Reizen Van het leven genieten met mate,
maar wel intens, want het is van korte duur!
26-11-2005
Nederlandse spreuken, spreekwoorden en zegswijzen
APEGAPEN : Hij ligt op apegapen = hij ligt op sterven;hij hijgt naar adem. Happen en Gapen = misschien.
APEKOOL: je moet hier geen apekool verkopen = ons niet met praatjes voor de gek houden. Kool = onzin - apekool = is dus nog groter gekheid.
APELIEFDE : Dit is de liefde, die meer kwaad dan goed doet, zoals men vertelt dat een aap soms uit liefde zijn jongen dooddrukt.
APOKRIEF : Wat hij vertelt lijkt mij apokrief = niet betrouwbaar.
APOSTEL : 't is een rare apostel = een zonderlinge man. De kleine apostels = de kinderen Op apostelpaarden rijden = te voet gaan. De apostel des ongeloofs = de verkondiger van ongeloof. Er zijn apostelen en martelaren = de een verkondigt de leer en de ander lijdt ervoor.
APPèL : Hij is nooit op 't appèl = komt nooit op tijd op de afge- sproken plaats; of het afroepen van de namen van de soldaten, om te weten of ze aanwezig zijkn.
APPEL : De appel valt niet ver van de boom = zo de ouders, zo de kinderen. Eén rotte appel in de mande maakt al het fruit te schande = één slechte man in het gezelschap bederft vaak alle anderen. Eén appel die bedorven is, schendt al wat in de korve is = Voor een appel en een ei verkopen =veel te goedkoop. In een zure appel bijten = een onaangename taak aanpakken. Een schip met zure appels = een stevige regenbui. Zijn woorden zijn gouden appels in zilveren schalen = zijn rede is rijk aan inhoud en sierlijk van vorm. Iemand liefhebben als de appel zijner ogen = als het koste- lijkste wat men bezit. Een appeltje voor de dorst bewaren = wat sparen voor de tijd van nood. Een appelken tegen de dorst is dienstig voor schooier en vorst Ik heb nog een appeltje met hem te schillen = Ik moet hem onder handen nemen, de waarheid zeggen. Zij kreeg een appelflauwte = zij viel in zwijm, maar het had niet veel te betekenen; met een zure appel was het weer genezen. De kinderen hebben last van het appelmannetje = zij zijn ziek, omdat ze te veel appels hebben gegeten. Die zijn lichaam bewaart, bewaart geen rotte appel = zorg dat je gezond blijft. De appel smaakt bomig = de kinderen gelijken op de ouders Die appels vaart, ook appels eet = appels varen = een la- ding appels overbrengen.
ANKER = Hij heeft hier zijn anker laten vallen = hij heeft zich hier gevestigd (zeemansuitdrukking) 't is tijd dat ik mijn anker licht = dat ik heenga Hij ligt voor zijn laatste anker = hij is gevaarlijk ziek. Het anker der hoop = datgene waar de hoop op berust; de hoop zelf. Hij is voor anker gegaan = hij leeft nu van zijn verdiende geld. Hij zit zo vast als een schip voor twee ankers = zijn zaak gaat verkeerd; hij kan zich niet meer roeren. Beter een anker dan het schip kwijt = gelukkig hebben wij het voornaamste behouden; het ongeluk is te herstellen Geen anker of touw kan het houden = het loopt de spuigaten uit, het gaat met geweld.
ANDERMAN : Van andermans leer is goed riemen te snijden = op andermans kosten kan men licht royaal zijn. Andermans boeken zijn duister te lezen = over andermans omstandighedeen is het moeilijk naar waarheid te oordelen. Andermans schotels zijn altijd vet = men verbeeldt zich, dat het een ander het beter heeft dan jezelf; uiting van afgunst en ontevredenheid. Dat is net een kat als andermans kat = dat is een gewoon geval, er is niets bijzonders bij.
ANGEL : Iemand aan zijn angel krijgen = hem in de macht krijgen door het lokaas dat men belooft of geeft.
In Vredeberg Lier, de stadsschouwburg gaat op zondannamiddag een muzikale opvoering door om 15 uur met tal van bekende zangeressen en zangers die melodieen brenegen uit musicals.
vervolg van AMBTEN : Ambten hangen niet aan de boom maar aan de kruiwagen.= die geen voorspraak heeft van een man met invloed, komt niet in aanmerking voor een benoeming.
