DE NINOOFSESTEENWEG (ill. 32.1) °°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°° vertrekt aan de Beestenmarkt in het centrum van de stad Halle. Het deel tot aan de August Demaeghtlaan werd reeds eerder behandeld. Het eerste stuk tot aan de Sint-Katharinapoort heette oorspronkelijk de 'Lombardenstraat', maar de benaming werd na 1629 vervangen door de 'Sint-Katharinastraat', zoals het bovenste straatdeel toen al noemde.
De verkeersweg naar Oost-Vlaanderen werd slechts in de periode 1836 - 1842 aangelegd en doorkruist achtereenvolgens de gemeenten Pepingen, Leerbeek, Gooik, Neigem, Meerbeke om uiteindelijk Ninove, de oudste, de stoutste en de wijste der steden te bereiken. Zoals blijkt uit een grondplan van 1786 van de landmeter C. Everaert, verplaatste men zich voorheen van Halle naar Ninove, via Breedhout en Elingen, langs de 'Ninovensche Baan'. In feite het eerste gedeelte van de huidige Lenniksesteenweg (zie uitvalsweg nr 30). Hoewel nog praktisch onbebouwd in 1825 was het een van de belangrijke toegangswegen tot Vlaanderen.
Op de gevel van de herberg "Café des Sports" (ill. 32.2), aan de hoek van de August Demaeghtlaan en de Ninoofsesteenweg, het huidige stamcafé van de Halse Wielertoeristen, is nog duidelijk het oorspronkelijke opschrift te onderkennen "Auberge du Lion d'Or - Deweer Vercruyse - Café Restaurant", achteraf, halverwege de 20ste eeuw, bekend als: bij Vanderscheuren (nr. 62).
Het imponerende herenhuis op de gaffelvormige hoek aan de overkant, gebouwd op het einde van de 19de eeuw, is een mooie combinatie van eclecticisme en neo-Vlaamse renaissancestijl. Het was oorspronkelijk de praktijk van Dr. De Vogel (ill. 32.3). Verschillende Halse gebouwen wersden toen in deze stijl opgetrokken. Verspreid over Halle verfraaien ze aanzienlijk het uitzicht van de stad.
Enkele woningen op de nrs. 72 van I. Agneessens, rijksarts (ill. 32.4), 79 van de ijzerwinkel Vannechel en 81 van Dr W. Proot vallen, in het begin van de steenweg, op door originaliteit (ill. 32.5).
Een boogscheut verder ligt een voorstadparking waar 94 auto's een gratis onderkomen kunnen vinden. De benaming de Gooikenaar stamt uit het volkse toponiem 'de Guukenèr', omdat de eerste eigenaar van het hoekhuiscafé afkomstig was van 'Guuk'/Gooik. Hiermee werd echter het belangrijke station en overstapplaats (ill. 32.6) van de buurtspoorwegtram bedoeld, die, enerzijds, vanaf het begin van de 20ste eeuw (september 1906) in stond voor het traject (ill. 32.7) van en naar de stelplaats in Leerbeek, en, anderzijds, sinds mei 1916, ook de lijn Brussel - Halle - Brussel verzekerde.
In september 1899 had de gemeenteraad het plan van een buurtspoorweg naar Leerbeek / Ninove goedgekeurd. De tramlijn werd in maart 1904 verpacht en in april werden de werken gestart.
De spoorautodienst (= officiële terminologie) kreeg al vlug de benaming 'Boerentram' toegewezen, omdat hij o.m. de marktgangers vervoerde, die er gretig gebruik van maakten.
In 1916, tijdens de eerste wereldoorlog, werden de stalen rails van het baanvak Halle - Leerbeek door de Duitsers opgebroken, maar terug aangelegd in april 1921. Hetzelfde baanvak werd tijdens W.O. II weer gesloopt door de bezetter en voor het verkeer heropend in juli 1949.
In het begin werd de tractie verzekerd door robuuste stoomlocomotieven. Dit was nodig want dikwijls moesten zware tramstellen getrokken worden. Zand uit Essenbeek, aangevoerd met paard en kar, werd overgeladen op open wagons. Ook boomstammen uit het Hallerbos werden overgebracht naar Ninove ten behoeve van de luciferfabrieken langsheen de Dender.
De stoomtram (ill. 32.8) werd in 1953 vervangen door geëlektrificeerde motorrijtuigen (ill. 32.9). Tot in de jaren 1950 reden twee-assige trams. Nadien werden ze vervangen door langere rijtuigen op draaistellen. Hierdoor liepen ze zeer comfortabel door de bochten.
Maar in september 1966 werd het tramspoor definitief verwijderd en in de plaats werden autobusdiensten ingelegd. De cafés van de 'Guukenèr' en van 'Polle Stoemp' (het ontbrak hem aan een voorarm) sloten hun deuren. Voorheen konden hier tramkaartjes worden aangekocht.
Tegenover de parking staat nog steeds een merkwaardige reeks van zes aaneengeschakelde huisjes met een trapgevelmotief vooraan (ill. 32.10), die de tand des tijds hebben overleefd.
Het grondgebied en dus ook de straten gelegen aan de rechterkant van de Ninoofsesteenweg kwamen reeds aan bod bij de beschrijving van de Lenniksesteenweg.
De voornaamste straat die langs de linkerzijde aansluit op de Ninoofsesteenweg is de
32.1 LOUIS VANBEVERENSTRAAT ___________________________
Deze oorlogsheld (° Kessel-LO 1912) werd, in hoedanigheid van politiecommissaris van Halle, aangehouden op 20 juli 1942 en overleed te Sonneburg - Sachenhausen (D) op 13 december 1943. Drie urnen met stoffelijke resten van Hallenaren, die tijdens de tweede wereldoorlog in Duitse concentratiekampen zijn omgekomen, werden in 1970 vóór het oorlogsmonument 'Aan onze Helden' in het Albertpark geplaatst. Zij kregen allen in Halle een straatnaam toegewezen. Het gaat om: Eduard Bralion, René Deboeck, Jean Laroy, Loui Theunckens, Louis Vanbeveren en Paul Van Ruychevel.
De straat ligt in 't verlengde van de huidige Zuster Bernardastraat, die deel uitmaakte van de oude 'Postweg'. Wie eertijds Halle verliet langs het 'Winket', de 'Poterne' of, in mindere mate, de Ninoofse Poort', een poortje in de stadsomwalling, kwam terecht op de 'Postweg', richting Geraardsbergen. Het traject volgde toentertijd de Louis Vanbeverenstraat, vroeger 'de oude weg naar Geraardsbergen', later de 'Gasstraat' genaamd, volgde een paar honderd meters de huidige Ninoofsesteenweg tot voorbij de Wolvendries en Scheissingen, om vervolgens langs de 'Galghe Wegh', nu Termeerenstraat, het grondgebied van Beert, Bellingen, Bogaarden, Herfelingen, Vollezele en Galmaarden te doorkruisen om zo het einddoel Geraardsbergen te bereiken. (ill. 32.11). Het was een zeer oude weg van groot economisch belang. Grote delen ervan vallen nagenoeg samen met de Romeinse weg Kester, Halle, Liberchies (van Halle tot Scheyssingen) en met de oude heerbaan Tongeren - Cassel (het deel van Bellingen naar Kester toe). In een recent verleden werd de straat volledig gedomineerd door twee enorme gasketels (ill. 32.12). In 1896 werd de gasfabriek (ill. 32.13) voor een periode van 30 jaar verpacht aan de "S.A. Cie Générale de Gaz de France et de l'Etranger", maar later , in 1626, werd de pacht voor tien jaar verlengd en de gasverlichting voorzien van Auerbekken, die veel meerlicht gaven. Het was een uitvinding van de Oostenrijkse chemicus Auer in 1895. Sinds 1936 werd het bedrijf overgenomen door de plaatselijke gas- en elektriciteitsmaatschappijen. In de tweede helft van de 20ste eeuw werd de fabriek afgebroken en vervangen door nieuwe Electrabel / Iverlek-kantoren en magazijnen, die voor de elektriciteits- en gasbediening instonden. Sinds 15 oktober 2004 wapperen de vlaggen van het Don Boscoinstituut aan het hoofdgebouw (ill. 32.14), dat aangekocht werd door de Salesiaanse gemeenschap om er de theoretische lessen van het Centrum voor Deeltijds Onderwijs te verstrekken. De magazijnen aan de overkant maken echter geen deel uit van de verkoopovereenkomst.
Langs deze straat bestaat eveneens de mogelijkheid om de voorstadparking de Gooikenaar te bereiken en te verlaten. In het midden wordt de straat doorkruist door de
32.2 FELIX STEENSSTRAAT ____________________
De naam van deze Halse koloniaal prijkt op het monument van de Pioniers van het Koloniaal Werk in het Albertpark. Het werk is van de hand van beeldhouwer Dolf Ledel en van architect Mario Knauer en in de volksmond bekend als de 'Witte Neger'.
De rechterkant geeft uit op de Ninoofsesteenweg, terwijl het linkergedeelte de L. Vanbeverenstraat verbindt met de Elbeekstraat.. De straat bevat nog heel wat typische kleine werkmanshuisjes die opgetrokken werden na de eerste wereldoorlog voor de arbeiders van de Halse bedrijven.
32.3 ONZE-LIEVE-VROUW WEG / NIKKENBERG ----------------------------------------------------- Juist voorbij de L. Vanbeverenstraat mondt de Onze-Lieve-Vrouwweg uit op de Ninoofsesteenweg. De benaming houdt uiteraard verband met de Mariaviering langs de Weg-Om. Het betreft een ommegang van ongeveer 5 km, die van de basiliek uit vertrekt langs velden en weiden, hoofdzakelijk gespreid over het gehucht Elbeek. Langsheen het traject werden talrijke huis- en veldkapellen gebouwd, van belangrijke historische tot de meest eenvoudige. De oudsten dateren uit de 18de en 19de eeuw. Het deel van de ommegang tussen de Elbeekstraat en de Ninoofsesteenweg werd als de Onze-Lieve-Vrouwweg opgenomen in het Halse stratenrepertorium. In feite bevindt deze weg zich op de Nikkenberg (Nicken Berg). De oorsprong van deze benaming is erg onduidelijk en er bestaan verschillende gissingen, zoals afkomstig van de Germaanse persoonsnaam 'Necho' (Neco, Niko).
Palend aan de Ninoofsesteenweg werden door het O.C.M.W van Halle tien bejaardenwoningen (ill. 32.15) opgericht. Deze sociale appartementen, één verdieping hoog, worden zeer goed onderhouden en regelmatig aangepast aan de moderne noden van de bewoners, zoals trouwens ook twaalf andere serviceflats in de L. Vanbeverenstraat (ill. 32.16). Rond 1699 werd in de kerkrekeningen het toponiem 'Kuipersblok' vermeld. Het betreft een landbouwakker gelegen aan de Nikkenberg en vermoedelijk toebehorende aan boer Decuyper, die het perceel grond bewerkte. Hij stamde zeker af van een kuipersfamilie, dus een familie van vaten- en tonnenmakers.
Drie kapellen sieren de top van de Nikkenberg. Achtereenvolgens wordt Onze-Lieve-Vrouw aanbeden aan:
a) de kapel van de Boerinnengilde (ill. 32.17) ------------------------------- In deze licht afgeronde driehoekige bakstenen kapel (h. 4 m, br.2,60 m, d. 0,85 m) prijkt een plaasteren beeld (h. 50 cm) van Onze-Lieve-Vrouw van Halle met onderstaande tekst: Hulde aan Maria - Boerinnegilde en hun Proost - Halle, 15 mei 1938.
b) de Godskapel (ill. 32.18) -------------- Ook bij deze hoge bakstenen kapel (h. 2,20 m, br. 1,20 m, d 1,10 m) wordt het plaasteren beeld van de H. Maagd Maria vereerd. De tekst eronder luidt als volgt: "D.O.M. MARI DE VIRGINI - ST JOANNI BAPTISTAE - ANNO 1681" D.O.M. is de afkorting van de Latijnse woorden "Deo optimo, maximo". Aan de goede God, de almachtige Vader.
c) de kapel van de Verzetsbeweging (ill. 32.19) ---------------------------------- Aan de rand van de Ninoofsesteenweg, ingeplant vóór de bejaardenwoningen van het O.C.M.W., staat de breukstenen bidkapel (h. 2,50, br. 2,25 m) met een nis boven op de banksokkel, waarin een marmeren beeld (50 cm) van O.L.V. van Halle fungeert, met als ondertekst : Het Schuiloord van O.L.V van het Maquis FRET / Le Refuge à Notre Dame de Maquis FURET - 1946. Het beeld is van de hand van beeldhouwer Elström.
De eerste drie straten (Gentil Antheunisstraat, Dr. Emile Gallemaertstraat en de Groeningestraat) die langs de rechterzijde aansluiten op de Ninoofsesteenweg werden reeds aangehaald bij de beschrijving van de Lenniksesteenweg en komen derhalve hier niet meer aan bod.
Tussen de Félix Steensstraat en de Nikkenberg trekken een hele rij aaneengesloten kleine werkmanshuisjes (ill. 32.20) onwillekeurig de aandacht.
Het enige specifieke bedrijf aldaar op de NInoofsesteenweg is het takelbedrijf 'Auto-Snel-Weg', nr. 124 (ill. 32.21). Het staat 24/24 uur stand by om te interveniëren bij ongevallen en parkeerproblemen.
Schuin tegenover de Groeningestraat bevindt zich het meest beroemde pand van de Ninoofsesteenweg op het grondgebied van Halle, nl. de herberg 'Lamme Gusj' (ill. 32.22).
De parkingruimte vóór de herberg is reeds decennia de toegang tot het voetbalplein met een grote zittribune (ill. 32.23), die nog dateert uit de glorieperiode van de "Cercle" (stadscentrum) die toentertijd speelde in de nationale reeksen, tot de degradatie naar het provinciaal voetbal een feit werd. Na de fusie met aartsrivaal "Union" (Sint-Rochus) wordt onder de benaming K.S.K. Halle nog steeds op het provinciaal niveau gevoetbald, wat onverantwoord is voor een stad van omzeggens 35.000 inwoners!
