Protestanten en katholieken worden in Nederland kleine minderheden. Dat staat te lezen in het gisteren verschenen rapport "Godsdienstige veranderingen in Nederland" van het Sociaal en Cultureel Planbureau. In 2020 zal 72 procent van de bevolking buitenkerkelijk zijn. Onder jongeren na 1975 is dat cijfer nu al bereikt. Het aantal katholieken daalt, volgens de prognose van het SCP, van 42 procent in 1958, via 17 procent in 2004 naar 10 procent in 2020. Het aandeel hervormden daalt van 23 procent in 1958, 6 procent in 2004 naar 2 procent in 2020. Voor gereformeerden zijn deze cijfers respectievelijk 8 procent in 1985, 4 procent in 2004 en 2 procent in 2020. De aanhang van de overige kerken stijgt waarschijnlijk naar ruim 7 procent in 2020.
Hoewel de kerkelijkheid van Nederlanders verder terugloopt, veranderen religieuze opvattingen daar niet parallel mee. Volgens de onderzoekers blijven mensen vaak wel op een of andere manier gelovig. Velen zijn nog wel bereid onderdelen van de christelijke traditie te onderschrijven, zoals begrafenisrituelen of het geloof in een voortbestaan na de dood, maar zij hebben geen trek in het christelijk totaalpakket. Er is sprake van spiritueel zoekgedrag, waarbij mensen een eigen geloofspakket bij elkaar sprokkelen, dat zich niet in traditionele categorieën laat vangen. De onderzoekers noemen dat "levensbeschouwelijk patchwork".
(Ontleend aan bericht uit de NRC van 5 september 2006)
|