TEST voor invoegen van Word document met foto's
De medaillegroep van Charles-Louis Callaert
BLAD 1------
Van de IJzer tot Watten
De medaillegroep van Charles-Louis Callaert
In menige huiskamer hingen ze vroeger op een ereplaats aan de muur in een kader: papa’s of grootvaders (maar evengoed: mama’s of grootmoeders) medailles. Eretekens: de ene bewaart ze zorgvuldig als zijn het relikwieën, de andere vindt er maar niets aan. Hoe je er ook tegenover staat, ze vertellen een verhaal. Het zijn stille getuigen van gebeurtenissen in een mensenleven die refereren aan een vaak eerder moeilijke dan mooie periode in het verleden. Sylva Callaert bewaart vandaag zorgvuldig de eretekens die werden verleend aan haar grootvader Charles-Louis Callaert, een geboren en getogen Brabander, maar in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw in Harelbeke een welbekende, publieke figuur. In 1934 werd hij hier immers aangesteld als adjunct-commissaris van politie en kwam hij in onze stad wonen. Zo werd hij Harelbekenaar. Hij bleef het meer dan twintig jaar, tot aan zijn dood in 1957.
De medaillegroep van Charles-Louis Callaert (archief Sylva Callaert).
Charles-Louis[i] Callaert was drager van achttien eretekens. Wat die zeggen over de levensloop van de man er achter? Heel wat: hij was niet alleen in overheidsdienst als rijkswachter en politieofficier, maar was ook oud-strijder en vuurkruiser van de Eerste Wereldoorlog en gewapend weerstander en politiek gevangene in de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van een bondige bespreking van zijn eretekens wordt hierna gepoogd het verhaal te brengen van een jongeman die aansluitend op zijn dienstplicht de oorlog werd ingestuurd, bijna zeven jaar lang bij de cavalerie diende, gewond raakte bij de historische Charge van Burkel, kort na zijn herstel overging van het leger naar de Rijkswacht en uiteindelijk in Harelbeke werd benoemd tot adjunct-commissaris van politie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij gearresteerd en was hij gedurende geruime tijd een gevangene van de bezetter. Hij kon uiteindelijk ontsnappen en leefde verder ondergedoken, tot aan de bevrijding van onze stad. Korte tijd later ging hij op rust.
Blad 2----------
De Groote Oorlog
Geboren in 1892 behoorde boerenzoon Charles-Louis Callaert tot de militieklasse 1912. Op 1 oktober 1912 werd hij onder de wapens geroepen. Ingedeeld bij het 1ste Regiment Gidsen, diende hij bij een van de meest prestigieuze regimenten van het Belgische leger. De cavalerie maakte immers dankbaar gebruik van de ingelijfde boerenjongens, die verstand hadden van paarden. Maar dat prestige had als het ware ook een keerzijde: in tegenstelling tot een infanterist, die in principe één jaar onder de wapens moest, vervulde een cavalerist in die tijd een langere legerdienst (namelijk twee jaar). Op het ogenblik van de algemene mobilisatie, op 31 juli 1914, was Charles-Louis Callaert nog altijd onder de wapens. Als cavalier of ruiter 1ste klas maakte hij de gehele duur van de oorlog mee. Van 1 tot 20 augustus 1914 diende hij bij het 4de eskadron van zijn regiment, van 20 augustus 1914 tot 26 juni 1915 bij het reserve-eskadron en vanaf 26 juni 1915 opnieuw bij het 4de eskadron.
De jonge Charles-Louis Callaert te paard. Deze foto werd genomen voor de oorlog, toen hij als ruiter bij het 1ste Regiment Gidsen zijn legerdienst vervulde (archief Sylva Callaert).