In de verweerde gevel van de herberg kon in 1883 nog het oorspronkelijke opschrift "Au Repos des Chasseurs - Guillaume Geerts - Dresseur de chiens de chasse" lezen (ill. 32.24). Hondenafrichter Geerts baatte de herberg 'Lamme Gisj' uit. Zijn rosse jachthond "Comtesse"bezorgde de afspanning een tweede benaming: 'Het Kasteel van Comtesse'. Het in het roos gekalkte gebouw lag beschut onder de kruinen van iepen en linden. Hij had vier dochters. Na zijn dood nam Trezeke, samen met haar zuster Louise, het beheer over. De zaak was wijd en zijd bekend als de "Jardin de Plaissance", het eindpunt van de zondagwandeling van de Hallenaren, het ontmoetingsoord bij uitstek voor Halse verliefde koppeltjes en de plaats waar prominenten en volkslui hun geliefde volkssport 'bollen' konden beoefenen op de bolderbaan (ill. 32.25).
Op 18 september 1932 werd een bronzen gedenkplaat, een werk van Jan Canneel, op de gevel langs de straatzijde onthuld en herinnert eraan, dat hier in 1881 Hendrik Conscience (°1812) verbleef (ill. 32.26), de belangrijkste vertegenwoordiger van de romantiek in Vlaanderen, de schepper van de Vlaamse roman.
In 1869 werd hij benoemd tot conservator van het Wiertzmuseum te Elsene en zou dat blijven tot aan zijn dood in 1883. Het museum groeide uit tot een waar trefpunt van flaminganten en kunstenaars. Tijdens deze periode kwam hij herhaaldelijk naar Halle waar zijn dochter Maria en zijn schoonzoon dichter Gentil Theodoor Antheunis woonachtig waren in de Lembeekstraat nr. 8, ondertussen de Louis Theunckensstraat geworden. Hij vertoefde er graag en maakte veel lange wandelingen met zijn oogappel Benjamin en zijn petekind Hendrik Antheunis, de oudste van de drie kleinkinderen. Deze was steeds de primus op school. Conscience zelf verloor, op vijf dagen tijd, zijn twee zonen Hildebert (26 j.) en Hendrikje (12 j.) tijdens een tyfusepidemie in Brussel.
Van 1877 tot 1882 werd zijn schoonzoon benoemd tot vrederechter in Halle. Vooral na deze benoeming zou Conscience meermaals te Halle verblijven, maar overnachtte steeds in de afspanning 'Lamme Gisj' en niet bij zijn kinderen, waar hij de levenswijze te wereldlijk vond.
Op zijn kleine kamer stond een ijzeren bed, een ruwe tafel, een paar stoelen en in de muur een paar nagels waaraan zijn kleren hingen. Hij waste zich onder het koude water van de pomp, zoals hij gewoon was geweest in zijn soldatentijd.
Dixit Trezeke bevond zich naast zijn kamer het karrenhuis met strooien dak en open langs één kant. Van hieruit had de schepper van de 'Leeuw van Vlaanderen' - hij leerde zijn volk lezen - een panoramisch zicht op het landschap. Daar of in het rieten prieeltje op enige afstand van de herberg gelegen, kon hij worden aangetroffen al schrijvend of schilderend, al vertellend of bij het bestuderen van zijn herbarium met wilde planten. Als man van het volk, pretentieloos en eenvoudig, vond hij hier de rust om de bosrijke heuvelen en de deinende akkers en weiden uit de omgeving te beschrijven, zoals in zijn boek 'Eene verwarde Zaak', dat reeds verscheen in 1874, dus vóór de bovengemoede periode. De gebeurtenissen spelen zich af in Halle, Essenbeek, Dworp en Beersel.
Buiten een gedenksteen aan de zijgevel van het historisch stadhuis (ill. 32.27) met de tekst: Aan Conscience - Hulde der stad Halle waar hij gaarne verbleef 1812 - 1912 en een Hendrik Consciencestraat, werd in 1935, door de V.T.B. (Vlaamse Toeristenbond), het Consciencepad (ill. 32.28) als eerste bewegwijzerde wandelpad in Vlaanderen ingewandeld, een primeur voor Halle.
Na de dood van Trezeke geraakte de herberg in verval. Er was een perscampagne nodig om de nieuwe eigenaars te doen afzien van hun afbraakplannen, zodat ze uiteindelijk tot restauratie en herstelling overgingen en het 'Consciencehuis' gespaard bleef.
Even verder, aan de rechterzijde, tussen de steenweg en de Lampstraat (zie Lenniksesteenweg) werd in een recent verleden de villaverkaveling 'De Lamp' (ill. 32.29) aangelegd. De toegang gebeurt langs het
32.4 LAMME GUICHE-ERF ------------------------- Hoewel anders gespeld verwijst de benaming duidelijk naar de oorspronkelijke uitbater van de aan de overzijde liggende afspanning de 'Lamme (Lomme, Guillaume) Gisj (Geerts)'. De Lampstraat wordt bereikt langsheen de
L.A. SLUYSSTRAAT _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Deze Halse kunstenaar (° Oudenaken 19-01-1922 - +Halle 06-12-1988) was kapelmeester-organist van de Sint-Martinusbasiliek en directeur - voorzitter van het Mariakoor. Tevens was hij professor aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel en gewezen directeur van de Stedelijke Muziekacademie van Halle. Hij was ook de eerste laureaat van de internationale orgelwedstrijd J.S. Bach te Gent. Hij werd vereerd met het gouden Sint-Romboutskruis en het pauselijke ereteken "Pro Ecclesia et Pontifice". Hij componeerde o.m. de vier- tot achtstemmige jubileummis "Laudamus Te" in Re klein, georchestreerd voor 75 jaar Mariakoor.
Even voorbij de plaats waar de Lampstraat uitmondt op de Ninoofsesteenweg, vertrekt, aan de linkerkant, de
32.5 VICTOR DEMESMAEKERSTRAAT ______________________________
Zij vormt de enige rechtstreekse verbindingweg met de Edingsesteenweg en kruist onderweg o.m. de Elbeekstraat en de Beertsestraat.
De benaming verwijst naar de Halse timmerman, tevens oorlogsheld, geboren in 1908 en overleden te Elbeek/Halle op 4 september 1944. Zijn naam staat eveneens vermeld op het oorlogsgedenkteken 'Aan onze Helden' in het Albertpark.
Na de tweede wereldoorlog vestigden verschillende middenstanders en vrije beroepen uit het Halse er zich in het eerste gedeelte, tot aan de Elbeekstraat. De villabouw trok later natuurlijk ook andere bouwlustigen aan. Recenter werd aan de linkerzijde, bij het binnenrijden van de straat, de grond verkaveld door Haviland. Drie straten werden er evenwijdig met elkaar aangelegd en kregen de volgende benamingen bij beslissing van de gemeenteraad van 3 augustus 1989:
32.5.1 HIPPELENBERG °°°°°°°°°°°°°°°°°°° Op de figuratieve kaart van 1754 betreffende de gronden die deel uitmaakten van het 'Groot Tiende' en toebehoorden aan de Halse jezuïeten, komt de naam Hippelenberg reeds voor. Deze situeerde zich tussen de huidige Nikkenberg en de Victor Demesmaekerstraat en wordt langs de zuidkant begrensd door de landelijke Wittenweg.
32.5.2 BEVERKOUTER °°°°°°°°°°°°°°°°°°° Toponiem vermeld op de oudste kadasterplannen van Halle (1825). Kan in verband gebracht worden met "coutre" (Fr) = ploegijzer en de oorspronkelijke betekenis van bever 'de bruine' i.a.w. de 'Bruine Kouter'. De akker kan ook genoemd zijn naar het grootste knaagdier op het noordelijk halfrond, uitgerust met zwemvliezen tussen de tenen en een brede platte staart, die met schubben is bedekt.
32.5.3 KAREELVELD °°°°°°°°°°°°°°°°° Toponiem dat veelvuldig voorkomt en herinnert aan de vroegere landelijke steenbakkerijen op het Halse grondgebied (kareelsteen = baksteen). 'Careel - quareel' is Oudnederlands voor tichelsteen, vierkante steen. Het verwijst naar het vroegere 'Careelveldt' (1754) dat een eind verderop naast de oude 'Baan van Geeraerts Berghen' lag. Het toponiem komt eveneens voor op de oudste kadasterplannen van Halle (1825).
Tussen de V. Demesmaekerstraat en de weg naar de dorpskern van Beert bevindt zich het gehucht
W O L V E N D R I E S dat zich uitstrekt tot aan de grens van de gemeente Pepingen.
Op nr. 540 ligt de opvallende en uitzonderlijke grote gesloten hoeve 'den Mottier' (ill. 32.30), overeenkomstig de benaming van het achterliggende veld 'den Mortier', zoals het reeds vermeld stond op de figuratieve kaart uit 1754 i.v.m. met het 'Groot Tiende' ten bate van de Halse jezuïeten.De herkomst en de naamverwisseling zijn onduidelijk. Mogelijk is het de naam van een afspanning geweest met dusdanig uithangbord, verwijzend naar een zeer korte vuurmond van verschillend, meestal groot kaliber, die projectielen verschiet onder zeer kromme banen. De benaming kan ook slagen op de familienaam Mortier of Dumortier. De datum van 1886 is op de hoeve vermeld en heeft als onderschrift ED ML PL PP. - EDuard MaiLlard en PauLina PijPens, de toemalige eigenaars.
Even verder, aan de overkant, bevindt zich de majestueuze kapel (h. 5 m, br. 5,20 m, d. 1,20 m) van de Wolvendries (ill. 32.31). Het gracieuze beeld van de H. Maria (h. 1,70 m) is links en rechts geflankeerd door drie engelen (h. 1,45 m). Alle beelden zijn gebeeldhouwd uit Franse steen. De koperen klokkentoren met kruis en haan bovenop wordt ondersteund door zes rijzige engelen, die op hun beurt steun vinden op een zware vierkante sokkel. De tekst luidt als volgt: O.L.V. Koningin 1954 bescherm ons. Begin september 2005 werd de 50ste verjaardag van de kapel gevierd. Dit gebeurde met een optocht met het zwarte O.L.V.-beeld van Halle vanuit de basiliek langs het Sacramentineklooster naar de wijk Wolvendries. Na de eucharistieviering in de garage Ameys (nr. 567), gelegen naast de vroegere bewaarschool, werd een receptie aan de talrijke prominenten en buurtbewoners aangeboden in de gemeenschapslokalen van de Wolvendries.
Op de figuratieve kaart van 1754 zijn drie grote percelen te onderscheiden, nl.
a) 'Wolvendriesch Bosch'. De benaming verwijst naar het hondachtige roofdier, dat toentertijd aldaar opdook, zoniet naar het veld of dries van de eigenaar De Wolf of Woolf = Wolfhard.
b) ''t Halfveldt'. Een aannemelijke verklaring voor de benaming is een kouter in het bezit van een halfbouwer d.w.z. grond bewerkt door een pachter tegen de helft van de oogst.
c) ''t Buyckborre' = 'Buikborre, Beekborre', de waterbron van een beek. Plaatsnaam voor de kouter op de hoek van de Haagstraat. In 1381 reeds geciteerd als 'Buc Borre'. Het woord 'borre' werd toen veelvuldig gebruikt om een perceel weiland, met een drinkplaats voor de dieren, aan te duiden.
Het gehucht was eertijds volledig bebost en reikte tot over de Groebegracht, rede waarom het eerste gedeelte van de V. Demesmaekerstraat toen de 'Bosschestraete / Bosstraat' heette. De geleidelijke ontbossing bracht een verarmd bouwland (dries) met zich mee, dat, in eerste instantie, meestal tot (schapen)weide werd omgevormd, om daarna als akkergrond te worden ontgonnen.
De drie bovengenoemde percelen lagen tegenover het 'Papenveldt' en 'den Mortier', beschreven bij de behandeling van de Lenniksesteenweg. Rechtover Scheyssingen vertrekt in de richting van Beert de
32.6 HAAGSTRAAT _____________
Zij is de laatste straat op het grondgebied van de stad Halle. Inderdaad, hoewel het verder gelegen TERMEEREN nog voor een deel toebehoort aan Halle, vertrekt deze weg aan het vroegere 'Lasarushuys' (Leprozenhuis) op de Ninoofsesteenweg maar reeds op het grondgebied van de gemeente Pepingen. In feite maakt deze weg een aansluiting met de Termeerenweg, die van Breedhout uit vertrekt en eveneens, iets verderop (300 m), op de Ninoofsesteenweg uitmondt ter hoogte van het vroegere café 'Termeeren', ondertussen, door de nieuwe eigenaar, omgedoopt tot "Blue Bird".
Op de hoek aan de hoofdbaan (nr. 643) staat de indrukwekkende gesloten hoeve (ill. 32.32), oorspronkelijk gekend als de 'hoeve De Cat', maar ondertussen bewoond door Alissa Van Eeckhoudt, de kleindochter van boer Vannerom, die het voor bekeken hield aan de hoek van de August Demaeghtlaan en de Elbeekstraat, nu ingepalmd door een Mac Donald restaurant.
Aan de overkant, in de gevel van het hoekhuis nr. 648 (ill. 32.33), is nog een open nis met een kruis er boven te bespeuren, maar het beeld is reeds lang verdwenen. Volgens gegevens op de zijgevel, kant Scheyssingen, zou de oorspronkelijke woonst gebouwd zijn geweest in 1886. De indicatie er onder 'I C P J C D' staat voor Ivo CoPpens en Josephina CarDijn. In ieder geval werden deze gegevens in een later stadium aangebracht, aangezien in 1965, op het toenmalige hoekcafé van het 'Lokaal Halle Sportief', niets vermeld stond, zoals blijkt uit de foto van de tramhalte Wolvendries. Toen was de nis nog afgesloten met een witgeverfd hekje (ill. 32.34).
Hoewel de benaming Haagstraat spreekt voor zichzelf en normaliter verwijst naar een omheinde ruimte tot afscherming of afpaling van een stuk land in het bosrijk gehucht Wolvendries, is het niet denkbeeldig dat het toponiem dient opgevat te worden als de straat van het gekapte bos, want het woord 'haeg' werd niet enkel gebruikt voor een afsluiting, maar ook voor een kapplaats.
Volgens de figuratieve kaart van 1754 met de percelen waarop het 'Groot Tiende' (rente opgestreken door de jezuïeten) van toepassing was, situeerde zich, tussen de Haagstraat en Termeeren, het 'Careelveldt' / Kareelveld, genaamd naar de ontginning aldaar van kareelstenen i.a.w. bakstenen. Op de kaart van Vander Maelen (1840) komt deze benaming niet meer voor en wordt de kouter als de 'Vijf Bunder' beschreven. De oude landmaat schommelde tussen 1,23 en 1,43 ha.
Zoals blijkt uit diezelfde streekkaart verliet de oude weg naar Geraardsbergen vanaf hier de richting Ninove, om, onder de benaming 'Galge Wegh', sinds 1840 Termeeren, zijn weg verder te zetten over het grondgebied van de gemeente Beert.
