Rit 4: Pra Loup – Col de Vars (2108m) – Col d’Agnel (2748m) – Aiguilles (125km) / 2582 hm
De Col de Vars is een grote Alpencol die met meer dan 1000 m hoogteverschil behoort tot de zwaarste cols van Frankrijk. Tot aan St. Paul sur Ubaye is het een lopende col, maar in de laatste 5 kilometer komt men nog enkele flinke uitschieters boven 10% tegen waar men best het ritme hoog houdt en dat gedurende een dik half uur. De zware Col d’Agnel is de op drie na hoogste col in de Alpen met een smalle weg die kronkelt door de groene alpenweiden. Door de extra zware laatste kilometers in de ijle lucht naar de top is het moeilijk om een constant ritme te vinden wat hem tot een topklim maakt die beloont met een geweldig uitzicht.
Reeds vroeg klaar kunnen we omstreeks 8.30 h met de wagen uit Pra Loup vertrekken, waar we eerst nog wat vers fruit opslaan. Het weer blijft zomers met alle verwachtingen voor een mooie dag. De weg naar de Vars ligt aan de afslag van de D900 op 7km buiten Jausiers.
De Col de Vars (2111m) is 14,1 km lang en overbrugt 801 hoogtemeters aan gemiddeld 5,7 % met een maximum tot 12 %.
Voorbij recente wegenwerken na Les Gleizolles (1310m) stap ik op de fiets op een paar km voor St. Paul (1468m). De twee passerende fietsers lijken me geen partij te zijn. Op de brede weg met minder verkeer dan gevreesd volgt de route zwak stijgend de loop van de rivier. Slechts achter de twee tunnels net voor St. Paul bereikt de helling korte waarden tot 5 %. Op de resterende 8 km blijven nog 640 hoogtemeters te overwinnen. De weg leidt naar links voorbij het dorp. Direct bij de afslag begint de eerste steile helling. Met 6-8% stijging slingert de weg er zich naar boven. Ondanks het nog te overwinnen hoogteverschil duurt deze stijging niet lang. Na ongeveer 2500m vlakt de weg weer af en leidt op 1660m naar Melezen, de laatste nederzetting beneden aan de pas. Hier begint de eigenlijke klim. Met een gemiddelde van 9%, en bijzonder in de eerste helft met lange stukken van maximaal 12% stijging, klimt de weg in de laatste 5 km met waarden van boven het gemiddelde. Met lange rechte stukken en vijf serpentines klimt de weg continu steil omhoog. Voor het eerst krijg ik een aangenaam zicht op het diep onderliggende dal. De pas zelf ligt diep ingesneden en biedt weinig uitzicht. Na de nodige foto’s en souverniers plaatsen we ons op het zonnige winderige terras van het restaurant voor een cappuccino. De afdaling naar Guillestre (1000m) bedraagt 19 km langs de rivier Le Chagne met onderweg de skidorpen Les Claux en Vars. Voorbij dit dorp daalt het spectaculair met haarspelden en knappe uitzichten, voornamelijk op de stad Guillestre. Hier gaat het rechts af op de D902. Weldra rij ik door het smalle dal van de Guil waar het enkele kilometers langs hoge rotskloven en tunnels voert. In het nauwe dal ‘Combe de Queyras’, ingesneden door de rivier de Guil, is het 7 km genieten van het enorme werk van de natuur. Dit alles maakt deel uit van het Parc Naturel Régional du Queyras. Waar het dal zich sterk verbreedt wordt op de stromende rivier drukgekanood en geraft. Op de brede bochtenrijke weg wordt er ook intensief gefietst en gemountainbiked.
In het op een hoge rotspunt prachtig gelegen Château Queyras (1380m), waar we onze middagpauze willen houden, is het wegens de nauwe doorgang file en aanschuiven voor Bart. Ik slaag erin om een parkeerplaatsje vrij te houden vlak onder het imponerende kasteel.
Terug op weg begint een paar kilometer verder in Ville-Vieille (1360m) aan het kruispunt met de D5 de klim naar de Col d’Agnel op de grens met Italie.
