Op vette dinsdag ( =de dag voor aswoensdag )1788 trok er in de namiddag een eigenaardige gemaskerde groep door de dorpskom van Westkapelle. Blikvanger van deze optocht was een bereden paard dat een hurde (= een vlak van samengebonden rijsthout om over het land te slepen en zo de aardkuiten te verbrijzelen) trok met daarop een sittemande (= een ovale mat in strooien spiraalvlechtwerk met rechtopstaande boord ook bakermat genoemd ). In deze mand had de Westkapelse suyge-minne (= vrouw die een boorling verzorgd en borstvoeding geeft i.p.v. de moeder ) plaats genomen met een houten pop in haar armen . Voor het bereden paard ging een figurant die op zijn borst een opschrift droeg met volgende tekst : Ick ben den backer van broodt Hij heeft soo menig vrauw gekloot Aensiet alhier dien prochie stier !
Rond de hurde stapten enkele inwoners van Westkapelle op , getooid met een masker en één onder hen zong een krenkend liedje met als inhoud de morele gedragingen van de plaatselijke bakker Petrus van Hemele .... omme te doen verstaen dat hij van Hemele een kind soude hebben verweckt bij zijn schoondochter met hem woonende . Bakker Petrus van Hemele diende klacht in bij de justitie van het Brugse Vrije en de vermoedelijke aanstichter van deze carnavalgrap , de parochiehoofdman Frans Allaert, werd naar Brugge ontboden en in de gevangenis ondergebracht voor verder onderzoek en ondervraging . Reeds de 25 februari 1788 werd hoofdman Allaert in de gevangenis ondervraagd in aanwezigheid van drie schepenen van het Brugse Vrije . Hij legde volledige bekentenis af over het krenkend en eerrovend vertoon van vette dinsdag maar wij vernemen in dit gerechtsdocument ook dat het ganse gebeuren een soort publieke weerwraak was voor een uitdagend en vernederend optreden van bakker van Hemele tegenover een groep jonge vrouwen uit Westkapelle die ter gelegenheid van het jaarlijkse St.-Sebastiaansfeest (20 januari )in het lokaal van de schuttersgilde bijeen waren . Van Hemele die dit jaar hoofdman was geworden van de St.-Sebastiaans - gilde was al flink onder de invloed van feestelijke drankjes toen hij bij de feestvierende schuttersvrouwen binnenviel en over zijn successen bij de vrouwtjes begon op te scheppen ..... hij van Hemele sigh heeft gevanteert dat hij alle vrauwen op sijnen duym draeyde ende hij te doen hadde gehadt met alle die hij wilde ... De schuttersvrouwen voelden zich danig in hun eer gekrenkt , maar de dronken bakker ging maar door met allerhande beledigingen uit te braken .... Soo verre dat een ider jegens hem geirriteert sijnde tsijnen laste heeft uijtgevonden ende publiquelick geavanceert dat sijn schoondochter een kind soude hebben gehad bij haeren voorseiden schoonvader ... De parochiehoofdman Frans Allaert , oud 59 jaar en gehuwd met Pieternelle Theresia Rammelaere ,( als koningin v.d. Schuttersgilde verkozen )zag zich als hoofdman moreel verplicht de smaad te wreken door de bakker aan de Westkapelse vrouwen aangedaan . De jaarlijkse carnavalfeesten schenen hem daartoe geschikt .
( Bron : uit Biekorf -1982 p.384-386 door EH Jozef Geldhof )
(wordt vervolgd)
|