Na bijna vier jaar aan de IJzervlakte de wacht te hebben gehouden, nam het Belgische leger in het najaar van 1918 deel aan een beslissend offensief dat men later het Bevrijdingsoffensief is gaan noemen: een grootscheepse geallieerde poging om de Duitse linies over het hele front te doorbreken. Eind september, begin oktober 1918 slaagde het Belgische leger er samen met het Britse Tweede Leger en vier Franse legerkorpsen in, om de Duitsers uit de IJzervlakte terug te dringen. Via de kust bereikten de Belgen het noorden van de provincie West-Vlaanderen. Brugge werd bevrijd en het offensief werd in de richting van Eeklo voortgezet, maar eens voorbij Brugge stootten de Belgische troepen op hevig mitrailleurvuur, afkomstig van Duitse achterhoedes. Die hadden als taak het dagelijks tot de nacht uit te houden, zodat het Duitse leger geordend achteruit kon trekken, waarna stelselmatig alle prijsgegeven verkeerswegen konden worden vernield. De Belgische cavalerie kreeg de opdracht om die Duitse achterhoedes uit elkaar te slaan.
Blad 3--------
Op 19 oktober 1918 bevond de cavaleriedivisie zich ter hoogte van Oedelem, zo'n 7 km ten zuidoosten van Brugge. Bij valavond kreeg het 1ste Regiment Gidsen het bevel om een doorbraak te forceren in de richting van Eeklo. Vanuit Oedelem moest het regiment oprukken naar Maldegem om er de steenweg van Brugge naar Gent te bereiken; de steenweg waarlangs de Duitse troepen die de kust bezetten in aftocht waren. De omgeving was echter helemaal niet geschikt voor een aanval: verborgen in schaarhout en ranken zaten bijna voor het oog onzichtbare vijandelijke mitrailleurs, die iedereen die wou naderen genadeloos wegmaaiden. Het met hagen en grachten doorkruiste slagveld liet eigenlijk geen cavaleriebeweging toe, maar toch kwam het bevel tot een traditionele charge. Te paard, de sabel hoog, zetten de manschappen van het 3de en het 4de eskadron van het 1ste Regiment Gidsen in galop de aanval in... Hun opdracht: het gehucht Burkel te veroveren en bezet te houden, om zo de vijand in de rug te kunnen aanvallen.[ii] De charge werd een succes: de Duitse troepen verlieten hun stellingen en trokken verder terug in de richting van Gent. Bij die Charge van Burkel raakte Charles-Louis Callaert gewond.[iii] Hij kreeg ter plaatse de eerste zorgen toegediend, waarna hij voor verdere verzorging werd overgebracht naar het hospitaal L'Océan in Brugge en vervolgens naar dat in Vinkem. Daar was hij aan het herstellen toen op maandag 11 november 1918 de wapenstilstand werd afgekondigd.
Op 3 juni 1919 werd hij voor zijn verdiensten tijdens het Bevrijdingsoffensief op de dagorde van de cavaleriedivisie vermeld met de volgende citatie: S'est spécialement distingué par son courage, son énergie et son abnégation au cours des opérations offensives qui ont permis à la Division de Cavalerie de refouler victorieusement l'ennemi depuis l'Yser jusqu'au canal de Gand-Terneuzen en octobre-novembre 1918.[iv]Deze vermelding gaf hem recht op het eerste ereteken dat hij in zijn leven verdiende: het Oorlogskruis met gulden leeuw (ereteken nr. 3 op de foto).
De eretekens 1914-1918 uit de medaillegroep van Charles-Louis Callaert (archief Sylva Callaert):
1 - Het Kruis van Ridder in de Leopoldsorde met zwaarden
2 - Het Kruis van Ridder in de Kroonorde met zwaarden
3 - Het Oorlogskruis met gulden leeuw en bronzen palm
4 - Het Vuurkruis
5 - De Overwinningsmedaille
6 - De Herinneringsmedaille van de Veldtocht 1914-1918 met één gulden en drie zilveren baretten
Het Oorlogskruis werd tijdens de Eerste Wereldoorlog (in 1915) ingesteld om moed betoond voor het oog van de vijand te belonen. Naderhand werd het ook verleend wegens moed en toewijding tijdens een langdurige aanwezigheid aan het front. Op het lint van het Oorlogskruis konden versierselen worden aangebracht, zoals een palm of een leeuw. Een eervolle vermelding op de dagorde van het leger leverde je een bronzen palm op. Een leeuw betekende dat je eervol vermeld was geworden op de dagorde van je regiment (bronzen leeuw), je brigade (zilveren leeuw) of je divisie (gulden leeuw). Dit laatste was het geval voor Charles-Louis Callaert.
