DE NORFOLK TERRIERxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In November 1964 werden de Norwich terriërs gescheiden in twee aparte rassen. De honden met staande oren bleven Norwich terriërs helen, terwijl die met hangende oren, de ,,drops, de naam kregen van Norfolk terriër.
De fokkers van de laatste variëteit hadden naar deze afscheiding reeds lang gestreefd en tot hun vreugde is dat thans een feit geworden. Wel hadden zij graag gezien, dat bet ras werd gescheiden in twee aparte variëteiten, zoals dit bv. het geval is bij de foxterriër (glad- en ruwharig), maar de Kennel Club heeft hesloten de Norwich en de Norfolk terriers als twee aparte rassen te registreren.
Daar beide oorspronkelijk van dezelfde voorouders komen, behoeft niet veel aan dit hoofdstuk te worden toegevoegd, De Norwich is wat zwaarder en groter; de Norfolk ziet men graag klein en is vaak beter in achterhand, terwijl de Norwich weer beter in het front staat, een punt dat bij bet fokken van de Norfolk veel aandacht verdient.
Dok is de vacht van de laatste meestal minder zwaar.
Daar men streeft naar een klein type hond zij behoren tot de kleinste terriërrassen let men zeer op grootte.
Het hondje is sterk in populariteit toegenomen en dat wordt wel bewezen, want reeds enkele rnaanden na de scheiding waren meer registraties van de Norfolk dan van de Norwich hij de Kennel Club binnengekomen.
Door zijn rustige en aanhankelijke karakter is de Norfolk als huishond zeer gezocht en door zijn maat is hij ook in de stad goed op zijn plaats.
Raspunten van de Norfolk terrier
Karakteristieke eigenschappen: De Norfolk Terriër is een van de kleinste terriërs, maar een ,,duivel voor zijn grootte. Met een aantrekkelijk karakter, niet vechtlustlustig, met een geharde constitutie. Temperament: rustig en moedig.
Algemene verschijning: Een kleine Iage, actieve hond sterk, zwaar in bouw, met goede botten.
Hoofd en schedel: Schedel breed, vooral tussen de oren en licht gewelfd. Voorsnuit sterk, Iengte ongeveer een derde minder dan de afstand van de achterhoofdsknobbel naar het midden van de stop, die goed gemarkeerd moet zijn.
Ogen: Donker, intelligent, vol expressie, helder en levendig.
Oren: Hangend, dicht tegen de wang gedragen, licht afgerond aan de punten.
Gebit: Goed gesloten, kaken scherp omlijnd en sterk. Tanden sterk, tamelijk groot, scharend. Hals: Van middel matige lengte en sterk.
Voorhand: Droge en krachtige schouders, met korte, sterke en rechte benen.
Lichaam: Naar verhouding kort en compact, met goed gewelfde ribben.
Achterhand: Krachtig en goed gespierd, goed gebogen in het kniegewricht, spronegn laag bij de grond en recht van achteren gezien, met grote stuwkracht.
Voeten: : Rond met dikke zolen.
Staart: Tot op de helft gecoupeerd, niet te vrolijk gedragen (couperen niet langer toegestaan)
Beharing: Hard draadharig en recht, vlak op het lichaam liggend. Deze is langer en ruwer op hals en schouders (in de winter bijna manen vormend). Het haar op het hoofd, oren en snuit kort en zacht.
Kleur: Alle tinten van rood, roodachtig tarwekleur, zwart en tan of grijsachtig. Witte aftekening of vlekken zijn niet gewenst, maar diskwalificeren niet.
Maat: Ideale schofthoogte 10 inch 25 cm
Fouten: Gebit boven of onder voorbijtend, een lang smal hoofd. Algemeen: trimmen is niet gewenst. Eervolle littekens in de strijd of bij het werk opgelopen, mogen niet als fout worden aangerekend.
Info Boek Terriërs B.Van Der Hoeven-De Meyer 1969
|