Eindelijk volle zon, eindelijk geen wolken, eindelijk zicht over berg en dal. Een mens zou er emotioneel van worden, bang dat het einde der tijden een donkere en grijze voorbode had gestuurd. Maar neen, de zon leeft, de warmte en gloed doet al meteen wonderen. Iedereen is druk in de weer en goed gezind. Het zal ook nodig zijn om het dak van dit avontuur te overschrijden.
We spreken af met de motorhomes, net voor de tunnel van de ‘Col du Somport’, voorbehouden voor gemotoriseerd verkeer. Het is tien uur als we voor de laatste keer vertrekken vanuit Frankrijk. ‘Oloron’ ziet er helemaal anders uit dan gisteren, opgewekter, ook drukker!
We volgen de Sweerman boekjes (deel III ondertussen) nauwgezet. De voorliefde om ook in dit geval de rustiger paden op te zoeken en zodoende een 150-tal htm er op de koop toe bij te nemen lijkt ons in dit geval niet echt noodzakelijk. In de verte zien we de besneeuwde toppen rond de ‘Somport’.
In ieder geval nemen we in het begin niet de N134, maar de veel kleinere D238. Het gaat langs kleine uitgesleten dorpjes, steeds op en neer, op veel te slecht tarmac. In ‘Escot’, zo’n 15 km van ‘Oloron’ draaien we op de Noord-zuid-as tussen Frankrijk en Spanje. Er is veel zwaar verkeer onderweg, vrachtwagens met laadbakken en flapperende dekzeilen zoeven ons voorbij. Voor de fietsers is een breed, goed berijdbaar fietspad voorzien, weliswaar op de grote weg, maar duidelijk gemarkeerd.
Tot ‘Pont-Suzon’, een kleine 20 km van ‘Oloron’ heb je nauwelijks het gevoel dat je aan het klimmen bent, de weg gaat wel op maar evengoed naar beneden. Net voor ‘Bedous’ worden de fietsers afgeleid en het dorp ingestuurd. Het is even op de trappers duwen. Het centrum is mooi en vooral proper aangelegd. We profiteren ervan om onze laatste Franse stempel te halen.
Het zat er al enkele kilometer aan te komen, maar het is mijn dagje niet. Bij de minste krachtinspanning moet ik al veel te snel lichter schakelen. Ik hou het even voor mezelf, maar Thierry maak je geen blazen wijs. ‘Wat is’t manneke, geen goei benen?’
Neen, absoluut geen goeie benen. Hoe is het toch mogelijk dat ik telkens op min of meer cruciale dagen lood in de benen heb, een vraag waar nog ik, nog Thierry een antwoord op hebben. ‘Dat worden nog lange kilometers’!!!
In ‘Accous’ komen we terug op de N134. Vanaf nu gaat een met een gelijkmatig percentage bergop. De dorpjes hebben smalle hoofdstraten waar het als fietser even uitkijken is met al dat vrachtvervoer. We rijden een heel stuk langs de ‘Gave d’Aspe’ een wild kronkelende bergrivier met de mogelijkheid om op te kayakken of te raften. Ik kijk weinig in het rond en heb al de moeite van de wereld om de ketting rond te krijgen. We stoppen af en toe om wat foto’s te nemen, vooral van het watergeweld aan onze rechterzijde.
‘Urdos’, op 770m hoogte is zowat het laatste bewoonde dorpje. Nog 6 km en een hoogteverschil van bijna 350m en we zijn aan de tunnel, daar wachten Jef en de madammen ons op. We zijn bijna 50 km op pad. Thierry neemt ongewild wat afstand en verdwijnt wat later uit het zicht. Nog even, ik zie de fiets van Thierry maar met iemand anders op het zadel…
Eddy, die ons ging vervoegen in ‘Burgos’, sluit nu al bij ons aan. Ik kan bijna geen pap meer zeggen, maar ben blij. Nog enkele honderden meters, dan uitblazen en eten!
Het grote spandoek ‘Zot van A’ drapeert langs Eddy’s motorhome, typisch. Niet dat we knuffelen, maar na een klein jaar is het weerzien in de mate van het mogelijke toch plezant.