Zowel de leprozenhuizen (melaatsen, besmettingsgevaar) als de galgen voor het ophangen van misdadigers werden op de uiterste punten van de stad opgericht.
Drie kouters palen aan Termeeren op het Halse grondgebied, nl.
a) langs de linkerkant, achter de 'Vijf Bunder', de 'Beertkouter', een groot land- bouwperceel dat reikt tot aan de grens met de nabuurgemeente Beert. Deze komt op de oude topografische kaarten voor onder verscheidene benamingen, zoals: 'Den Beert Couter, Beete Cauter,...'. Tussen de 'Beertkouter' en de Haagstraat strekte zich de 'Ziekenweide' uit. Het gaat om de weide behorende tot of gelegen nabij het leprozenhuis van Pepingen. Varianten: ''t Sieckblock', 'Zieke Weide'. Hier verbleven destijds de melaatsen, vaak aangegeven als 'de zieken'. Men was zeer streng voor hen. Ze werden uit de gemeenschap gesloten. Zij moesten buiten de stadsmuren verblijven.
b) langs de rechterzijde, het 'Galge Veldt, Galgeveld',met daarachter, tegen de Beertse grens, het 'Schoorgat'. De eerste plaatsnaam werd reeds vermeld in 1535 en houdt verband met de galgen gelegen op de grenzen van Brabant en Henegouwen, respectievelijk op de Wolvendries, gekend als de galg van Pepingen , en op Stroppen, de galg van Stroppen. Een kapel ter ere van Sint-Anna bevindt zich aan het galgeveld op het grondgebied van de gemeente Pepingen. Het voormalige 'Sint-Annabosch' is verdwenen, maar strekte zich uit langs beide zijden van de Galgeweg (Termeerenstraat).
Het 'Schoorgat' verwijst naar de gaffelvormige hoekkouter gelegen op de scheiding van Halle, Beert en Pepingen. De betekenis van 'gat' is vrij duidelijk. Het gaat om een stille of afgelegen plaats, een uitkant, een uithoek. Vermoedelijk moet 'schoor' in verband worden gebracht met het dialectwoord 'schoar, scheir', dus een schaar. Schaar heeft onder meer ook de betekenis van een aandeel in een gemeenschappelijke weide. Het is ook de eenheid waarin het aantal stuks vee berekend wordt dat men op de meent mag laten grazen. Een koe bv. wordt meestal gerekend op 1 schaar, een vaars op 3/4 schaar.
In de "Tableau Général des Communications Vicinales" (1843) staat de 'Poelstraat' vermeld als de weg van Beert naar Breedhout / Sint-Pieters-Leeuw. Ook op de Atlas der Wegen komt de 'Poelstraat' (straat aan de poel) voor.
Het laatste huis, nr. 661, op het grondgebied van Halle is de enige familiesauna die Halle rijk is. De Aquatadema Thermen (ill. 32.35) omvatten o.m. 4 sauna's, 2 zwembaden waarvan één verwarmd en twee jacuzzis, één binnen en één buiten, een Turks stoombad met lichttherapie, een prachtige tuin, een bar en restauratie.
Servais werd in Halle geboren op 6 juni 1807. De familie Servais - Bande woonde in 't Vondel. Om iets bij te verdienen speelde vader Servais viool en zong meestal op de Grote Markt. Adrien, met een 'holleblok-viool' mocht hem vergezellen. Dat straatmusiceren ligt aan de grondslag van de levensloop van A.F. Servais.
In 1829 behaalde hij een eerste prijs cello aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel. Het jaar daarop werd hij door koning Leopold I aangesteld tot concertleider aan het hof. Na drie jaar lang in het orkest van de Muntschouwburg te hebben gespeeld, vertrok hij als cellist-virtuoos naar Parijs en oogstte de ene triomf na de andere. De rest van zijn leven was een niet-eindigende concerttournee door heel Europa en overal werd hij als een prins onthaald. Berlioz noemde hem de Paganini van de cello. Zijn zelf gecomponeerde opus 2 "Souvenir de Spa", een fantasie voor cello en piano, werd een wereldberoemd bravourstuk waarvan de uitvoering een ongewone virtuositeit en technische bekwaamheid vereist van de cellist. Adrien Servais was een kloek gebouwde man met grote handpalmen en lange vingers. Die handstructuur liet hem toe zonder moeite de moeilijkste passages te spelen en de meest complexe vingerzettingen te verwezenlijken die muzikanten met kleinere handen niet aankonden.
In 1842 bracht Servais uit Rusland niet enkel zijn vrouw Sophie Feyghinn, maar ook een fortuin mee. Zij waren ginder getrouwd voor de orthodoxe kerk. In Halle werd dat huwelijk niet erkend. Sophie werd rooms-katholiek en een nieuw kerkelijk huwelijk werd aangegaan. De familie Servais kreeg zes kinderen, vier meisjes en twee jongens. De oudste dochter trouwde met beeldhouwer Godebski. Zijn jongste zoon Frederik-Jozef volgde de voetsporen van zijn vader op.
Drie keer bezocht hij Rusland, maar zijn gezondheid liet te wensen over. In 1866 kwam hij uit het tsarenland terug, gaf nog enkele concerten in de voornaamste Belgische steden en stierf in zijn villa te Halle op 26 november van hetzelfde jaar.
Gans de stad Halle was in diepe rouw. Bij zijn begrafenis op 28 november kwamen van overal stampvolle treinen toe en ook de hele Halse gemeenschap was bij de uitvaart aanwezig. Het was in Halle omzeggens een nationale rouwdag. Hij werd bijgezet in een grafkelder op het oud-kerkhof (nu G.B.warenhuis). Hij kreeg uiteraard een begrafenis op stadskosten. In zijn lijkrede riep de burgemeester de mensen op bij te dragen om de afgestorvene, bij middel van een standbeeld, te vereeuwigen. Een commissie 'Monument Servais' werd opgericht. Het standbeeld uit Carrarisch marmer werd door zijn schoonzoon Cyprien Godebski gebeiteld. Het kostte in 1870, 1500 goudfranken. Het werd plechtig onthuld op 1 oktober 1871.
De innige wens van A. Servais was dat zijn hart in zijn geliefd Halle zou bewaard blijven. Daags na zijn dood werd de autopsie gedaan en werd zijn hart gebalsemd en in een urne aan het stadsbestuur overgedragen om het op het stadhuis te bewaren tot bij de inhuldiging van zijn standbeeld. Voor waarheid wordt aangenomen dat zijn gebalsemd hart in een urne ligt ingemetseld onder het voetstuk van zijn monument. In ieder geval werd bij de translatie van het stoffelijk overschot van Servais en zijn zoon Jozef, van het oud-kerkhof naar het nieuwe, in 1897 geen gewag gemaakt van het overbrengen van het hart naar het nieuwe grafmonument.
Op 6 juni 1957, exact 150 jaar na de geboorte van A. Servais, verklaarde Frans Sablon, de toenmalige voorzitter van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Halle, het volgende: "Zolang men het hart van Servais bij ons zal horen kloppen naast en ondanks de scherpe zin voor realiteit en efficiency, zult U altijd Hallenaren, nog bevredeging blijven vinden in muzikaal kunstgenieten en in het scheppen van instrumentale en vocale schoonheid".
Waarschijnlijk was Servais de eerste cellist die zijn instrument met een ijzeren steunpunt deed uitrusten. Zijn stradivariuscello van 1701 was erg groot. Zelfs Servais, met zijn grote gestalte, had moeite om die cello met zijn benen vast te houden zoals tot dan gebruikelijk was. Vanaf 1884 is de pin gemeen goed geworden. De pin maakt het bespelen makkelijker en laat ook meer virtuositeit toe.
Het opschrift op de sokkel van Servais' standbeeld bleef lange tijd eentalig Frans maar kreeg uiteindelijk op de linker- en rechterkant een Nederlandse vertaling toegevoegd.
De oorspronkelijke smeedijzeren omheining diende, ingevolge chemische verwering, te worden afgebroken. De strijkstok van zijn cello was reeds gehavend vóór de aanvang van de tweede wereldoorlog maar brak verder af bij het opblazen van de kanaalbruggen door de Engelsen, zodat hij, als het ware, een revolver in de rechterhand hield i.p.v. een strijkstok. Later werd dit euvel bijgewerkt. Ook de snaren van zijn cello ontbraken al geruime tijd maar werden hersteld in 1999 bij de restauratiewerken van het standbeeld.
Tweehonderd jaar na zijn geboorte in Halle herdenkt de stad, met de organisatie van het Festival Servais 2007, deze vermaarde virtuoos van de 19de eeuw, die als cellist en componist in heel Europa werd gelauwerd. Zijn composities worden nog steeds wereldwijd uitgevoerd.
Sinds 26 november 2006, honderdveertig jaar na zijn dood, wordt hij een jaar lang in Halle gevierd met concerten, tentoonstellingen en diverse activiteiten georganiseerd door de VZW Servais onder de coördinatie en het voorzitterschap van de heer Peter François (www.servais-vzw.org en www.servais2007.be) en onder de hoge bescherming van Koning Albert II. Ook (inter)nationaal wordt hij op vele plaatsen herdacht in 2007. Verschillende randactiviteiten zoals om. de creatie van 50 sigarenbandjes over Servais, Servaisbier en -pralines, toneelopvoeringen (De Fontein van Servais),... intentifiëren deze viering.
1. RENE DEBOECKSTRAAT - - - - - - - -- - - - - - - - - - - De straat verbindt het Bevrijdingsplein met de Suikerkaai en de facto het kanaal Brussel - Charleroi, dat in 1832 voor het eerst bevaarbaar was. Toen in 1850 de spoorverbinding Brussel, Halle, Edingen tot stand kwam, boog het traject buiten het station van Halle snel naar rechts af, over het kanaal, kruiste de Suikerkaai, de Zenne, de Bergense- en Edingsesteenweg, om langs het Wilgenveld de richting Edingen te kiezen. De René Deboeckstraat werd aangelegd op deze oude treinbedding, die pas in het begin van de 20ste eeuw werd afgeschaft nadat de verbreding van het kanaal een feit was en de spoorlijn een nieuw tracé verder over het kanaal werd toegewezen.
De straat is tot op heden onbebouwd. Enkel de ateliers met parking van de garage Surkeyn (Opel), Bergensesteenweg 107, begrenzen aan de rechterkant de verbindingsweg vanaf het Bevrijdingsplein. Aan de overkant ligt de dieper gelegen parking van het restaurant "China Town".
Van op de Zennebrug wordt een mooi beeld geschapen van de bruisende rivier met links het achterplein van de opslagplaatsen van de firma Colruyt en rechts de achterliggende ruimte van het stadsmagazijn. Even verder ontvouwt zich een panorama met als inzet de zwaaikom en verder de gigantische ijzeren bruggen die over het kanaal werden aangelegd, ten einde het spoorwegverkeer naar Doornik en in de richting Bergen / Parijs, te verzekeren.
Haar naam dankt de straat aan de Halse oorlogsheld (° 1904) die op 6 juli 1942 werd aangehouden en te Sonnenburg (D) overleed in 1944. Als brouwerijbediende trad hij tot de weerstand toe en nam de leiding van het Hals Belgisch Legioen op zich. Zijn naam staat vermeld op het oorlogsmonument 'Aan onze Helden' in het Albertpark.
2. SUIKERKAAI - - - - - - - - - - Op 't einde van de zwaaiplaats, tussen het kanaal en de Zenne, bevindt zich een kleine industriezone gedomineerd door de Ets Denayer, die, halverwege de 20ste eeuw, oorspronkelijk hun magazijn met bouwmaterialen runden voorbij de kanaalbrug, tegenover het Stationsplein.
De Suikerkaai herinnert aan de agro-industriële bloeiperiode van de stad Halle in de tweede helft van de 19de eeuw. Drie suikerfabrieken draaiden toetertijd op volle toeren. Boven de 'Bergenpoort', aan de Bergensesteenweg, bezaten de gebroeders Vanvolsem en de gebroeders Nerinckx, omstreeks 1850, de "Société Vanvolsem - Nerinckx & Cie pour la fabrication du sucre de betteraves". Aan de 'Bascuul' bevond zich de suikerfabriek van de familie Nerinckx en aan de hoek gevormd door de René Deboeckstraat met de Suikerkaai richtte de "Société en nom collectif Vanvolsem - Nerickx" in 1864 een tweede suikerfabriek op. Het lossen en laden van de scheepsvrachten gebeurden aan de Suikerkaai.
Op de eigendom (1 ha) toebehorend aan de gebroeders Vanvolsem, werd een constructie opgericht met een gevelbreedte van ±50 m op ±35 m diepte. Het bestuur ervan was enkel en alleen in handen van J.B. Vanvolsem. E. Nerinckx werd belast met de controle over de taken van de beheerder. Na het opstarten van de suikerfabriek werd de rest van het terrein omgevormd in een park met wandelpaden, een vijver langsheen de spoorweg (R. Deboeckstraat) en zelfs een brugje over de Zenne, een verbinding tussen het kasteel Vanvolsem, nu de stadsbibliotheek, en het industrieterrein. J.B. Vanvolsem kreeg op 15 juni 1870 de toelating om de uitbating van de suikerfabriek onder de benaming "Société Vanvolsem & Fils" verder te zetten. Na zijn overlijden op 7 februari 1872 verkreeg zijn weduwe (Thomas) en haar zeven kinderen deze eigendom en de maatschappij in volle eigendom, naakte eigendom of in vruchtgebruik. In 't begin van de 20ste eeuw kocht de "Raffinerie Tirlemontoise" de suikerfabriek op en ontmantelde ze tot leegstaande gebouwen.
Op het einde van het jaar 1921 was de glorietijd van de plaatselijke suikerindustrie definitief voorbij en werd de eigendom tussen het kanaal en de Zenne openbaar verkocht, enerzijds, aan de heer Charles Van Lier (de suikerfabriek) en anderzijds, voor algemeen nut, de rest aan de stad Halle.
Charles Van Lier was één van de gebroeders die de familiale cichoreifabriek 'Pacha' leidde.Hij trad uit onverdeeldheid en stichtte in de lege gebouwen van de oude suikerfabriek, een nieuwe cichoreifabriek onder de benaming "Le Coucou". Die koekoek legde zijn eieren niet in andermans nest. Er moest hard gewerkt worden om een deel van de cichoreimarkt te veroveren. Later kwam er echter een verzoening tussen de familieleden Van Lier en werd "Le Coucou" opgedoekt. Na de dood van de stichter werd de fabriek gesloopt en het terrein verkaveld.