Blad 4_____
Twee jaar later, in 1921, ontving hij nog een bijkomende bronzen palm voor zijn Oorlogskruis. Datzelfde jaar werden hem ook de Overwinningsmedaille (ereteken nr. 5 op de foto) en de Herinneringsmedaille van de Veldtocht 1914-1918 met één gulden en drie zilveren baretten (ereteken nr. 6 op de foto) toegekend. De Overwinningsmedaille werd in 1919 ingesteld op initiatief van de Franse maarschalk Ferdinand Foch, die op het einde van de Eerste Wereldoorlog opperbevelhebber was van de Verbondene Legers. De idee erachter was: in elke 'overwinnende' staat een gemeenschappelijk ereteken te creëren dat symbool stond voor de gevoelens van verbondenheid en kameraadschap die gedurende de oorlog waren ontstaan tussen de manschappen van verschillende nationaliteiten. De in 1919 ingestelde Herinneringsmedaille werd verleend aan allen die dienst hadden gedaan tussen 1 augustus 1914 en 11 november 1918. Er konden verschillende versierselen op het lint van de medaille worden aangebracht, waaronder gulden en zilveren baretten. Eén zilveren baret stond voor één frontstreep.[v] Vijf zilveren baretten werden vervangen door een gulden baret. De baretten op dit ereteken tonen aan dat Charles-Louis Callaert houder was van acht frontstrepen, het maximum aantal dat een frontsoldaat kon krijgen.
De Rijkswacht
Na de wapenstilstand van 11 november 1918 en na voldoende te zijn hersteld, vervoegde Charles-Louis Callaert op 28 januari 1919 opnieuw zijn eskadron. Dat bevond zich inmiddels in Duitsland, waar het de linkeroever van de Rijn mee bezette. Charles-Louis Callaert bleef er slechts kortstondig: op 31 juli 1919 ging hij namelijk over van de cavalerie naar de Rijkswacht en keerde hij naar België terug. Bij de Rijkswacht werd hij achtereenvolgens brigadier, wachtmeester, eerste wachtmeester en opperwachtmeester. Deze rangen zijn vergelijkbaar met respectievelijk die van korporaal, sergeant, eerste sergeant en sergeant-majoor in het leger. Gedurende de meer dan veertien jaren die hij als rijkswachter zou doorbrengen, maakte hij deel uit van verschillende brigades: die van Everbeek in Oost-Vlaanderen, Bever in Brabant, Wattripont in Henegouwen, Hasselt in Limburg en tenslotte Kortrijk in West-Vlaanderen. Onnodig te zeggen dat het jonge gezin Callaert in die tijd dus regelmatig diende te verhuizen.
Het eerste ereteken dat Charles-Louis Callaert om reden van anciënniteit (lees: professionele reden) werd verleend, is het Militair Ereteken tweede klas. Het Militair Ereteken werd in 1873 ingesteld en bestaat uit twee klassen. De tweede klasse wordt verleend bij een anciënniteit van tien jaar effectieve dienst en bestaat uit de medaille met het lint. Na nog eens vijf jaar wordt in principe de eerste klasse verleend. De titularis ontvangt dan geen nieuwe medaille maar een gesp in puntvorm die op het lint van het ereteken tweede klas moet worden aangebracht, waardoor het een ereteken eerste klas wordt. Wachtmeester van de Rijkswacht Callaert ontving in 1919 het Militair Ereteken tweede klas. Een aandachtige lezer zal opmerken dat hij op dat ogenblik in werkelijkheid nog geen tien volle jaren dienst had gedaan, maar slechts zeven (van 1912 tot 1919). Dat klopt, maar toch had hij recht op dit ereteken: in 1919 kwam immers de regel in voege dat voor de toekenning ervan ook frontstrepen en vermeldingen op de dagorde van het leger in aanmerking kwamen. Twee frontstrepen golden als één jaar anciënniteit. Hetzelfde gold voor een vermelding op de dagorde van het leger. Als titularis van acht frontstrepen kreeg Charles-Louis Callaert er op die manier in één keer - rechtmatig - vier dienstjaren bij. Samen met de zeven die hij er al had, genoeg dus om in aanmerking te komen voor het Militair Ereteken tweede klas in 1919. De bijkomende palm die hij in 1921 voor zijn Oorlogskruis kreeg, betekende opnieuw een extra jaar anciënniteit; alles samen bereikte hij zo al in 1922 de kaap van vijftien jaar anciënniteit en ontving hij het Militair Ereteken eerste klas (ereteken nr. 10 op de foto).
