sterk bezig. En toch, morgen probeer ik het.
Onze eerste duif komt binnengevlogen, een West-Vlaamse doffer. Hij zet zich fier neer op de pier van La Posada. Zelfs het knieverband hield hem niet tegen op de lange vlucht over de Ibañeta-pas.
De een na de andere komt binnen. Ze worden geklokt terwijl ze op zoek zijn naar krachtige dranken. Staat Ricard niet op de lijst van verboden stoffen? Volgens mij is cerveza niet meer dan cero coma cero cero cero cero cero cinco.
De duivinnetjes kwamen stralend op of naast de pier zitten. Een duivinnetje vond het zelfs nodig om de lippen wat rood bij te stiften.
Wat een feest. Geen enkele negatieve zucht. Wat een duivenkot. Welke prijsduiven! Zelfs met een hevige tegenwind braken zij het Neos-record van de laatste 5 jaar. 20 minuten eerder binnen dan deze van vorig jaar. Er kwam zelfs een doffer binnen met twee zakken op hem. Als dat geen buitensporige man is.
Op het terras of beter op de til van La Posada klonk hun roekoeën als één vreugdelied. En de twee sukkels die niet ingekorfd waren konden zich enkel maar laven aan de sterke verhalen.
Maar wat een plotse ommekeer! Het duivenkot veranderde in het restaurant te Burguete in de kortste keren naar een kippenhok. Ratelen en kakelen. Ik zal er weinig over verder vertellen. De ene kip overstemde de andere, de ene haan wilde aan een blozend kippetje zijn heldenverhaal kwijt en toen werd het heel even stil.
Er werden kippen op het bord geserveerd! Als je nu denkt dat die stilte een rouwmoment was, dan heb je het lelijk mis. Ze verslonden de stukjes kip haast met huid en haar. Ik werd bijna horendol. Nu gooi ik de knuppel in het hoenderhok. “Dames, heren, ik wil mijn verhaal voor morgen kwijt.”
Hoe geraak ik als kraaiende haan ooit meester over een hok van twee derde kakelende kippen tegenover één derde fiere haantjes.
In het duister van de opstapplaats in Gentbrugge zag je alleen maar blije gezichten of speelde het oranjeschijnsel van de straatlantaarn een vals spel. Luidruchtigheid genoeg. Typisch om bepaalde angsten te verbergen. Een stevige knuffel, een dikke zoen, een God zegene en beware je. Ju Dirk, laat de paarden van Sercu maar los richting Kortrijk.
Hetzelfde scenario aan deze opstapplaats. Ieder vond zijn plaats in de luxueuze car. 31 personen, de een kent de andere al een beetje, de andere is voor de ene nog totaal vreemd. Maar we zijn weg voor 15 dagen naar de weg waarop – zo schijnt het toch – vreemden vrienden worden.
We gaan de pelgrims in wording nog niet meteen met van alles overladen. Laat ze rustig acclimatiseren. Misschien dromen ze nog van een ontmoeting met Jacobus. Ze werden deze prille morgen immers zo vroeg uit hun normale dromenland gehaald.
Neen, geen gesnurk, geen geblaas. Het werd eerder langzaam stil tot “Paris s’éveille” werkelijkheid werd. Niet Jacques Dutronc maar het waren de files, de bouchons, de immense drukte die ons al meteen een retard van ruim een half uur aan ons laars lapten.
Dirk, de chauffeur bleef ijzig kalm. Hij bracht Mathias in Orléans op de hoogte dat 31 alerte pelgrims op komst waren.
Onderweg had ik onze pelgrims al ingelicht dat zij de komende 15 dagen hun statussymbool moesten in leveren. Vanaf nu werden het nederige pelgrims, weliswaar in een rijkelijke koets en gelogeerd in 4-sterrenhotels. Niemand wordt hier aangesproken met mijnheer of mevrouw. Als pelgrim gaan we voornaam met elkaar om en spreken we elkaar aan met onze voornaam. Daarom kreeg elk een etiket met zijn roepnaam erop. Ze moesten het wel zelf op hun linker- of rechterborst kleven. Ik wilde geen nieuwe #Me too reacties uitlokken en zeker niet op een gerespecteerde pelgrimsweg.
Na de middagstop was een middagdutje zeer welkom. De zware stem van hun dienaar haalde een pelgrim uit zijn angstige droom: Hij was van de Pyreneeën gevallen.