Een groot deel, de linkerkant van het domein, is nog steeds ingenomen door het stadsmagazijn. Het staat in voor het technisch beheer van de stadsgebouwen en -goederen. Drie grenspalen met de inscriptie AR(enberg), afkomstig van de molensite, liggen hier, dicht bij de Zenne, betere tijden af te wachten. Gezien de waarde van de meerstenen zullen ze opnieuw in de Molenborre worden aangebracht op het eerste verhoogde plateau langs de oude muur van de voormalige brouwerij De Boeck. Van de vijver en de wandelpaden is al decennia niets meer te bespeuren.
Alle huizen langs de Suikerkaai, tussen het stadsmagazijn en de kanaalbrug, dateren van na het slopen van de suikerfabriek.
Café ''t Kanaal' was in de eerste helft van de 20ste eeuw de pleisterplaats van de toenmalige Halse roeivereniging. Nu viert het kanaaltoerisme hier hoogtij. Drie nieuwe aanlegsteigers brengen de toeristen veilig ter bestemming.
Het modernisme is in Halle haast niet vertegenwoordigd. Enkel aan de Suikerkaai nrs.15 tot 20 wordt een opmerkelijke rij woningen aangetroffen die in een combinatie van art deco en modernisme werden opgetrokken tussen 1936 en 1939 volgens plannen van architect Albert Demesmaeker. Zij ontstonden blijkbaar uit één enkel concept gezien het symmetrisch aspect dat onvermijdelijk opvalt. Afzonderlijk beschouwd verliezen deze woningen heel wat aan betekenis. De indeling van de vensters in kleinere horizontale stroken is typisch voor het interbellum, de periode tussen de twee wereldoorlogen in.
Andere opvallende gebouwen zijn nr.12 met eclectische aspecten en de meubelwinkel van Steens die in 2004 gesloopt werd en nu de plaats heeft geruimd voor moderne appartementen met winkelruimten onderaan, goed gelegen naast de in- en uitrit van de parking van de distributiegroep Delhaize.
Aan de overkant van het kanaal, voorbij de spoorweg, prijkt de villa, waarin tijdens W.O. II, de "Kommandatur" was gevestigd.
LOUIS THEVENETLAAN - - - - - - - - - - - - - - - - - - Waar eens de suikerfabriek stond werd een doodlopende laan tot aan de Zenne aangelegd met villabebouwing langs beide zijden. Op het einde van de straat werd in 1964 een monument opgericht (h. 3 m, br. 3,70 m, d. 0,75 m) met de beeltenis van de H. Maria en het opschrift 'Moeder van de Schone Liefde, Bid voor Ons'. Beeldhouwer H. De Block zorgde voor de uitvoering.
Louis Thevenet (°Brugge 12-02-1874 - + Halle 16-08-1930) was een van de markantste schilders uit de stad en de streek. Hij was een goede kennis van de schrijver Herman Teirlinck. Hij was een ongekunstelde en spontane Brabantse fauvist en schepper van talrijke typische interieurs en landschappen. Hij vestigde zich in 1916 in de Sollenbeemd en verhuisde in 1927 naar de H. Cosciencestraat 41, nu 58 waar een herdenkingsplaat nu de gevel versiert. De Hallenaren noemden hem "La Nature".
3. BASILIEKSTRAAT « deel 4 » - - - - - - - - - - - - - De Suikerkaai sluit aan op het vierde en laatste deel van de Basiliekstraat. Tot in 1946 werd dit gedeelte de 'Statiestraat' of de 'Statieberg' geheten, de verbinding tussen de Parlklaan/Arkenvest en de kanaalbrug. De benaming leeft nog verder in het vokse toponiem 'Stoessenberg', wegens het plaatselijk reliëfverschil dat naar het station leidt.
Op de linkerhoek bevindt zich het enige hotel, tevens restaurant, nu ook bodega, dat het Halse centrum nog rijk is. In het laatste decennia van de 19de eeuw was De Meurichy stadsontvanger te Halle. Hij nam de 14-jarige Juul De Brouwer in bescherming en beval hem aan bij de directie van de suikerfabriek Nerinckx. Juul werd basculeur en daarna als analist voor het suikergehalte aangesteld. Eens gehuwd vestigde hij zich eerst in de Vandenpeereboomstraat en achteraf aan de hoek van de 'Statiestraat' nabij de kanaalbrug. De boeren, paardenfokkers en bietenleveranciers van de Halse suikerfabrieken verkozen zijn hotel - café - restaurant tot hun stamlokaal en hielden het uithangbord "Hôtel des Eleveurs" mee boven de doopvont. In 1997 vierde het hotel zijn honderdste verjaardag. Het bleef steeds in handen van dezelfde familie. Opvolger Pierre runt het hotel-restaurant sinds 1972, nu bijgestaan door zijn zoon, die als keldermeester eveneens instaat voor de bodega in het voorste gedeelte van de zaak, waar, na 1832, het café "Au Canal de Charleroi" werd uitgebaat door Victor Malbecq, tevens verhuurder van rijtuigen.
Iets dichter naar het centrum toe bevindt zich de toegang naar het achtergelegen grootwarenhuis Delhaize "Le Lion". Sinds 2003 werd een nieuwe grotere winkelruimte in gebruik genomen die reikt tot tegen de woonhuizen van de Thevenetlaan.
Hier bevond zich voorheen de opvallende 'Villa Ricardo' gebouwd door de familie Vanvolsem. Op de voorgevel was een bord aangebracht met de inscriptie 'Wilt ge wel zijn, wilt ge rusten, zoekt het niet op vreemde kusten'.
Langs de rechterkant wordt de eigendom begrensd door de Leide, die tussen 1400 en 1404 werd gegraven als aftakking van de Zenne, als waterverdedigingslinie en om het overstromingsgevaar in het Halse centrum in te dijken. Sedert 1962 werd het water van de oorspronkelijke Zenneloop volledig afgevoerd door de Leide, die door de demping van de oude Zennearm nu vereenzelvigd wordt met de Zenne.
Heel de site tussen de Leide en de Arkenvest wordt ingepalmd door het Elisabethpark met vooraan de Openbare Stadsbibliotheek en achteraan de Stedelijke Kleuterschool 't Parkske.
In 1869 besloot de Halse gemeenteraad een 'School en Volksboekerij' te organiseren. De boekerij was van meet af aan verbonden aan de gemeentelijke jongensschool. De verhuizing in 1962 naar de voormalige 'Marmitkensschool' in de Zuster Bernardastraat betekende een nieuwe start voor de bibliotheek. In 1978 vond de Stedelijke Openbare Bibliotheek een tijd lang een onderkomen in het Oud-Jezuïetencollege. Tijdelijk, want de plannen voor de restauratie van het kasteel Vanvolsem in het Elisabethpark wachtten al van 1976 op uitvoering. In mei 1982 kon de hoofdbibliotheek eindelijk verhuizen. De laatste twee vrije bibliotheken werden overgenomen, met name de Vrije Openbare Bibliotheek van Buizingen en de Parochiale Openbare Bibliotheek het 'Schild' van Halle-centrum. In november 1978 werd de Vrije Openbare Bibliotheek van Essenbeek, een filiaal van de stadsbibliotheek, door het ministerie erkend en van 1 januari 1979 werd de overname van de Parochiale Bibliotheek van Lembeek een feit. In 1986 werd de hoofdbibliotheek door het ministerie erkend als een voltijds werkende openbare bibliotheek. In september 1993 werd met de automatisering aangevangen. In maart 1997 werd een cd-rom-netwerk geïstalleerd en de leeszaal uitgerust met een internet-terminal.
Het prachtige neoclassicistisch gebouw werd opgericht in 1842 door de kinderen Vanvolsem. Zij stamden uit een van de belangrijkste Halse families i.v.m. de agronijverheid in de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Omstreeks 1920 werd hun domein, na openbare verkoop, eigendom van de stad, die respectievelijk de muziekschool en daarna het vredegerecht in het kasteel onderbracht Oorspronkelijk was de gevel bepleisterd, hetgeen in de neoclassicistische architectuur altijd het geval was. Bepleisterde gevels integreren zich vaak veel beter in een aangepast stadsbeeld. De ontpleistering gebeurde derhalve ten onrechte. In de tachtiger jaren liet het stadsbestuur het gebouw herstellen en opfrissen. Het park met het gerestaureerde gebouw was vroeger afgesloten met een smeedijzeren hekken.
Twee portierhuizen, gebouwd in 1846, één tegen de Leide en het andere aan de Arkenvest, waren bestemd voor het dienstpersoneel. Later werden beide woningen gesloopt en het kunstsmeedwerk verdween spoorloos. De Vanvolsems' ontwierpen ook de lusttuin, met een ronde vijver en een fontein vóór de ingang van het gebouw. Vanuit het kasteelpark liep een brugje over de Leide naar de suikerfabriek, op de plaats waar nu het grootwarenhuis Delhaize is gesitueerd.
In de tweede helft van de 20ste eeuw bouwde de stad in de lusttuin langs de kant van de Leide een driehoekig prieeltje waarin de op rust gestelde Hallenaren hun vrije tijd kunnen verdrijven.
Vooraan links aan de vijver prijkt, op een hoge sokkel, een bronzen afgietsel van een borstbeeld van Jan Boon gemaakt door kunstenaar Luc Van Ruyssevelt. Het beeld zelf werd ontworpen door Marguerite Acarin toen ze samen nog actief waren bij het Vlaamse Volkstoneel. Het beeld werd eerder toevallig ontdekt op de zolder van het Oud-Jezuïetencollege. Zijn zoon Herman, nationaal aalmoezenier van de burgerluchtvaart, was aanwezig bij de inhuldiging van het beeld. Hij overleed schielijk in zijn kapel op de luchthaven van Zaventem in mei 2005. Als hoofdredacteur van de Standaard (1929) werd Jan Boon in 1936 gepromoveerd tot directeur-generaal en grote bezieler van de Openbare Omroep N.I.R., de voorloper van de B.R.T., die ondertussen geëvolueerd is tot de Vlaamse Radio en Televisie (V.R.T.). Zijn grootste verdienste was de invoering van de autonome televisie in Vlaanderen in 1953. Hij overleed onverwachts te Ukkel op oudejaar 1960. Een gedenkplaat in de Sint-Katharinavest 63 herinnert aldaar aan de geboorte in 1898 van de vader van de Vlaamse televisie. Na Kardinaal Cardijn werd hij tot tweede ereburger van de stad Halle uitgeroepen.
Aan de rechterhoek in de voortuin domineert een eenzame, majestatische sequoia (mammoetboom), die reeds meer dan 160 jaar oud is, het bovenzicht van de 'Statieberg' vanuit de 'Bosstraat' bekeken.
Aan de overkant van het Elisabethpark bevindt zich het stadspark, het Albertpark. Beide parken situeren zich ter plekke waar, in de middeleeuwen, de stadsgrachten de waterverdedigingslinie van de stad Halle vormden. De grachten tussen de 'Bergenpoort' en het 'Vissegat' werden verpacht. De pachter was er toe gehouden werklieden ter beschikking te stellen om de 'Grote Vijver' te reinigen. In 1850 was het stadspark nog onbestaande. Nadat de grachten geen nut meer hadden voor de verdediging van de stad en toegelegd werden, behoorde de grond (85a 7Oca) gelegen tussen de 'Statiestraat, de Parklaan, de Leide en 't Vondel toe aan de familie Hannecart die op 11 oktober 1880 het terrein verkocht aan de Vanvolsems'. Deze stond het teenbos - hakhout, dunne taaie twijgen gesneden van wilgen laag bij de grond afgehakt, bestemd voor (manden)vlechtwerk - af aan de stad. Het was een ruil voor een grond, belast met erfpacht, 30a 2ca groot, omklemd door de Arkenvest, de 'Statiestraat' en hun eigendommen gelegen langs de Bergensesteenweg en de Suikerkaai, het huidige Elisabethpark. De stad mocht er geen gebouw(en) oprichten, tenzij een paviljoen, een kiosk,... ten behoeve van het publiek dat aldaar zou komen wandelen, dit tot op een diepte van 55 m vanaf het midden van de 'Statieberg' Het park werd in 1896 aangelegd, het jaar daarop plechtig ingehuldigd en genoemd naar Albert I, de koning der Belgen.
Op dit ogenblik sieren vier monumenten het wandelpark.
1° Aan de linkerzijde van de hoofdingang staat een beeld dat door de Koninklijke Koloniale Kring van Halle werd opgericht voor koning Leopold II (°1835 - +1909), tevens soeverein vorst van Belgisch Kongo. Het monument werd ingehuldigd in 1953 in aanwezigheid van de minister van Koloniën en van de heer Jean Cuvelier (°1882 - +1962) sinds 1930, de eerste bisschop van de Kongolese provincie Matadi.
2° Aan de overkant prijkt de zuil gekend als 'de witte neger'. Ze werd ontworpen door architect Mario Knauer en gebeeldhouwd door Dolf Ledel. Onder het medaillon met beeltenis van baron Jacques de Dixmude staan drie namen van Hallenaren die op deze wijze werden gehuldigd als pioniers van het koloniale werk in Belgisch Kongo. Achteraf kregen zij een straatnaam toegewezen.
3° Een imponerend gedenkteken met de namen van de Hallenaren die hun leven hebben gegeven voor de onafhankelijkheid van België in 1830 en ook tijdens de twee wereldoorlogen, siert het midden van het park. Het is een werk van architect Pauwels en beeldhouwer Rau. Drie urnen met stoffelijke resten van Hallenaren die tijdens de tweede wereldoorlog in Duitse concentratiekampen zijn omgekomen, werden sinds 1970 vóór het monument geplaatst (ill. 28.3.18). Zij kregen allen in Halle een straatnaam toegewezen. Het gaat om: Eduard Bralion, René Deboeck, Jean Laroy, Louis Theunckens, Louis Vanbeveren en Paul Van Ruychevel.
4° Rechtover de Handbooghof bevindt zich sinds 2001 een bronzen eigentijdse momentopname van de 'Jeugd', een werk van Luc Van Ruyssevelt uit Oudenaken, dat een jonge en een meisje, die in skate-uitrusting op een skateramp zitten, uitbeeldt. Het werd ingepland op de plaats waar, in 1974, het standbeeld 'Jeugd' van dezelfde kunstenaar werd vernield. Het oude beeldje stelde een jonge en een meisje voor, met hun boekentasje op de weg naar school.