Ik eet wat, drink veel en kijk af en toe over de schouder naar hetgeen nog komen moet, niet direct het makkelijkste van het traject. Zoals meestal het geval zit het venijn in de staart. We hebben nog 8 km en 550m te gaan.
Na een uurtje rijden de 4 motorhomes door de tunnel naar ‘Jaca’, Thierry en ik nemen de Col. Niet dat het zo verschrikkelijk stijgt, maar het is puffen en blazen. Ik wil nog maar eens gezegd hebben dat de opeenvolging van, het er niet gemakkelijker op maakt. We nemen een schaarse haarspeldbocht en zien nu recht op de toppen van de ‘Pyreneeën’. De sneeuwgrens ligt op 1500m, een grens die we weldra zullen overstijgen. De weg is verlaten, het landschap open. We zien nog een verloren kudde schapen en voor de rest is het niets dan stilte, enkel en alleen doorbroken door kabbelend water van steeds sneller lopende beekjes of watervalletjes. Hoe hoger we komen, hoe breder de weg lijkt te worden. Links zie ik een dikke pluk vuilgrijze sneeuw. Thierry rijdt al een poosje voor mij uit. Ik probeer te genieten van het tafereel waar ik momenteel deel van uit maak. Thierry is gestopt en maakt enkele foto’s als ik passeer. Ik tel de hoogtemeters af, nog 400, 300, een haarspeld gevolgd door een fantastisch zicht. Nooit gezien hoe moederziel je hier alleen op een Col kan rijden, nog 200. We kunnen nog altijd niet inschatten waar de top zich juist bevindt, we draaien nu constant van links naar rechts, nog 100, ver kan het niet meer zijn. Thierry komt me tegemoet, ‘we zijn er makker’. Er is een grote lege parking, de sneeuw geruimd maar geen auto die er staat. We nemen wat foto’s tussen de sneeuwmuren en rijden iets daarna eerst langs het infopunt en daarna langs de Frans/Spaanse grenspost. Alles is doods en verlaten, de kantoortjes zijn dicht, het restaurant op de top is dicht, 1 wagen, 1 motorfiets en 1 camper staan aan de grens. We houden een eenzame wandelaar tegen en vragen om enkele foto’s te nemen, ‘that’s it’, dat was de ‘Col du Somport’, we hebben veruit 57 km en 1650m geklommen. Nu gaat het in rechte lijn naar ‘Jaca’, alé, dat dachten we toch…
Het begin van de afdaling is echt steil, met stukken van 10% en proberen onze schijfremmen in de mate van het mogelijke wat te ontzien want de afdaling is nog lang, meer dan 30 km.
We zijn net onderweg als rechts het afschuwelijk lelijke skidorp ‘Candanchu’ verschijnt. De wegen zijn bijzonder breed en zelfs met de fiets kunnen we ons permitteren om het beste traject uit te zoeken. Er volgen wat s-b ochten. Na 9 km komen we aan de uitgang van de tunnel en is de pret voorbij, we moeten terug aan de rechterkant van de weg. Links in ‘Canfranc-Estacion’ s taat een enorm en bijzonder fraai en vervallen stationsgebouw, in het begin van vorige eeuw hier neergepoot als overgangs- en grensstation tussen ‘Parijs’ en ‘Madrid’. Het is een beetje misgelopen, maar het zou toch een grote rol hebben gespeeld in het vluchtproces van menig Nazi!
Hoe dieper we dalen, hoe meer de wind aanwakkert en in ons nadeel blaast. We moeten met momenten dapper op de peddelen ook al gaat het bergaf. Elke spier doet nu pijn, ook het zitvlak kan met moeite de druk nog verdragen. Het gaat zelfs met stukken terug bergop. Het vatje is leeg. We komen in ‘Jaca’, doel bereikt. Naast de ‘Ciudadela’, een vijfhoekig bastion gaat het nog een laatste keer steil bergop. Meer dan moe bollen we uit tot de camping aan de Westzijde van ‘Jaca’.
We besluiten om onze eerste rustdag in te lassen. Niet alleen voor de fietsers wordt het de hoogste tijd, maar iedereen is er aan toe. De was en plas, grote boodschappen, eens uitslapen, nietsdoen, iedereen plant wel iets.
Thierry en Malvina fietsen naar het klooster van ‘San Juan de la Pena’.
|