De Col d’Agnel (2744m) is de op 3 na hoogste Alpenpas, is 21km lang, hv 1381m, stijging 6,6 %, steilste km 9,4 %. De Giro d’Italia heeft de Colle dell’ Agnello de laatste jaren liefst 4 keer aangedaan, maar een klinkende naam is het nog steeds niet. Toch heeft deze col alles in zich wat een wielerfanaat mateloos fascineeert en motiveert. Lang, steil, hoog en zwaar met een route naar de top waar maar heel weinig verkeer rijdt.
De route kruist de Guil en volgt hier de naar het zuiden buigende vallei van de Aigue Blanche richting St. Veran. Vanaf het begin klimt de weg met meestal 6 tot 8% op de oostelijke helling steil omhoog en biedt lonende uitzichten op het steeds dieper wordende onderliggende en beboste dal. Na korte tijd zie ik rechts in de vallei een opvallende rotsfiguur boven de bomen, ‘demoiselle coiffée’ genaamd. Na 5 km bereik ik Molines-en-Queyras.
Hier verlaat ik het dal en draai door het dorp naar links een zijdal in en moet direct een korte steile helling van 10% overwinnen. Na 8 km is de stijging sterk gedaald. In de volgende 5 km kan ik me wat herstellen voor de slotklim. In een zachtaardig en dromerig landschap dat er al eeuwen bijligt sinds de legers van Hannibal en Caesar hier passeerden, voert de route bochtenarm door een brede vallei. De weg verliest ten opzichte van de rivier hoogte en nadert langzaam de rivier.
De rechterkant van de vallei is begroeid met naaldbomen, op de linkerkant is de weg omsloten door een dicht grastapijt. Halverwege bereik ik op 1997m hoogte Fontgillarde, waar de tijd heeft stil gestaan in het laatste dorp voor de pas. Dan loopt de weg rechts langs de rivier. Rechtdoor wordt geleidelijk aan het daleinde de overgang zichtbaar.
Ongeveer 8 km van de pas kondigt zich een eerste steile helling aan van de slotklim. Nog eenmaal vlakt de route kort af voordat het werkelijk steil wordt. Bij minstens 8 tot 10% loopt de weg rechtdoor langs de rivier. Daarbij ziet de stijging er aanmerkelijk minder steil uit dan ze werkelijk is. Verzwarend evenwel is dat de toename onregelmatig is en meermaals boven 10% gaat. Met een stevige wind in het nadeel zijn een paar rustpauzes zeker niet te versmaden. Hierdoor haal ik telkens weer dezelfde collega in die zich een eind voor mij uit met verenigde krachten naar boven wroet. Eerst boven 2400m kan ik na twee maal twee haardspeldbochten het ritme herstellen. Ik heb nu een weids uitzicht op de vallei – op de achtergrond zijn zelfs de besneeuwde toppen van het Ecrins massief ten zuiden van de Col du Galibier te herkennen. Een blik op de Monte Viso wordt me echter door de wolken vanuit Italië onttrokken. Ongeveer een kilometer voor de pas bereik ik aan het daleinde een te overwinnen rotswand. De weg slingert zich vanuit het zuiden direct naar de pas en twee korte serpentines scheiden me van de overgang. Bij goed weer moet het uitzicht vanaf hier overweldigend zijn, maar drijvende wolken verhinderen het zicht op de Pain du Sucre (3208m) en de Monte Viso (3841m). De harde stevige wind maakt de temperatuur op de eenzame top weinig genietbaar. Na wat foto’s besluiten we om in de wagen af te dalen naar het hotel in Aiguilles (1435m) op goed 25km rijden. Na wat tijd en moeite kunnen we ons installeren in het prima verblijf ‘Les Balcons de Combe Rousset’. Van op het tuinterras met een verdiende koele pint kunnen we van een geslaagde fietsdag spreken. Dineren in het stijlvolle restaurant doen we met een fijn menu van een gevarieerde salade, rundsvlees met aardappelgratin, plattekaas en chocoladecake met vanillesaus, dit alles bij een fles rosé Côte de Ventoux. Goed terecht gekomen genieten we van een korte avondwandeling in de koele berglucht alvorens we ons te slapen leggen.
|