In de eerste helft van de 20ste eeuw sierden jarenlang twee kanonnen het grasperk voorbij het martelarenmonument. Naar aanleiding van bijzondere gelegenheden werden beide parken na de tweede oorlog omgetoverd tot muzikale tempels waar ofwel gedanst kon worden (Elisabethpark), ofwel naar prachtige kioskmuziek (Albertpark) kon geluisterd worden. Het stadspark blijft de Halse schooljeugd bekoren. Hier wordt na schooltijd nagekaart met vrienden en vriendinnen. In wezen heeft het wandelpark de jongste decennia niets van zijn charme voor jonge verliefde koppels verloren. De capaciteit van de zitplaatsen werd trouwens recent nog aanzienlijk uitgebreid met boogvormige stenen banken aan de voorkant van het park.
Aan de rechterzijde van het Albertpark, aangedrukt tegen de Leide, bevindt zich nog altijd het enige bakstenen urinoir dat de stad rijk is. Misschien wel een noodzakelijkheid, maar geen stichtend voorbeeld qua netheid en geurhinder.
Het voorlaatste winkelpand, eertijds de "Pâtisserie Caramin", met op het uitstalraam "Spécialité de Mastelles", was een echte goudmijn en alom gekend voor de rijstaarten en de roomijsjes.
Aan de hoek, waar sinds decennia een decoratiewinkel door de familie Deceulener wordt uitgebaat, was voorheen de herberg met orgel "A la Réunion des Pêcheurs" gesitueerd, maar had oorspronkelijk als opschrift "A la Cour de Bruxelles". De 'Statiestraat' loopt over de kanaalbrug naar de Sint-Rochusparochie toe. Van hieruit kan eerste blik worden geworpen op de 'Villa Servais', het enige gebouw in Italiaanse stijl dat Halle rijk is.
DE KANAALBRUG _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
De verbinding tussen het steenkoolrijke Henegouwen en de provincie Brabant door middel van een kanaal was een eeuwenoude droom. Het project ging meermalen van start: in 1656, in 1698, in 1802 en uiteindelijk definitief in 1826 onder Willem I, koning van de Verenigde Nederlanden. Het ABC kanaal (Antwerpen, Brussel, Charleroi) werd in oktober 1832 vrijgegeven voor de scheepvaaart. De brug over het kanaal werd mooi in het verlengde van de 'Statiestraat' aangelegd. Heel waarschijnlijk werd gelijktijdig met de bouw van een nieuw station in 1884 en de aanleg van een tweede spoorlijn, ook de kanaalbrug herschikt. Uit foto's van rond 1900 blijkt dat de brug schuin liep in de richting van de Sint-Rochusstraat. Het kanaal voor boten van 70 tot 100 ton voldeed weldra niet meer aan de behoeften van die tijd, en, iets voor de eerste wereldoorlog, werd al begonnen met het verbreden ervan. De werken werden onderbroken door de oorlog 1914-1918 en konden slechts beëindigd worden in 1932. Sindsdien kregen boten tot 600 en zelfs tot 1000 ton doorgang. Er moest dientengevolge een aangepaste brug worden gebouwd. Zij lag er amper 8 jaar toen in 1940 de tweede wereldoorlog uitbrak. De Engelsen dachten de vijand tegen te houden door de brug op te blazen op 17 mei, iets na 17 uur. Uw dienaar was, samen met zijn moeder, een van de laatste die er over mochten. Te voet vluchtten zij richting Breedhout. Ter hoogte van de Lampstraat hoorden zij reeds de daverende knal die de brug in het kanaal deed storten. Enkele uren tevoren waren de voetgangersbrug aan 't Vondel (Waggelbrug), de Sasbrug, het verder gelegen brugje naar Buizingen en de ijzeren spoorwegbruggen richting Lembeek al opgeblazen. De Engelsen speelden op zeker en plaatsten een overdreven zware lading springstof onder de kanaalbrug. Ze lieten ze springen toen de Duitsers reeds in de Albertstraat op Sint-Rochus vertoefden. Alles rond het kanaal lag half plat. Ze was opgeblazen langs de stadskant aan het jaagpad, zodat dit deel in het water lag samen met de middenstukken. Het vaste stuk langs de spoorzijde was maar licht beschadigd. De kanaalbrug was van een type dat uit drie delen bestond: een vast stuk aan de linker- en rechterzijde en de middelste verbindingselementen, die tussen die twee vaste stukken geklemd zaten en op hun plaats bleven door hun gewicht. De dag na de ontploffing hadden de Duitsers reeds een verbinding met balken en "poutrellen" ter vervanging van de Sasbrug tot stand gebracht. Enkele maanden later waren ze ook klaar met een noodbrug naast de ingestorte kanaalbrug. De Duitsers lieten het kanaal leeglopen om alle beton en puin van al de opgeblazen bruggen uit het kanaal te verwijderen. Van die gelegenheid werd ook gebruik gemaakt om in het midden op de bodem een betonnen basis te gieten met houten palen als steun voor de ijzeren 'poutrellen' van de voorlopige tweedelige brug. Ze werd omzeggens volledig met houten balken en boomstammen opgetrokken. Na tien jaar dienst en veelvuldige herstellingen werd beslist om terug een betonnen brug te bouwen. In 1952-1953 namen de heropbouwwerken een aanvang. De brug zou 60 cm meer hoogtedoorgang voor de schepen krijgen, zodat ook schepen van meer dan 1000 ton onder de brug zouden doorkunnen. Dit had uiteraard voor gevolg dat de 'Statieberg' 60 cm steiler werd, evenals de kant van de Willamekaai.. Zes holtes werden in het beton van de brugstoel voorzien om in oorlogstijd op te vullen met dynamiet, zodat de brug kon opgeblazen worden. Het overige deel langs de spoorwegzijde was recuperatie van de oude brug en stond bijgevolg 60 cm lager dan de stadszijde. Daarom werd de brugstoel op ongeveer één meter boven het wateroppervlak uitgeboord met de drilboor. Ondertussen werd ook het geheel ondersteund. Twintig grote hydraulische vijzels met elk een handpomp werden er onder geplaatst. Op elke vijzel stond een manometer zodat kon afgelezen worden of kracht en druk gelijk verdeeld waren. Het pompen gebeurde eerst naast de kaaimuur, vervolgens naar het midden toe en dit gedurende een volle week, totdat het blok beton 60 cm hoger reikte en op gelijke hoogte lag met de stadskant. Daarna werden de ontbrekende elementen tussen de twee brugdelen, gemaakt uit spanbeton, ter plekke vervaardigd en hol gegoten. Toen de acht elementen na verschillende maanden klaar waren, werden ze met twee grote kranen tussen de twee vaste bestanddelen van de brug geplaatst. In 1953 was de brug volledig afgewerkt. Ze werd getest met tien exact gewogen vrachtwagens met elk tien ton zand erop. Zo werd gemeten hoeveel de brug doorboog en het resultaat vergeleken met de berekeningen van de ingenieurs. Daarna volgde de afbraak van de houten brug. De delen boven water demonteren was kinderspel, maar onder water moest de brugstoel, die in het midden van het kanaal door de Duitsers was gegoten, alsook de resten van de houten steunpalen, doorboord worden om er dynamietladingen in te plaatsen en alles op te blazen.. Dit moest gebeuren met een duikerspak, verzwaard met lood om de duiker onder water te houden. Hij was met darmen verbonden aan een luchtpomp bediend door twee mannen. Zij moesten op het juiste rytme draaien om de man onder water de gepaste hoeveelheid lucht te bezorgen. De pomp stond op een boot om zo kort mogelijk bij de duiker te zijn. Het lukte uiteindelijk en vele kleine brokken beton werden boven gehaald met een kraan.
De beschadigde gebouwen werden terug opgebouwd met uitzondering van het hotel "A la Vue de la Station" tussen het kanaal en de spoorweg en de ijzerwinkel van Holemans op de hoek van de Suikerkaai en de Basiliekstraat, waar nu de parking van het "Hôtel des Eleveurs" is gesitueerd.
4. WILLAMEKAAI - - - - - - - - - - - -
Charles, Paul Willame (° 13-03-1880) werd in 1924 aangesteld als hoofdingenieur - directeur bij de speciale dienst der Kolenafvoerkanalen (Ministerie van Openbare Werken). In 1940 werd hij belast met de studiedienst voor de verbetering van het ABC kanaal tussen Klabbeek en Charleroi. Vijf jaar later kreeg hij de leiding van de dienst toegewezen. De straat die naast het kanaal de Basiliekstraat verbindt met de sasbrug draagt zijn naam. De link is snel gelegd aangezien in een recent verleden deze weg nog de 'Kolenkaai' werd genoemd.
Rond 1913 was even voorbij het jaagpad dat onder de kanaalbrug doorloopt, de belangrijke kolenhandel Marevoet - Demol gevestigd. Het herenhuis rechts van de inrijpoort, maakt er deel van uit. Boten van 60 à 70 ton voerden steenkolen uit het bekken van Charleroi aan. Deze werden gelost aan de 'Kolenkaai', herdoopt tot Willamekaai, na de verbreding van het kanaal. Gedurende een twintigtal jaren gebeurde het transport ook nog per spoor. De kolenhandel werd later ingenomen door de firma Denayer gespecialiseerd in bouwmaterialen. Deze uitbating werd echter overgeheveld naar het einde van de Suikerkaai, voorbij de zwaaikom.
Rond 1900 werden er te Halle grote herenhuizen in neo-Vlaamse renaissancestijl opgetrokken. Getuigen hiervan de nummers 10, 19 en 22.
Onder nr. 19 was oorspronkelijk een kankerinstituut gevestigd. Een reclamefolder omschreef de activiteiten als volgt: uitwendige kankers en alle aandoeningen die de huid aantasten, verminken, afgrijselijk misvormen en doden worden snel geheeld door de bloedstollende zalf van het instituut! Op dit ogenblik is het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (De Ring) van de Vlaamse Gemeenschap er in ondergebracht. Het herenhuis nr. 22 is het meest indrukwekkende voorbeeld. Recent werd het opgekalfaterd door de bouwfirma MOWI uit Halle.
Juist voor de eerste wereldoorlog werden veel gebouwen opgetrokken in eclectische stijl waaronder de nummers 13 ("Les Glycines" Blauwe regen), 14 ("Les Roses" De Rozen), 15 ("Les Hirondelles" De Zwaluwen) en 16 ("Les Flots" De Zee). Op sommigen werden art nouveau decoraties aangebracht onder de vorm van faiencetegels of (s)graffito, ingekraste muurinscripties. Ze worden bekomen door figuren te maken op een zwarte muur, deze met witte kalk te besmeren en daarin dan lijnen te krassen, zodat de zwarte achtergrond zichtbaar wordt.
De herenwoningen gelegen tegenover het moderne station van Halle vormen uiteraard een fel constrast met de even verder gelegen werkmanshuisjes. Het laatste blokgebouw, nr. 31, in neoclassicistische stijl opgetrokken, dat jarenlang als ontvangkantoor van de belastingen dienst deed, werd omgebouwd in appartementen met parkingmogelijkheden vooraan. Het gebouw leunt aan tegen de Zenne en de Dijkstraat.
4.1 DIJKSTRAAT - - - - - - - - - - Dit korte straatje herinnert aan de dam die rond 1576 werd opgeworpen in de toenmalige Leide ter hoogte van het O.L.V.-College. Hierdoor ontstond een kleine kunstmatige waterval. De dijk moest beletten dat, bij lage waterstand, te veel water via de Leide zou afvloeien en de molen op de Zenne (Molenborre) zonder drijfkracht zou vallen. Toen in 1956 besloten werd het Zennewater uit het stadscentrum langs de Leide af te leiden, was de verwijdering van de dam van essentieel belang. Dat betekende meteen de doodsteek voor de molen die uiteraard, bij gebrek aan water, niet meer bedrijfszeker was. De demping van de oorspronkelijke Zennearm liet echter toe de benaming van de Leide om te vormen in deze van de Zenne, zodat de rivier terug onder deze benaming door Halle kan stromen.
Een gewelfde voetgangersbrug zorgde tot in 1972 voor de aansluiting tussen de kanaaldijk en 't Vondel. Door de jongere generatie werd de brug ten onrechte de 'Waggelbrug' genaamd. Ze was bedekt met ijzeren dekplaten die aardig lawaai maakten door erop te springen. Ze werd vervangen door de huidige brug in gewapend beton, in de volksmond als de 'stenen brug' bestempeld. De inhuldiging vond plaats op 09 september 1972. De werken werden uitgevoerd door de firma "Ponts, Tunnels et Terrassements" uit Brussel met een stockeerruimte in Lembeek
In de Dijkstraat bevindt zich nog een zeldzaam putdeksel met de tekst "Fonderies Modernes Hal". Het werd geleverd door de ijzergieterij toentertijd gelegen aan de Arkenbrug. Sinds 2006 is het deksel vermoedelijk verdwenen onder een nieuwe asphaltlaag.
De echte 'WAGGELBRUG', die trouwens werkelijk slingerde, bevond zich in het verlengde van de Dijkstraat over het kanaal, maar werd in mei 1940 door de Engelsen vernield om de Duitse opmars te stuiten. Het brugdek was aan metalen stangen bevestigd en moest uiteraard voldoende hoog boven het water hangen om de boten ruime doorgang te verschaffen. Hellende vlakken op de 'Kolenkaai' en in de Dijkstraat gaven rechtstreeks toegang tot het loopvlak van de brug, terwijl een jaagpad naast het water toeliet de boten zonder onderbreking verder te sjouwen. Bij het verbreden van het kanaal verdween het jaagpad en werden de hellingen weggewerkt. Dit is nog zichtbaar in de Dijkstraat. Langs beide zijden van het kanaal werden trappen aangelegd om het brugniveau te bereiken. De overeind gebleven toegangstrappen werden nog enige tijd na de oorlog in stand gehouden tot groot jolijt van de jeugd.
Zowel de marktganger als de schoolkinderen die uit de richting Beersel, Buizingen en Sint-Rochus kwamen, maakten gretig gebruik van de 'Waggelbrug', de korste weg naar het stadscentrum.
Op het eerste Halse stadsplan (1554) is ter hoogte van 't Vondel een kleine stadstoegang getekend, die ook 'Losschaert' werd genaamd. Hier werd bewust geen grote poort gebouwd.
Aanleunend tegen de rechterkant van de Dijkstraat verloedert zienderogen de verlaten zeepziederij 'Klaar' met de woning eraan verbonden. Voorheen bevond zich hier het bedrijf "Klimis Frères", een groothandel in sponsen en zeemleren.