AMEN : Ja en amen zeggen = alles maar goedvinden wat een ander gezegd heeft, er zonder eigen oordeel mee instemmen. Amen is een hebreeuws woord = zo is het waarlijk. Ik zeg er amen toe = ik beamen het tenvolle. Van eeuwigheid tot amen = aldoor hetzelfde
AMERIJ : Een amerijtje = een ogenblik
ANDER : Die een ander jagen wil, moet zelf draven = een baas die altijd achter zijn werkvolk aanzit, heeft zelf ook nooit rust. Wat gij niet wat u geschiedt = Doe dat ook aan een ander niet. Andere lui, zijn ook lui = anderen hebben dezelfde rechten als wij Een ander is het die zaait, en een ander die maait Wie zich aan een ander spiegeldt, spiegelt zich zacht. Wat de een niet lust, eet de ander zich dik in = de smaken verschillen. Een anders lijden is maar een droom = wie het zelf goed gaat, voor hem bestaat het lijden en de nood van een ander niet; hij kan zich dat nauwelijks voorstellen.
ALS : Als de lucht valt, krijgen wij allemaal een blauwe slaapmuts op= antwoord op de bezwaren van iemand die aldoor komt met: als dit eens gebeurt, als dat eens gebeurt
ALTAAR : Die het altaar bedient, moet van het altaar leven = een geesteelijke moet door de gemeente behoorlijk worden onderhouden. In het algemeen, men moet kunnen bestaan van het ambt dat men bekleedt.
AMBACHT : Twaalf ambachten, dertien ongelukken = als iemand telkens van beroep verandert, loopt het altijd weer op niets uit. Vrijen is een leugenachtig ambt Gelukkig man, die een ambacht kan
AMBT :in een ambt benoemd wordt= opmerking die gemaakt wordt, als men meent dat iemand in een ambt benoemd is door gunsten een gaven, zonder dat hij de nodige bekwaamheid ervoor bezit Het dook reeds op in de "Kamper Spreekwoorden van 1559 ! OOK MET EEN SCGERTSEND VERLENGSTUK : Alle ambten zijn smerig, zei de kostersvrouw, en zij nam de kaarsen mee uit de kerk!
ALFA: Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde = De alfa , de a, is de eerste letter van het Griekse alfabet; de omega, de lange "o", was de laatste.
ALIAS: Een alias= is een guit, een grappenmaker, een rare snoeshaan.
ALIBI = is het bewijs, dat men elders was dan op de plaats en de tijd van een miosdrijf.
ALLELUJA : Men moet geen alleluja zingen voordat Pasen daar is Loflied.
ALLEMAN: Wat alleman zegt is waar = Vlaams spreekwoord, de stem van het volk is de stem van god. Die alleman belieft en paait, zulk volk is deerlijk dunne gezaaid. Allemansvriend is allemans gek.
Nederlandsetalige spreuken, spreekwoorden en zegswijzen
AKKER : Hij is aan 't eind van de akker = hij kan niet verder, hij is aan het eind van zijn krachten, zijn krachten begeven het, zijn vermogen is genoegzaam verdwenen.
AKKOORD : Daar ga ik mee akkoord = dat is m.i. de waarheid, dat is volgens recht, volgens overeenkomst.
AKTE: Daarvan neem ik akte = wat je daar zegt neem ik aan als iets dat vaststaat.
AL: Die 't al wil hebben, krijgt niets! Diet al wil hebben, het valt bi tiden.Dat hi van allen missen moet.
ALARM: Alarm blazen = waarschuwen voor dreigend gevaar, dat de anderen nog niet zien.
ALEXANDER : Zo ik Alexander niet was, zou ik Diogenes willen zijn = Als ik de allergrootsteniet was, dan wilde ik de aller- armste zijn en zonder zorgen leven.
AFWEZIGHEID: Schitteren door zijn afwezigheid =Opvallen, juist omdat men er niet bij is
AFWIMPELEN: Iets afwimpelen: = Iets niet door laten gaan.
AFZAKKEN: Hij zakt af = Hij gaat weg zonder dat hij zijn doel heeft bereikt. Ook nog = Hij gaat beschaamd weg.
AFZAKKERTJE: = glaasje op de valreep, waarna men dus kan "afzakken". Lett. = een glaasje na het eten, waardoor de spijzen gemakkelijk zakken.Afzakken = eenvoudig heengaan.
AFZOUTEN: iemand afzouten = hem met een kleinigheid wegsturen, hem zijn deel niet geven.
AIR: Zich een air geven = zich voornaam voordoen.
AKKEFIETJE : Met dat akkefietje ben ik lelijk opgeknapt = dat is een lastige opdracht, een onaangenaam werk, een ver- velende boodschap