De eretekens uit de medaillegroep van Charles-Louis Callaert die hij in uitoefening van zijn beroep ontving (archief Sylva Callaert):
7 - Het Kruis van Ridder in de Orde van Leopold II
8 - De Gouden Palmen in de Kroonorde
9 - De Gouden Medaille in de Orde van Leopold II
10 - Het Militair Ereteken eerste klas
11 - De Burgerlijke Medaille 3de klas voor daad van moed en zelfopoffering
12 - De Herinneringsmedaille van het Eeuwfeest van ’s Lands Onafhankelijkheid
Blad 5---------
Het ongetwijfeld interessantste ereteken uit Charles-Louis Callaerts medaillegroep in verband met zijn beroepsloopbaan, is de Burgerlijke Medaille 3de klas voor daad van moed en zelfopoffering (ereteken nr. 11 op de foto). Deze medaille werd hem in 1925 als nationale beloning - zoals dat officieel heet - verleend door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid,
[i] Zijn roepnaam in familiekring was Louis. Hij werd geboren te Mazenzele op 30 juni 1892 en overleed te Kortrijk op 18 december 1957. In Harelbeke woonde hij in de Groeningestraat, in het huis met het huidige nummer 34. Ook zijn oudste zoon, Marcel, was in het Harelbeke van na de Tweede Wereldoorlog een gekend figuur als onderwijzer in de stedelijke basisschool van het centrum en drijvende kracht achter 'De Kunstvrienden van Harelbeke en de Leiestreek' en het Atelier voor Plastische Kunsten. Meer over meester Callaert in: P. Bossuyt, 'Hoe de kunstacademie ontstond', Tijdingen van De Roede van Harelbeke, 17de jaargang, nummer 2, december 2014.
[ii] Burkel is de naam van een gehucht in Maldegem-Kleit, tussen Oedelem en Eeklo.
[iii] De Charge van Burkel is de geschiedenis ingegaan als de laatste cavaleriecharge in West-Europa. Een uitzonderlijk feit, gelet op de enorme technologische vooruitgang die de Eerste Wereldoorlog op het vlak van oorlogsvoering met zich had meegebracht.
[iv] Heeft zich in het bijzonder onderscheiden door zijn moed, zijn wilskracht en zijn zelfopoffering tijdens de offensieve operaties waardoor de cavaleriedivisie de vijand kon terugdringen van de IJzer tot aan het Kanaal Gent-Terneuzen in oktober-november 1918.
Een eervolle vermelding (of citatie) op de dagorde hield in dat de naam van de militair die zich in het bijzonder had onderscheiden formeel werd opgetekend en geproclameerd aan de verzamelde troepen. Dit kon gebeuren op regimentsniveau, brigadeniveau, divisieniveau of legerniveau.
[v] In totaal kon een militair acht frontstrepen krijgen: de eerste werd verleend na twaalf maanden frontdienst, de volgende frontstrepen na telkens zes bijkomende maanden frontdienst. Afgerond naar boven, over de volledige duur van de Eerste Wereldoorlog, was het maximum aantal frontstrepen dat een militair kon krijgen dus acht.
11-07-2018 om 16:42
geschreven door oorlog
Categorie:VAN DE IJZER TOT WATTEN
|