Daarnaast bevindt zich nu ten behoeve van de marktganger een uitgestrekte parkeerruimte ter hoogte van de nieuwe spoorwegpasserelle. Hier stond in het begin van de 20ste eeuw nog een comfortabel groot herenhuis, dat blijkbaar onbezonnen veel te snel werd afgebroken. Eertijds liep hier de oude vaart in het verlengde van de "Pont Canal", een artificiële vaargeul over de Zenne, als dusdanig vermeld op het verbredingsplan van het ABC-kanaal. Ze bestond uit een soort grote goot van 3 m breed en 27 m lang. Aan beide zijden bevond zich een jaagpad van 2 m breed.
Even verder, langs de rechterzijde van het kanaal, waar eertijds de Nederhemwijk was gesitueerd, domineert nu de nieuwe molen van Dedobbeleer het landschap.
Ter hoogte van de eerste sluisdeur schittert nog steeds het mooie sassenierhuis (ill. 28.4.15) met onmiddellijk rechts ervan de
4.2 SLINGERWEG / LEIDE _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Zoals de naam het laat vermoeden verbindt deze bochtige baan, sinds de jaren zeventig, de Willamekaai met het rond punt aan het einde van het Possozplein.
Twintig jaar vroeger daalde hier nog achter het sassenierhuis, een smalle grindweg af naar de veel dieper gelegen en verwilderde "brèche" om uit te monden langsheen de muur die het domein van de Zusters van Augustinus afsloot (ill. 28.4.16.1). Op het diepste punt kruiste een beekje de weg om het overtollige water van het moerassige gebied af te leiden naar de Zennearm.
De rotssteen op het rondpunt (ill. 28.4.16.2) werd in 1961 opgericht als symbool van het verzet van de Halse weggevoerden en werkweigeraars tijdens de tweede wereldoorlog. Op de stenen vaas vóór het monument staat "Bittermark 1945". Achter het rotsblok werd ter gelegenheid van 40 jaar koningsschap een koningslinde gepland ter ere van zijne majesteit koning Boudewijn, toen 60 jaar jong.
Van hieruit vertrekt een verbindingsweg naar de Dijkstraat en 't Vondel met de toepasselijke naam Leide. Het Zennewater (ill. 28.4.16.3) vloeit evenwijdig met de straat, om, aan het sassenierhuis, onder het kanaal te verdwijnen.
Aan de linkerkant van de Slingerweg ligt een uitgestrekte parkingruimte vooral gebruikt door de marktgangers en de foorkramers. Het eenzame restaurant Zenn-Grill (ill. 28.4.16.4), een aangepaste versie van het vroegere ijsfabriekje, sluit de parking af. Het was de ambachtelijke vestiging van de maatschappij "Ons IJs / Notre Glace" van de banketbakkerij M. Renaux, gesitueerd op de hoek van de Grote Markt en de Zwaanstraat. In keramiektegeltjes is de naam Leide in de gevel van het restaurant aangebracht. Het fabriekje werd opgericht ter plekke van het 'bolwerk', ongetwijfeld de benaming van het gebied gelegen nabij de vroegere stadsomwalling. Dit 'bolwerk' was toentertijd eigendom van burgemeester Hannecart, die deze grond aan de stad schonk om, er buiten 't Vondel, een vuilnisstort te organiseren, waar de boeren zich konden bevoorraden met de mestafval van de binnenstad ten behoeve van hun akkers.
De overkant van de straat wordt volledig gedomineerd door de gebouwen van het O.L.V.-College (ill. 28.4.16.5) en het achterste gedeelte van de brandweerkazerne (ill. 28.4.16.6) met aan de straat- kant een kleine stadsparking. Enkel het oudste gedeelte (1891) heeft een bijzondere architectonische waarde dank zij de neogotische uitbouw ter hoogte van de Dijkstraat.
Tussen beide gebouwen vloeide tot 1962 de Zenne in haar natuurlijke bedding de stad uit om zich in de Leide te storten ter hoogte van de verroeste metalen borstwering, die er nog steeds zichtbaar is en waaronder, langs een geultje, nog wat rioolwater wordt afgevoerd (ill. 28.4.16.7).
Enkele meters stroomafwaarts verdwijnt de rivier onder het kanaal (ill. 28.4.16.8) om na vijfhonderd meter, op het grondgebied van de deelgemeente Buizingen, als een herborene, opnieuw het daglicht te zien. Vervolgens meandert ze gezapig verder naar de Vlaamse hoofdstad Brussel waar ze jammer genoeg, vóór de aanvang van de 19de eeuw, volledig werd overwelfd. Van op de parking kan men zich een goed herinneringsbeeld vormen van de "Pont Canal", de plaats waar gedurende honderd jaar, van 1830 tot 1930, de aken in een aquaduct over de Zenne door paarden heen werden getrokken (ill. 28.4.16.9).
De rechterkant van de Slingerweg wordt omzeggens volledig ingenomen door een functioneel ingerichte stadsparking (ill. 28.4.17.1). Deze is ontstaan op de ruimte die tot 1970 het verwaarloosde "brèche"-gebied vormde. In het midden van de Monseigneur Senciestraat werd de hoofdtoegang naar het sportcomplex DE BRES aangelegd (ill. 28.4.17.2). De benaming houdt uiteraard verband met de bres geslagen in de ommuring van de stad tussen het toenmalige kasteel en de 'Brusselpoort' tijdens het beleg van Filip van Cleef in 1489. Het sportcomplex bestaat uit een omnisportzaal, een gevechtssportzaal, een schietstand, een cafetaria, een atletiekpiste, een skateramp en, voor de kleintjes, een aangepaste speelaccomodatie. De schietstand wordt op dit ogenblik gebruikt door twee schietclubs en de politiekorpsen van Halle, Beersel en Sint-Pieters-Leeuw.
Langs de kant van de Willamekaai wordt het zicht op de atletiekpiste gedeeltelijk onttrokken door de stadsparking die er werd gecreëerd ten behoeve van de marktbezoekers (ill. 28.4.18). Op deze plaats liep eertijds nog de oude vaart. Ze werd vanaf 1828 gegraven als verbinding tussen het Waalse kolenbekken en Brussel, dat reeds met een kanaal verbonden was met de Antwerpse haven.
Toen de oude vaart moest worden verbreed, kreeg het kanaal in Halle een nieuwe loop toegewezen. Het werd naar de spoorlijn toe opgeschoven, met als gevolg dat de toegelegde vroegere bedding als verwaarloosd gebied aan de rand van de stad achterbleef.
Hier regelt sluis nr. 7 (ill. 28.4.19), 10,50 m breed, met drie sasdeuren en dito overloopbrugjes, het waterniveau bij het versassen. De activiteit neemt geleidelijk toe aangezien het vrachtvervoer per schip wordt aangemoedigd door de hogere overheid, in zoverre, dat de NV Zeekanaal aanstalten maakt om het kanaal in Halle nogmaals aan te passen aan de toekomstige noodwendigheden. Vóór de aanleg van het hellend vlak van Ronquïère, waardoor verschillende sluizen onderweg werden afgeschaft, was de sluis nummer 32 aan Halle toebedeeld.
SASBRUG - - - - - - - -
Bij het begin van de tweede wereldoorlog werd ze tot ontploffing gebracht door de Engelse troepen met het doel het Duitse offensief af te remmen. Maar de dag daarna hadden de Duitsers reeds een verbinding met balken en poetrellen over het kanaal tot stand gebracht, zodat ook de mensen van Sint-Rochus, Buizingen en Essenbeek terug het stadscentrum konden bereiken. Naderhand werd zij vervangen door de huidige stenen brug (ill. 28.4.20).
De straat ligt in het verlengde van de sasbrug en leidt naar de Jozef Michelstraat, alias 'Buizingenstraatje', en de Brusselsesteenweg. Er is geen bebouwing. Langs de linkerkant werd de atletiekpiste (ill. 28.5) zoveel mogelijk afgeschermd door aanplantingen en langs de rechterkant ligt een onbenut stuk grond op initiatieven te wachten. Volgens planning zou hier in de toekomst nog een voorstadsparking worden aangelegd.
Waar nu de sportinfrastructuur is gesitueerd werd eertijds door de schuttersgilden omschreven als de 'Schape(n)kop' en onder de Franse Republiek als "Tête de Mouton".
De straatnaam werd ontleend aan de Vlaamse werkman - dichter (° 1874 + 1938), auteur van zes verzenbundels, drie bloemlezingen en talrijke gelegenheidsgedichten waaronder de bede- en dankcantate voor de kroning van O.L.V. van Alsemberg (1934) met muziek van Remy Ghesquière. Hij werd onderscheiden o.m. met de gouden palmen van de Kroonorde en het Pauselijke Kruis "Pro Ecclesia et Pontifice".
De straatnaam herinnert aan de Halse oorlogsheld die als vrijwilliger bij de Belgische Nationale Beweging te Elbeek overleed op 04 september 1944. Zijn naam prijkt op het oorlogsmonument 'Aan onze Helden' in het Albertpark.
De straat enkel bebouw langs de rechterkant, geeft uitzicht op de atletiekpiste en loopt dood op het Halse sportcentrum De Bres. Zij sluit omzeggens het stadscentrum af.
7. SCHEEPSWERFKAAI _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
De benaming verwijst naar de oude scheepstimmerwerf van De Saeger (ill. 28.7.1) die bedrijvig was langsheen de oude vaart (1826) halverwege de "Pont Canal" en het sas van Buizingen. De werf was gekend als 'De Zaat'/'Het Zoet'. Het is de verbindingsweg tussen de J. Michelstraat / Vandemaelestraat en de Lariellestraat, waar het containerpark is gevestigd. Hij loopt in feite langsheen de achterkant van de woningen op de Brusselsesteenweg en smelt op het einde samen met het jaagpad, dat aan de sasbrug aanvangt.
Even voorbij het begin van de weg bevindt zich de Renauxwijk (ill. 28.7.2). Weinig Hallenaren kennen deze hoger gelegen afgezonderde plaats, laat staan dat zij er ooit zijn geweest. De wijk ontstond in 1899. De benaming komt van Alphonse Renaux (°1860 +1947), banket- en beschuitbakker op de hoek gevormd door de Halse Grote Markt en de Zwaanstraat (ill. 28.7.3). De Renauxwijk omvatte een beschuitfabriek en stallingen. Ze werd in 1926 omgebouwd tot zeven huizen die langs een steile helling bereikbaar zijn.
De doorlopende muur, met telkens, per achtertuin, een klein poortje geflankeerd door piramidevormen in zandsteen (ill. 82.7.4), geeft de richting aan die de oude vaart volgde en die hier in feite evenwijdig liep met de Brusselsesteenweg.
Een eindje verder kan een doorsteek gemaakt worden naar de hoofdbaan door gebruik te maken van 'Jangskesweggel' (ill. 28.7.5). Daarnaast domineert de houthandel Belsack de linkerkant tot aan het containerpark (ill. 28.8.6).
Betrokkene (°1891 +1914) sneuvelde in de eerste wereldoorlog. Zijn naam fungeert op het gedenkteken van de gesneuvelden vóór het gemeentehuis van Sint-Pieters-Leeuw. Over de straatnaam werd beslist door de gemeenteraad op 9 juli 1923. Volgens archiefplannen d.d. 31-03-1927 werd het gehucht stroppen ("Estroppe") afgehaakt van Sint-Pieters-Leeuw en deels gehecht, enerzijds, aan de stad Halle en anderzijds aan de gemeente Buizingen, gesitueerd aan de overkant van het kanaal.
De straat stond ook bekend als de 'Kleine Steenweg' of als de buurtweg nr. 23. Links van de straat bevindt zich sinds 25 juni 1994 het containerpark (ill. 28.8.1). Het heeft als doel gesorteerd recycleerbaar afval in te zamelen. Voor volumineus afval wordt, buiten het individuele toegangsrecht, tevens een vaste stortprijs aangerekend. In de weide er tegenover ligt reeds jaren de geselecteerde afbraak van het historische station van Halle op recycling te wachten.
Bovenaan, achter de huizen van de Brusselsesteenweg, kruist de oude Stoppenweg de straat. In de richting van Sint-Pieters-Leeuw loopt hij nu, na een vijftigtal meter dood op akkergrond. Naar Halle toe sluit hij aan op 'Jangskesweggel'. Op de hoek staat een vervallen bidkapel met altaar - h. 4,50 m, br. 3 m, d. 2 m - (ill. 28.8.2).
9. VAARTKANT (ill. 28.9) - - - - - - - - - -
Voorbij de Lariellestraat deint de Scheepswerfkaai uit en sluit aan op het jaagpad.
Aan de overkant, in 't verlengde van de Lariellestraat, bevindt zich de Porseleinstraat op het grondgebied van de deelgemeente Buizingen. Eertijds maakte ze deel uit van de Lariellestraat, zoals dit nog duidelijk zichtbaar is boven het straatnaambord op de gevel van een huis. Beide delen waren verbonden door een betonnen brug over het kanaal, maar die werd bij het begin van de tweede wereldoorlog ook tot ontploffing gebracht.
Ze herinnert aan het Halse porselein dat aldaar in de periode 1838-1894 werd vervaardigd in 't 'Pottekesfabriek' van "Arnold, Daboust et Cie", later respectievelijk uitgebaat onder de benamingen "J.B. Cappellemans aîné (et Daboust)" (ill. 28.9.1) en de "S.A. Belge de Céramique". De gebouwen werden overgenomen door de "Laminoirs et Tréfileries de Hal", beter bekend als de 'Marblon'. Een bijgebouw aan de overkant van de baan lag op Hals territorium. Op de linkse zijgevel is nog heel vaag de firmanaam te ontcijferen. De rechtervleugel van de fabriek is op dit ogenblik als opslagplaats ingepalmd door de NV Molens Dedobbeleer, terwijl de linkerzijde is ingenomen door de vennootschappen Sidero en Hensferstaux.
Omdat het bedevaartsoord voor commerciële redenen beter in de markt lag dan de gemeente Buizingen, werd enkel gesproken over het Halse porselein. Het is nog te bewonderen in het West-Brabantse Streekmuseum op de bovenverdieping van het Oud-Jesuïetencollege (ill. 28.9.2).
Iets verder lag toentertijd het sas nr. 49 van Buizingen (ill. 28.9.3). Het was niet breder dan de kanaalbrug. Het was op maat gemaakt. De kleine boten pasten precies in de sluis, zodat slechts één per één kon versast worden. De oude vaart Brussel - Charleroi werd opengesteld in 1832. Het vergde 73 km graafwerk en de bouw van 55 sluizen. De totale lengte op het grondgebied van Halle bedroeg ongeveer 2,9 km. De woning van de sluiswachter - bakker en het café 'In 't Sas' op de andere hoek van de straat, die, over de Zennebrug, leidde naar het centrum van Buizingen, zijn reeds lang verdwenen.
