In het jaar 1212 staat Turnhout als stad vermeld, in een diploma,hetwelk een overeenkomst bevat tussen Hendrik I,hertog van Brabant, en zijn leenman Godfried, heer van Breda en Bergen-op-zoom. Het is waarschijnlijk ook van die tijd, dat ons wapenschild dateert. Wij Turnhouters houden van ons wapenschild en vinden het zeer erg dat men dit uit ons straatbeeld wil doen verdwijnen
De markt naar het zuidoosten omstreeks 1900
1897 de overdekte boterhal.De volksmond, die wel eens scherp en spotziek karaktiseerde sprak van een kemelskooi, omdat het ijzerconstruct niet in de smaak viel ,en misschien om de rede omdat er een lievenvrouwenbeeld voor moest verdwijnen
Een foto van om en bij het jaar 1880 Het trapgevelhuisje op de hoek van de Gasthuisstraat was indertijd van Vanderbueren, het hoge huis links, noemde men Den Draeck en werd bewoond door president Van Genechten-Swaan,die er een privémuseum had
De Otterstraat, met in de verte de st Pieterskerk en links voorraan de het kerkje van het toenmalige clarissenklooster
station omstreeks 1900
Doopfond in de St Antoniuskerk in Oosthoven Oosthoven een klein gehuchtje,daar waar ik 22 jaar van mijn leven doorbracht.Maar niemand zegt nog Oosthoven,maar veralgemeend het onder Oud Turnhout
Het station met zijn oude glazen koepel,in het stadspark bij de stoomtreinen kan men er een kleinere versie van zien http://www.stoomgroep.be/
timespender
People come into your life for a reason, a season, or a lifetime. EEN GEDICHT IS MOOI WANNEER HET DOOR ZIJN EENVOUD OPVALT
15-03-2007
DE PRUIMENBOOM ( bijna vergeten versjes )
Een nog altijd leuk gedicht al is het er ééntje van de 18de eeuw , geschreven door Hieronijmus van Alphen. Gouda, 8/8/1746 / Den Haag 2/4/1803.Deze begon zijn kindergedichtjes te schrijven,na het overlijden van zijn vrouw,en hij alleen stond voor de opvoeding van zijn drie zoontjes.Zijn advocaten praktijk gaf hij op alsook zijn politieke ambities,om zicht toe te leggen op gedichtjes nadat die hem plots heel beroemd maakten.
Jantje zag eens pruimen hangen o! als eieren zo groot. 't scheen dat Jantje wou gaan plukken, schoon zijn vader 't hem verbood. Hier is , zei hij , noch mijn vader, noch een tuinman die het ziet: aan een boom zo vol geladen mist men vijf zes pruimen niet. Maar ik wil gehoorzaam wezen, en niet plukken: ik loop heen. Zou ik om een handvol pruimen ongehoorzaam wezen? Neen. Voort ging Jantje: maar zijn vader, die hem stil beluisterd had, kwam hem in een lopen tegen vooraan op het middenpad. Kom mijn Jantje, zei de vader, kom mijn kleine hartendief! Nu zal ik U pruimen plukken; nu heeft vader Jantje lief. Daarop ging papa aan het schudden Jante raapte schielijk op; Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen, en liep heen in een galop