De film “The Way” hield iedereen klaar wakker. Een mooi pelgrimsverhaal op de camino. Beelden, belevingen, belevenissen die de komende dagen ook een beetje de onze zullen worden. Het deed mij besluiten hoe de as van de verongelukte zoon een nieuw leven werd voor zijn vader. Een aanrader voor zij die de film nog niet kennen met schitterende acteurs als Martin Sheen.
Verder ging het er heel braafjes aan toe. Het internationale pelgrimslied "Ultreya e suseya, Deus adjuva nos!" werd al aangeleerd. Ik heb de indruk dat een Neoskoor in de steigers staat. Pelgrims met een ware ondernemingsgeest wilden al terstond ons gezang opnemen en het de wijde wereld insturen. Ik wil onze lezers toch verwittigen dat ze heel aandachtig ons relaas moeten blijven volgen want het zou wel eens kunnen gebeuren dat Neos een dezer weken de top tien in Spanje haalt.
Natuurlijk we moeten kunnen dromen maar die enthousiaste ondernemer had waarschijnlijk niet opgemerkt dat wij aan het repeteren waren voor de pelgrimszegen van morgen.
Hoog het glas! Op die geweldige pelgrimstocht die ons te wachten staat. Op een jarige pelgrimsgezellin (om GDPR-redenen kan haar naam niet genoemd worden). De cava parelde in de fluitglazen. Hij prikkelde de tongen. Het babbelwater miste zijn effect niet. Getater en gekakel tot in Biarritz. Aan de avonddis klonk het al gedempter. De moeheid van de lange dag begon al wat te wegen. En toch gelukkige pelgrimsgezellen gezellig bijeen, blij omdat de lange rit zo vlot verlopen was, thans uitziend naar een zacht bed. Ja we waren samen onderweg. We zongen het luid. Alleluia!
Beste Neosvrienden, beste fans van onze Neospelgrims.
Op dinsdag 1 oktober 2019 kwam onze Neos - pelgrimskaravaan aan in Santiago de Compostela. Heel het relaas vanaf 19 september tot 2 oktober kan je hieronder lezen. Geef de link maar verder door. Zin om volgend jaar mee te pelgrimeren? Dit kan van 17 september 2020 tot 1 oktober 2020! Overweeg je om mee te stappen? Mail welkom@neosvzw.be -
Ik wil ook langs deze weg onze talrijke lezers bedanken voor de vele leuke reacties maar ook voor de zeer zinvolle gedachten die jullie in het gastenboek nalieten. Maar nu tijd om te genieten van onze pittige verslagen.
Beste Neosvrienden en vriendinnen, beste fans van onze pelgrims op het thuisfront. Beste sympathisanten en misschien toekomstige Neospelgrims.
Wil je dit jaar weer op de hoogte blijven van onze Neos-pelgrimstocht naar Santiago de Compostela, vergeet dan vanaf 20 september 2019 niet af te stemmen op onze blog.
Vorige jaren was je misschien al een vaste lezer. Misschien krijg je na het lezen van deze blog meteen zin om volgend jaar ook eens mee te stappen.
Maar wellicht ken je nog zoveel andere kennissen die ook ons boeiend pelgrimsverhaal willen lezen. Wel nodig hen meteen uit en stuur hen onze link door:http://blog.seniorennet.be/neoscompostela2019.
En alle commentaar is zeer welkom. Het kan een schouderklop zijn of een ver duwtje in de rug van je vriend/vriendin pelgrim. Je kan een lief woordje kwijt, je mag de redacteur advies geven, of heb je een vraag we proberen er een antwoord op te geven.
Als het niet te moeilijk is zal je ook af en toe gekleurde beelden zien van mirakels langs de pelgrimsweg zoals een afgepeigerde pelgrim die plots weer tot leven komt dankzij dos cervezas of un vino tinto...
30 pelgrims - Anne, Annie, Carlos, Christa, Doris, Eleane, Grete, Hedwig, Jacqueline, Jean-Pierre, Johan, Karine, Kristien, Lieve, Lyd, Marc, Marleen, Mieke, Monique, Myriam, Nest, Nicole, Pier, Raf, Sabine, Stefaan, Viviane, Vroni, Wim en YO - vertrekken in de zéér vroege morgen van donderdag 19 september richting Biarritz. En ondertussen hoor ik weer al de plankenkoorts van zoveel nieuwe pelgrims. "Hoe geraken wij met onze Vlaamse kuiten over die ruige Pyreneeën?" Geen angst. Santiago, de Spaanse Jacobus, loopt naast al zijn pelgrims.
30 pelgrims en hun dienaar zien al vol verwachting uit naar een eens te meer onvergetelijke pelgrimstocht.