In de buurt werkte ook de "Cotonnière de Van Ham" (ill. 28.9.4), eigendom van een rijke industrieel die in de Halse 'Stokerijstraat' woonde. De kleine waterval van de katoenspinnerij werd door de Buizingenaren de 'Konkel' (kink, kronkel) genoemd.
Langsheen het kanaal werd een ganse rij huisjes gebouwd ten behoeve van de fabriekswerklieden, de 'Rattencarré' in de volksmond. Ze zijn al lang allemaal verdwenen, behalve op het einde van de straat waar de 'Cité Van Ham' (ill. 28.9.5) de tand des tijds heeft overleefd.
Ook langs de linkeroever, op 100 m van de brug van Waterloo - zo genoemd omdat de huidige Alsembergsesteenweg de verbindingsweg was naar het slagveld van Napoleon - stonden een zevental werkmanshuisjes. Deze werden op het einde van ded 20ste eeuw opgekocht door de firma Colruyt die ze liet afbreken om plaats te ruimen voor een parking ten behoeve van haar personeel.
Het betreft de verkeersweg tussen Stroppen / Brukom, via Buizingen en Dworp, naar het naburige Alsemberg. In 1827 was de 'Steenweg naar Waterloo' nog de gebruikelijke benaming. Hij vormt tevens de grens van het Halse grondgebied tussen de Waterloobrug (ill. 28.10.1) en de Brusselsesteenweg. De rechterzijde behoort tot de gemeente Sint-Pieters-Leeuw.
Aan de linkerkant, ter hoogte van het nieuwe DATS-station (ill. 28.10.2), leidt het BILKENSVELD, een doodlopende toegangsweg naar de vleesindustrie 'Vlevico' (ill. 28.10.3) en de bevoorradingsmagazijnen van de firma Colruyt (ill. 28.10.4).De steenweg wordt verder ingepalmd door verschillende KMO's.
Na de beschreven delen intra en extra-muros volgt hier het derde gedeelte van de Brusselsesteenweg tot aan de volgende verkeerslichten waar ooit de 'Pachafabriek' actief was. Niettegenstaande de toch wel lange afstand is het opvallend dat slechts één straat, de bovenvermelde Lariellestraat, langs de linkerzijde uitmondt op de Brusselsesteenweg. Op de gevel van het hoekhuis staat nog duidelijk vermeld dat de "S.A. Laminoirs et Tréfileries de Hal" voor het (vracht)verkeer enkel bereikbaar was langs de Sasbrug (ill. 28. 11.1).
Aan de overzijde maken er drie hun opwachting:
28.11.A. ALSPUTWEG ---------------- Deze landelijke weg leidt naar het gehucht Alsput gelegen op de grens van de stad Halle en de gemeente Sint-Pieters-Leeuw. Wegens het niet aanblazen van de 'h' in het plaatselijk dialect is Alsput vermoedelijk afkomstig van 'Halsput / Halleput' = waterput in de nabijheid van Halle. ----- Langs de linkerkant, onder nr. 510, valt allereerst de Franse firma Lapeyre op (ill. 28.11.3). Ze bezit 13 fabrieken in Frankrijk, 2 in Polen en 1 in België. Ze produceert en verkoopt alle benodigdheden voor het inrichten van een volledige woning en biedt zowel aan particulieren als zelfstandigen, haar diensten aan.
Voorbij de twee opeenvolgende garages strekt zich een open ruimte uit waarin zich de hoofdtoegang van de N.V. Kraft Foods bevindt naar de achtergelegen gebouwen (ill. 28.11.4). De onderneming is ontstaan ingevolge verscheidene fusies en overnames door Philip Morris, het Amerikaanse voedings- en genotsmiddelen concern. In 1993 fuseerde Kraft General Foods, op dat ogenblik al een onderdeel van Philip Morris, met Jacobs Suchard en zo ontstond in Europa de groep Kraft-Jacobs-Suchard. Sind mei 2000 werd de naam gewijzigd in Kraft Foods die in meer dan honderd landen is vertegenwoordigd, waaronder 26 in Europa. Kraf Foods vervaardigt en verkoopt een uitgebreid assortiment van voedingsmiddelen o.m. de chocolade "Côte d'Or" en andere suikerwaren, die het grootste marktaandeel vormen.
In de 19de eeuw verschenen overal in Europa grote chocoladefabrieken, ook in België (1870), o.a. te Anderlecht. Charles Neuhaus, een ambachtelijke chocoladefabrikant, creëerde en deponeerde in 1883 het merk "Côte d'Or", verwijzend naar de Goudkust, het huidige Ghana, waar hij een deel van zijn cacaobonen vandaan haalde. Sinds 1906 is de olifant het vaste, ijzersterke symbool voor de Belgische "Côte d'Or" chocolade (ill. 28.11.5). Met de wereldtentoonstelling van 1935 in Brussel kwam de grote doorbraak. De mignonettes, koffiechocolaatjes en chocotoffs werden een begrip in België en de internationale erkenning bleef niet uit. Tijdens de tweede wereldoorlog werd het merk "Côte d'Or" tijdelijk vervangen door Congobar (ill. 28.11.6). Het hoofdkantoor van Kraft Foods Benelux is trouwens ook in Brussel gevestigd. In 1996 werd de chocoladefabriek "Côte d'Or", gelegen in de Barastraat aan het Brusselse Zuidstation, overgeheveld naar de hoogtechnologische vestiging in Halle, langsheen de Brusselsesteenweg, waar nog uitbreidingsmogelijkheden voorhanden zijn. Ook op de Expo 58 werden de bezoekers getrakteerd op een nieuwigheid. Dessert 58 (ill. 28.11.7), een reep chocolade met pralinévulling, die bijzonder in de smaak viel en nog steeds wordt geproduceerd.
In 1987 daverde plots België op zijn grondvesten. Het familiebedrijf "Côte d'Or", het nationaal symbool, werd overgenomen door het Zwitserse Jacobs-Suchard, dat, op zijn beurt, enkele jaren later werd opgeslorpt door de voedselgigant Kraft, de tweede grootste voedselproducent ter wereld.
De vestiging in Halle omsluit, buiten het bezoek aan de fabriek, eveneens een uniek interactief pedagogisch verantwoord museum waar schoolkinderen zelf hun eigen reep chocolade mogen maken. In de sfeervolle nagebouwde chocoladetempel krijgen de kinderen geschiedenisles van de Azteken tot nu, aardrijkskunde van Midden-Amerika tot Europa, wetenschap van boom tot cacaoboon, techniek van cacaoboon tot chocolade en economie van fabricatie tot de consument. Op dit ogenblik worden vier bezoeken van twee uur per dag georganiseerd. Groepen moeten een jaar op voorhand reserveren willen ze er toegang krijgen. Een echte successtory enkel door mond aan mond reclame!
De firma Colruyt en de N.V. Kraft Foods liggen naast elkaar in het industriepark Bilkensveld. Zij investeerden gezamelijk in een waterzuiveringsstation. Een contract voor 30 jaar werd opgesteld. Een uniek concept voor het eerst toegepast in Halle. De verontreiniging van het afvalwater, enerzijds van Vlevico, de vleesafdeling van Colruyt en, anderzijds, van Kraft Foods wordt voor 95% weggewerkt. De firma Trevi uit Gent bouwde het station en exploiteert het. Beide afvalwaters zijn complementair. Vlevico heeft een overschot aan stikstof en fosfor, terwijl Kraft precies deze stoffen te kort heeft. Het station (ill. 28.11.8) zuivert tot 600 m3 water per dag. Dat komt overeen met de waterzuivering voor een gemeente van 11.000 inwoners. De hoeveelheid slib die overblijft is zeer laag en mag aangewend worden in de landbouw.
Eén van de drie bunkers uit W.O. II, die rechts van de hoofdbaan in het veld werden gebouwd, is in de verte, langs de linkerkant van de V.R.T.-toren, duidelijk zichtbaar (ill. 28.11.9). De eerste stond opgesteld dicht bij de steenweg, maar werd na de oorlog afgebroken. De derde ligt nog dieper in het veld verscholen en wordt hierdoor aan het oog onttrokken.
Betrokkene, geboren in Stroppen, ex Sint-Pieters-Leeuw, en gesneuveld als sergeant van het 2de Regiment Grenadiers te Sint- Joris / Westende op 12 maart 1918, staat vermeld op het gedenkteken van de gesneuvelden aan de Ring in Sint-Pieters-Leeuw.
De straat vertrekt aan de eerste woonhuizen van Halle en leidt naar de cité van Stroppen waar ze aansluit op de GUILLAUME DEVALCKSTRAAT (°1882 - +W.O. I) en de ALBERT (Louis) JAMBONSTRAAT (°1893 - +1914). Ook de naam van deze oorlogshelden komt voor op het Leeuse gedenkteken..
Volgens archiefplannen d.d. 31 maart 1927 werd het gehucht Stroppen ("Estroppe") afgehaakt van Sint-Pieters-Leeuw en gehecht aan Halle en een klein deel aan Buizingen. De drie straatnamen werden toegekend door de gemeenteraad van Sint-Pieters-Leeuw in 1923. ----- Een eindje verder, links van het tegelbedrijf Merckx en zoon, situeerde zich, achter de parkeerruimte, het kaasbedrijf van J.B. Denayer en Edw. Langhendries (ill. 28.11.11).De installatie vergde een zware investering aan oppervlakte en gebouwen. Er was een werkhuis voor verwerking en een drooggalerij met lattenwerk om er de afgewerkte kaas te laten rijpen. Er heerste daar een strenge zindelijkheid. De uitbaters waren de kaasheren van Halle, hoewel zij zelf bij het aankopen, het mengen en het herhandelen van de grondstoffen de handen uit de mouwen staken. Ze vervaardigden twee soorten kazen: de harde kaas (hette kèes) en de schepkaas (scheupkèes), de zogenaamde 'Brusselse kaas' (ill. 28.11.12). De werkwijze was in elk kaashuis dezelfde. Verschil kon enkel gevonden worden in de gebruikte ingrediënten voor het geven van de smaak. Grondstof was de malse witte kaas, de plattekaas. De kaasheren kochten die op bij de boeren tot ver buiten de stad. De plattekaas werd gemengd essentieel met zout, met kruidenpoeder en specerijen die het geheim van de stiel waren in elk kaashuis. Veelal kwam er wat boter bij te pas. Het mengsel werd duchtig gekneed tot een stevige brij. Na het kneden volgde het rollen in bollen die dan gedrukt werden in de vorm van een lage cilinder van ongeveer 13 cm doorsnee en 3 à 4 cm hoogte. Die platgedrukte kaas werd dan te gisten en te rijpen gelegd op droogrekken. Dagelijks moesten ze zorgvuldig gekeerd worden zonder ze te beschadigen. Na 2 à 3 weken was de harde kaas klaar. Om schepkaas te bekomen werd de harde kaas herwerkt, herkneed met bepaalde ingrediënten die meer smaak gaven en waardoor de schepkaas, als hij gerijpt was, een geler kleur kreeg en smeerbaar werd. De kaasnijverheid had nog een ander gevolg. Een aantal mandenmakers heeft daardoor de ondergang van hun ambacht kunnen overleven door het vervaardigen van mandjes waarin de wei kon uitlekken (ill. 28.11.12).
Na tien jaar voorbereidend werk wordt de linkervleugel van het bouwvallige 'Kaashuis' van Stroppen, in de volksmond omgedoopt tot 'Kaaskot', eindelijk verbouwd om de Rode Kruisafdeling van Halle met een zestigtal vrijwilligers, vier ziekenwagens en een wagen om rolstoelgebruikers te vervoeren, er een deftig onderkomen te verschaffen. Aan de voorzijde wordt het 'Kaaskot' hersteld zoals het er vroeger uitzag. De stad Halle wil nadien de rechtervleugel laten opknappen om zelf in gebruik te nemen. Bij de herstructurering van de ambulancediensten werd de afdeling van Halle aangeduid tot centrale ambulancepost voor zuidwest Brabant. Alleen in Alsemberg blijft er nog een vooruitgeschoven post bestaan.
Tegenover de houthandel Belsack (ill. 28.11.13) en 'Jangskesweggel' sluit het traject van de Weg-Om aan op de Brusselsesteenweg. Hier stonden de schuttersgilden de bedevaarderd op te wachten om hen tijdens het laatste gedeelte van de bidweg te begeleiden tot aan de Sint-Martinuskerk. Ter plekke, naast het huisnummer 157, staat een bakstenen kapel, gedeeltelijk bepleisterd, van 4,20 m hoog en 1,90 m breed met verschillende grote plaasteren heiligenbeelden (ill. 28.11.14). Ze werd in 1882 gebouwd door P.J.B.H. Vankeerberghen, de eigenaar van het pachthof (nr. 329) iets verder naar Brussel toe en gelegen aan de overkant van de hoofdbaan (ill. 28.11.15). Hij bezat uitgestrekte landerijen en weiden in de omgeving.
Dichter naar het centrum toe prijkt de aloude 'Statie van Gent' (ill. 28.11.16). Een arduinen staak met bovenaan een witmarmeren plaat in half reliëf die de H. Maagd voorstelt die ten hemel wordt opgenomen. Daaronder, in een mooi barokken medaillon het opschrift 'STt VAN DE STAD GENT'. Op de voorzijde van de staak staan de namen van 32 dekens, op de linker- en rechterzijde respectievelijk 29 en 19 namen van de Broederschap van Gent. De regels en statuten van dit Broederschap vermelden o.m.: "Het Broederschap en devotie van Onze L. Vrouwe van Halle vereenigt aen Genth de Hoofstad van Vlaenderen, en wettelijck ingestelt en opgeregt aldaer in de kerk van de P.P. Augustijnen met grootoeloop der ingesetene en uytlandige om te eeren haer H. Beeldt (7 december 1657).
De staak staat aangeplakt tegen de lange monumentale muur die het ontzagwekkend kasteel van Devleminck (nr. 139) afschermt en volledig omringt (ill. 28.11.17).
