Reizen Van het leven genieten met mate,
maar wel intens, want het is van korte duur!
22-11-2005
Nederlandse spreuken, spreekwoorden en zegswijzen
AFWEZIGHEID: Schitteren door zijn afwezigheid =Opvallen, juist omdat men er niet bij is
AFWIMPELEN: Iets afwimpelen: = Iets niet door laten gaan.
AFZAKKEN: Hij zakt af = Hij gaat weg zonder dat hij zijn doel heeft bereikt. Ook nog = Hij gaat beschaamd weg.
AFZAKKERTJE: = glaasje op de valreep, waarna men dus kan "afzakken". Lett. = een glaasje na het eten, waardoor de spijzen gemakkelijk zakken.Afzakken = eenvoudig heengaan.
AFZOUTEN: iemand afzouten = hem met een kleinigheid wegsturen, hem zijn deel niet geven.
AIR: Zich een air geven = zich voornaam voordoen.
AKKEFIETJE : Met dat akkefietje ben ik lelijk opgeknapt = dat is een lastige opdracht, een onaangenaam werk, een ver- velende boodschap