DE ZWAAN.
De zwaan die over het water dreef haar kopje hield ze een beetje scheef sierlijk haar nek omhoog gestoken alsof ze onraad had geroken
Twee poten die haar snelheid gaven gelijkmatig, zonder te staven het water dat voor haar open ging weer achteraan sloot, haar zo opving
Statig dreef ze in de smalle beek elk obstakel, vindingrijk ontweek van niemand moest ze nog iets leren net of ze was in hoger sferen
Lekker voedsel, haar toegeworpen mensen uit omringende dorpen krant of lectuur werd opgevouwen om haar statigheid te aanschouwen
Nu zijn er nog maar weinig beken grote vijvers of kleine kreken waar zwanen, hun hoofd opgeheven ongestoord kunnen overleven.
Sami.
|