Op het einde van de 19de eeuw en tijdens de 20ste eeuw waren er te Halle twee bekende aannemers: Hanssens en Victor Devleminck. Deze laatste was de grootste en heeft zijn bedrijf uitgebouwd tot één van de belangrijkste bouwfirma's van zijn tijd in België. Als schepen van openbare werken, samen met burgemeeste Demaeght, lag hij aan de oorsprong van de vernieuwing van het Halse stadsbeeld. Zij lieten heel wat krotten slopen en er kwam uiteraard nieuwbouw in de plaats. In zaken had hij een fijne neus en een scherp oog. Hij speurde naar gronden geschikt om er steenbakkerijen uit te baten. Hij stond in de streek aan de spits van deze nijverheid en werd zelfs aandeelhouder van steenbakkerijen in de Rupelstreek. Kwestie van twee vliegen in één slag te slaan: bouwondernemer en eigenaar van kareelbakkerijen!
Geboren te Halle in 1894 en gestorven in Aarschot in augustus 1914 staat hij als soldaat van het 9de Linieregiment vermeld op het oorlogs-monument 'Aan onze Helden' in het Albertpark.
De laan loopt dood op de O.L.V.-weg ter hoogte van de Guido Gezellestraat. ----- Aan de overkant van de straat, in nummer 132 (ill. 28.11.19), verbleven de Zusters van Sint-Vincentius à Paolo, beter bekend als de 'Wittekappen'. Zij vertoefden er van bij hun aankomst in 1916 tot wanneer zij Halle verlieten in 1972. Het pand behoorde oorspronkelijk toe aan de Sacramentinen die het vier jaar eerder verlieten om hun intrek te nemen in het nieuw gebouwde klooster op de Cypriaan Verhavertstraat. De 'Wittekappen', Zusters der Liefde, behartigden in Halle de thuisverzorging. In 1979 werd het leegstaande herenhuis overgelaten aan de dienst Welzijnszorg.
Tussen de nummers 121 en 123 bevindt zich een ruime bakstenen kapel gewijd aan O.L.V van Halle met het opschrift AVE MARIA (ill. 28.11.20). Ze is 8 m hoog en diep en 4,50 m breed. Ze werd in 1905 gebouwd door de familie Van Lierde. In de eerste helft van de 20ste eeuw werd er elke zondag een lofdienst gehouden en soms een mis opgedragen. Maar in 1985 werd ze ontwijd door J.M. Mertens die er een verzekeringskantoor installeerde. Deze profanatie heeft echter niet lang standgehouden.
Een klein muurkapelletje uit 1886 met een veelkleurig plaasteren beeld van O.L.V. van Halle, siert nog het huis nr. 109 en beëindigt de zuidoostelijke rondgang. Zoals blijkt uit de gedenksteen werd het door P. De Haeseleer opgedragen ter ere van O.L.V. van Tongeren (ill. 28.11.21).
Princes WALDETRUDIS, dochter van de graaf van Henegouwen, werd in 612 te Coulsolre geboren. Zij huwde in 636 met Maldegarius (Madelhart), een Frankische edelman, die, in opdracht van de Merovingische koning Dagobert I, de opstand in Iberië moest onderdrukken. Hij werd later tot gouverneur van Iberië aangesteld. Zij kregen vier kinderen, twee zonen en twee dochters. Rond 646 kwamen zij terug naar Coulsolre. Hij werd ben,oemd tot "domesticus" bij de koninklijke domeinen van Dagobert I. Na zeventien jaar huwelijk besloten beiden uit elkaar te gaan. Hij werd monnik en stichtte in 670 de adbij van Soignies. Zij trok zich achteraf terug als kloosterlinge in een woest en eenzaam gebied, dat later zou uitgroeien tot de huidige stad M%ons en stichtte er het beroemde Waldetrudisklooster van Bergen.
Rond het jaar 650 schonk zij een domein, waartoe HALLE behoorde, aan de door haar opgerichte abdij van Bergen. In 656 trad ook zij toe tot het kooster. Zij overleed in 688 en werd er als abdis opgevolgd door (één van) haar dochters.
Onder de Karolingers werd in 870 de " Pagus Bracbatensis " (Gouw Brabant) in vier graafschappen verdeeld: Biest (later Aalst), Ukkel (Brussel), Halle en Chièvres (later Aat).
De hertogen van Brabant kregen slechts een fragment ervan in handen nl. het graafschap Brussel en het Nijvelse deel van het graafschap Halle. De rest werd verdeeld tussen de gravan van Vlaanderen (Aalst) en Henegouwen (Chièvres en de rest van het graafschap Halle).
In 957 werd het klooster van Bergen door de aardbisschop van Keulen geseculeerd (verwereldlijkt) en vervangen door het KAPITTEL (raad van beheer) van WALDETRUDIS. Door het Concilie van Aken werd de (wereldlijke) abdijstaf verleend aan de graaf van Henegouwen. In de 11de eeuw lieten de gravan van Henegouwen het beheer van het Brabants gedeelte over aan de Brusselse kasteleins. De oudste KEURE van Halle werd uitgeschreven in 1225 door Johanna van Constantinopel, gravin van Henegouwen. In 1267 bracht Aleid van Holland het beeld van Onze-Lieve-Vrouw naar Halle en stichtte er aldus de bedevaart. Van 1347 tot 1351 kreeg Henegouwen af te rekenen met eenverschrikkelijke pestepidemie, bekend als de zwarte dood. In 1350 verkochten de Brusselse kasteleins Halle aan de graaf van Henegouwen. Tot op het einde van de 18de eeuw, het OUDE REGIME, maakte Halle deel uit van het graafschap Henegouwen. De stad lag op de toenmalige grens van Brabant en Henegouwen. Sinds 1787 protesteerden de Staten van Henegouwen tegen het bewind (1780-1790) van keizer Jozef II (Oostenrijkse Nederlanden). Dit gaf aanleiding tot de Brabantse Revolutie (1789-1790) en had de vorming van het VERENIGD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN tot gevolg.. Door de onmacht van de confederatie werd het land zonder moeite heroverd door de troepen van de nieuwe Oostenrijkse keizer Leopold II (1790-1792). In 1792 versloeg het Franse leger de Oostenrijkers bij Gemappes. Gedurende drie jaar werd Brabant echter onder een conservatief bewind geplaatst. Met de veldslag van Fleurus (1794) werden de Oostenrijkers definitief verslagen en kwam Henegouwen (met Halle) onder het Franse Bewind terecht. Vanaf 1 oktober 1795 werden de veroverde gewesten bij Frankrijk ingelijfd. Het land werd verdeeld in negen departementen en opgesplitst in kantons en gemeenten. Halle werd ingedeeld in het departement van de Dijle, met hoofdplaats Brussel, waaruit later de provincie Brabant zou ontstaan. Op 18 juni 1815 werden de troepen van Napoleon I verslagen bij Waterloo. Het Dijle-departement werd herdoopt tot de PROVINCIE ZUID-BRABANT. Onder Willen I, koning der Nederlanden, werden de gemeenten drastisch gefuseerd. De Franstalige gemeenten werden gehergroepeerd in het district Nijvel, de Nederlandstaligen maakten deel uit van de districten Brussel en Leuven. Vinnige klachten waren sinds lang opgegaan tegen de Hollandse regering en gaven aanleiding tot de BELGISCHE OMWENTELING die losbrak te Brussel op 25 augustus 1830 bij de opvoering van 'De Stomme van Portici' in de Muntschouwburg te Brussel. Koning Willem poogde de opstand tevergeefs te onderdrukken; zijn troepen moesten echter België ontruimen, met uitzondering van Antwerpen en een gedeelte van Limburg. Te Brussel kwam een VOORLOPIG BEWIND tot stand. Het riep de ONAFHANKELIJKHEID van België uit. De grote mogendheden, die ondertussen in conferentie te Londen verenigd waren, besloten de onafhankelijkheid van België te erkennen. Nog vóór de koningskeuze had het Nationaal Congres in 1831 een GRONDWET opgesteld, die de vrijzinnigste was van heel Europa. Artikel 1 deelde het land, een unitaire staat, op in NEGEN PROVINCIEN, waaronder Brabant en Henegouwen. Na de zesde grondwetsherziening (Sint-Michielsakkoord 1992) luidt het art. 1 van de op 17 februari 1994 gecoördineerde grondwet: "België is een federale staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten". Dientengevolge werd, met ingang van 1 januari 1995, de provincie Brabant opgesplitst in een provincie VLAAMS-BRABANT en een provincie WAALS-BRABANT. Het overblijvende deel, Brussel-Hoofdstad, wordt, als provinciaal grondgebied, ingedeeld bij het BRUSSELS-HOOFDSTEDELIJK GEWEST. Halle, gelegen in Vlaams-Brabant, maakt derhalve deel uit van de Vlaamse gemeenschap, en treed alzo de 21ste eeuw tegemoet. In de schaduw van Brussel is Halle de meest zuidelijk gelegen Nederlandstalige stad van ons land en van Europa met een eigen Vlaams Brabantse aard. 30 juni1998.*******************************************************************
HOOFDSTUK - AANTAL BLADZIJDEN - PERIODE VAN BEHANDELING °°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°° DEEL I - ALGEMEEN ------------------------ 0. Voorgeschiedenis (4) sept. 1997 1. Historiek (4) tot juni 1998 2. Evolutie (3) 3. Heraldiek (2) 4. Basiliek (exterieur) zie ook 22 (9) 5. Patroonheiligen (6)
6. Verdediging (16) sept. 1998 7. Overrompelingen (30) tot juni 1999 8. Calamiteiten (7) 9. Transportinfrastructuur (16)
DEEL II - OP WANDEL IN HALLE --------------------------------------- 20. Grote Markt (2) sept. 1999 21. Servais (2) tot juni 2000 22. Basiliek (interieur) zie ook 4 (24) 23. Historisch stadhuis (4)
24. De oude stadskern (18) sept. 2000 tot juni 2001
25. De eerste omwalling (32) sept. 2001 tot juni 2002
26. De tweede omwalling (28) sept. 2002 tot juni 2003
27. De noordwestelijke omsluiting (34) sept.2003 tot juni 2004
28. De zuidoostelijke omsluiting (20) sept. 2004 tot juni 2005
DEEL III - DE UITVALSWEGEN NAAR -------------------------------------------- 30. Lennik via Breedhout (42) sept. 2005 31. Alsput tot juni 2006
32. Ninove via Pepingen sept. 2006 33. Beert tot juni 2007
34. Edingen via Saintes 35. Mons via Tubize 36. Lembeek via Rodenem
37. Nivelles via Braine-le-Château 38. Beersel via Buizingen
Wie kan mij inlichtingen bezorgen over de volgende onderwerpen:
1. Willamekaai ------------ Tussen de zeepziederij Klaar en de sassenierswoning aan de Slingerweg stond voorheen een groot herenhuis, ongeveer ter hoogte van de huidige spoorwegpasserel. Zonder moeite te herkennen op oude postkaarten. Alle informatie omtrent de woning en de bewoners is van harte welkom.
2. Basiliekstraat (Korte Steenweg) -------------------------------- Vóór en/of tijdens W.O. II hielden de kunstschilders Hulin en Mona Martin aan het historisch stadhuis een winkel, waar nu juwelier Van Bellingen vertoeft. Wat is van hen geworden? Openden zij een gallerij in het Brusselse?
3. Jean Jacqminstraat ------------------- Vóór het aanleggen van de verkaveling tussen de Hendrik Consciencestraat en de Deken Michielsstraat verdwenen, mogelijk op onwettige wijze, de 14 grote kapellen en de wit marmeren middenkapel van het oude Maria's Hof. Een onderdeel is nog terug te vinden in een weide boven op de Kesterheide (IJzeren man)!!! Kan iemand mij hierover iets meer vertellen.
4. Lariellestraat ------------- Op de hoek gevormd met de oude Stroppenweg staat nog altijd een verwaarloosde bidkapel. Kan iemand mij hierover informatie bezorgen?
5. August Demaeghtlaan ---------------------- Waar bevond zich exact de vroegere cichoreifabriek 'Regina' op het domein van de firma Bricout?
6. Hoek Lampstraat en Lenniksesteenweg ---------------------------------------- Vóór de tweede wereldoorlog stond hier het 'stenen kruis'. Vermoedelijk een sokkel in arduin met een ijzeren kruis er boven op. Kent iemand de oorsprong van dit kruis? Bestaat er een foto van? Elke informatie is welgekomen.
Geïnteresseerd in de publicaties van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Halle en meer bepaald in de historische evolutie van de stad, vond ik mij aangesproken om mij dieper in deze materie in te wijden en alzo een globaal concept over het mariale bedevaartsoord te creëren. Een werk uiteraard van lange adem, dat over meerdere jaren wordt gespreid en in feite, met sporadische aanvullingen, nooit een einde neemt.
Onderhavig cultuurhistorisch overzicht, samen met de bijhorende foto's, is uitgegroeid tot een zuiver persoonlijke vervolmaking, zonder enige commerciële bedoeling, een administratieve hobby als het ware!
Hoewel gestoeld op de technische en wetenschappelijke literatuur streeft deze bijdrage geen professionele diepgang na, wel een vlot leesbare en planmatige lectuur, zonder noten of verwijzingen.
Per rubriek is een zekere globalisatie gerespecteerd, beperkt tot wat mijn inziens interessant, wetenswaardig, nuttig of noodzakelijk kan zijn voor de lezer. Persoonsnamen en data worden stelselmatig genegeerd, tenzij de klaarheid van de tekst er baat bij vindt.
Het merendeel van het bronmateriaal komt uit: Hallensia (K.G.O.K), Stedebouwkundige en Architectonische Analyses (Sint-Lukasarchief), Halse geschiedschrijving (J. Possoz, M.-J. Van den Weghe, R. Desmet, J. Vanvolsem, Tom Severs (kapelletjes), ...), diverse boeken, tijdschriften, dagbladen en publicaties.
Het ligt in de bedoeling de behandelde thema's in een later stadium bij te werken, door ze aan te vullen, bij te schaven of, indien nodig, aan te passen aan geëvolueerde standpunten.
Het tweede gedeelte 'Op wandel in Halle' is alleszins een niet te versmaden informatiebron voor een ieder die geïnteresseerd de Mariastad doorkruist.
Op een pragmatische en overzichtelijke beschrijvende wijze alles samen te bundelen wat tot op heden verspreid werd gepubliceerd over de stad Halle, met als uitgangspunt het structurele en het architectonische, aangevuld met tal van oude en nieuwe foto's.
Mijn naam is Roger PLETINCKX, Lindenlaan 17, 1500 - Halle. Ik ben gepensioneerd sinds 1 juli 1992 in hoedanigheid van provincieambtenaar en sinds september 1997 heb ik mij, vnl. tijdens de wintermaanden, ingespannen om de geschiedenis van Halle beter te leren kennen door een overzicht neer te pennen, dat uiteraard resulteert in een monnikenwerk zonder einde.