De kaart brengt voor elk gebouw in België de toegang tot stedelijke natuur in beeld volgens de 3-30-300-regel, die intussen ook door de Vlaamse overheid is aangenomen als groennorm. Dat betekent dat iedereen vanuit zijn huis drie bomen zou moeten zien, er 30 procent bladerdek zou moeten zijn in de woonomgeving en er op maximaal 300 meter toegang zou moeten zijn tot een significante oppervlakte toegankelijke natuur. Voor het onderzoek werd de ondergrens voor dat laatste wegens methodologische redenen op 0,2 hectare gelegd, een flink stuk lager dan de aanbevolen hectare (of 0,5 ha in stedelijk gebied)
“Investering in basisinfrastructuur stad”
Maar minstens een miljoen mensen gaan zelfs onder die absolute ondergrens door, blijkt uit de analyse. Daarnaast voldoet in 101 Belgische steden en gemeenten geen enkele woning aan de 3-30-300 regel. Dat is onder meer het geval in Moeskroen, Verviers en Tienen. Daartegenover staat dat in slechts 18 gemeenten meer dan de helft van de gebouwen over voldoende groen beschikt. Het gaat dan onder meer om Genk, Brasschaat en de Naamse gemeente Viroinval.
Vooral in dichtbevolkte gebieden is de toegang tot voldoende natuur een knelpunt. In net geen driekwart van de honderd steden en gemeenten met het hoogste bevolkingsaantal voldoet minder dan een op de tien gebouwen aan de regel. Daaronder vallen Antwerpen, Gent en Charleroi. “Onze analyse toont dat er een zorgwekkend tekort aan natuur in woonkernen is. Bomen en toegankelijke natuur zijn nochtans een investering in de basisinfrastructuur van een stad: ze maken ons gelukkiger, gezonder, en weerbaarder tegen de klimaatcrisis”, duidt Ruth-Marie Henckes, campagneleider Biodiversiteit bij Greenpeace België.