Rit 6: Tignes – Col de la Madeleine (1993m) – Albertville (134km) / 1543 hm
Eindelijk zal ik de beruchte Col de la Madeleine welke reeds jaren op mijn verlanglijst staat op mijn palmares kunnen zetten. Vanuit een diep dal scheert de smalle weg zonder vangrail vooreerst hoog boven een diepe ravijn pal in de zon. Door een verkoelend bos en na een vlak stuk slingert de weg in een eindeloze reeks bochten door een lieflijk berglandschap omhoog. Na een rustpunt gaat het vervolgens zigzaggend met stijgingspercentages tussen 8 en 9 % naar de brede top vanwaar een fraai uitzicht over de bergen rondom.
Wakker geworden op de al weer zonnige morgen van onze laatste dag. Om 8h nodigt onze vriendelijke gastvrouw ons uit voor het ontbijt op de bovenverdieping aan de lange houten tafel. Met meer dan voldoende ingrédienten kunnen we van een voortreffelijk ontbijt genieten : vier soorten eigenbereide confituur, kaas en hesp smaken heerlijk bij een zacht streekbrood, afgerond met joghurt en vers fruitsap.
Ter info: Bart heeft na drie dagen tussen zijn bagage de zoek geraakte maar verharde broodjes teruggevonden!
Rond 9h verlaten we het gezellige B & B voor het 60 km verder gelegen Moûtiers aan de voet van de beruchte Col de la Madeleine.
De noordkant van de Col de la Madeleine (1993m) is 24,5 km lang, overbrugt 1543 m aan hoogteverschil en telt 22 haarspeldbochten. De gemiddelde stijging bedraagt 6,3 % met een maximum van 11 %.
De lange noordklim met startpunt in La Léchère (430m) leidt steevast over smalle asfaltwegen. Vanaf het kruispunt met de D97, voert de D94 vanuit het Isèredal steil omhoog. Aan 9% kruip ik de beboste helling op. Gelukkig krult dit eerste stuk van de klim in talloze haarspeldbochten, zodat ik de buitenbochten kan gebruiken om het goede ritme te vinden. Na 7 van die bochten, waar rechts een weg vanuit Pussy komt, wordt de klim gezapiger tot in Bonneval (970m) na 6,5km. Hier daalt de weg zelfs over een goeie kilometer naar het dal van de Eau Rousse op de zuidelijke helling van de Chaîne de la Lauzière. Ik passeer Villard-Benoit (1010m) voor een vrij vlak en landschappelijk zeer fraai stuk: naast de weg gaapt een diep ravijn. Vanop een hoogte van 950 tot 1050m loopt de weg een 5-tal km door een soort kloof waarbij de stijging terugvalt naar 1 tot 2%. Groot geschakeld haal ik een collega fietser in welke mij daarstraks in de klim voorbijstak. Na deze adempauze zigzagt de weg weer steil omhoog.met waarden tussen 7 en 9%. Eerst in La Thuile (1190m) na 13 km fiets ik in meer open terrein, waarin zich weldra een majestueus zicht openbaart: in het noorden schuift de Mont Blanc zich langzaam over de rotsklippen voorbij de Isère.
Vanaf Celliers (1355 m) wordt het in de laatste 10 km langzaam steiler, met uitzondering van één enkele km aan 11,3 %. De berg verandert van aanzien: het lieflijk groen karakter maakt plaats voor de onherbergzamere aanblik van het hooggebergte. Struiken, noch bomen bieden soelaas tegen de wind en de brandende zon. Ik kan ver voor me uitkijken. De klim blijft onregelmatig, waardoor ik regelmatig moet schakelen. Op het lang recht stuk welke nu voor de wielen ligt, krijg ik het gevoel dat het een stuk steiler is dan wat de wegpaaltjes vermelden. Na Celliers had ik eerst een 3tal km van bijna 10%, nu vlakt de helling weer tot de helft af om bij het ingaan van de laatste 4 km (na de skilift) weer met een ruk de hoogte in te gaan. Op het asfalt lees ik nog duidelijke aanmoedigingen voor het bekende broederpaar Andy en Frank (Schleck). Tot ongeveer 2 km voor de pas dien ik in de laatste haardspeldbochten nog hoge stijgingswaarden tot 9 % te overwinnen.
De pas zelf is gezegend met een wonderschoon uitzicht dat lang vraagt om te genieten. De belangstelling boven is groot op de zonovergoten pas. In het zuiden kijken we uit over de Maurienne vallei met zicht op de bergmassieven Cheval Noir, Ecrins, Grandes Rousses en Chaine de Belledonne. In het noorden de Tarentaise vallei met zicht op het massief van de Mont Blanc (4810m), het massief van Beaufortain met de Dent Blanche (4356m) en het Domaine de Valmore. Op het zonovergoten terras van restaurant La Banquise 2000 genieten we van overheerlijke bosbessentaart en cappuccino.
De Madeleine werd al 25 keer opgenomen in de Tour sinds 1969. Lucien Van Impe kwam 3 keer als eerste over de top. Michael Boogerd zou met 59 min.de snelste klimtijd op zijn actief hebben, sneller dan Pantani en Ulrich. Over de exacte hoogte van de col bestaan wat misverstanden maar deze werd officieel op 1993 meter opgemeten. Hoe dan ook het kleine verschil maakt niet uit dat hij als buiten categorie staat geboekt.
De afdaling welke niet ongevaarlijk, maar moeilijk, smal en snel is, doch waar ik me veilig en geamuseerd kan uitleven, verloopt probleemloos en zorgt niet alleen voor een waardige afsluiter van deze legendarische tourcol, maar spijtig genoeg ook van onze geslaagde bergfietsronde.
Beneden gekomen gaat de fiets definitief in de wagen en wordt de terugreis aangevat naar Lierke Plezierke en het vlakke Neteland.
Terugreis Albertville – Lier (920km)
Na een tankbeurt en middagmaal in de buurt van Albertville rijden we, na vier rustpauzes en lange verkoelende regenbuien onderweg, goed en wel Belgenland binnen om thuis te arriveren om 0h40.
Eind goed, al goed!
|