ISINBAJEVA nam haar aanloop,pootte de polsstok net op het goeie
ogenblik neer,slingerde zich de lucht in,en zweefde sierlijk over de lat. Die
trilde niet eens. Het stadion veerde recht,de TV-comlmentator brulde :
“Ja,sportliefhebbers,het is gebeurd ! Nieuw wereldrecord !”. En de
man met de groene anorak,die om het hoekje van de toog met zijn rug naar de zee
zat,klapte entousiast in de handen.Een miezerige dag was goedegemaakt.
Ik keek met één oog naar het scherm,met het andere naar buiten. Een
groter contrast was niet denkbaar. Ginds stak de gelukkige atlete breed lachend
de armen in de lucht in het zonovergoten
stadion waar de mensen in hemdsmouwen,sommigen met een tot hoedje gevouwen
krant op het hoofd,haar een staande ovatie brachten. Hier worstelden een paar
moedige wandelaars in gele regenjassen, met een kap op,tegen de wind in voorbij
het café en het verlaten terras. Op het stand zaten enkele meeuwen in slagorde
te wachten tot de rest van de troep van boven de stad zou weerkeren.
-“Méér dan vijf meter !”,zei de man met de groene anorak.
–“Kun je je dat voorstellen ? Zet ze hier maar eens neer op de
dijk,een stelling van vijf meter. Als je er op staat kan je de ruiten van het
tweede verdiep wassen. En wip daar dan eens over. Zelfs met zo’n stok. En
dat voor een vrouw !”. Hij schudde ongelovig het hoofd. “En in
Mexico zou ze nóg hoger kunnen,daar is de lucht dunner,haar aanloop zou sneller
zijn”,zei hij.
Ik knikte.-“En de aantrekkingskracht van de aarde is er
kleiner”,zei ik. “Tweeduizend meter hoog,ze zou bij het afzetten
gemakkelijker loskomen”.
De groene anorak had net een teug van zijn bier genomen. Nu zette hij
zijn glas gedecideerd neer,keek me even aan,schudde zijn wijsvinger energiek
heen en weer,en zei beslist :”Dat is fout,meneer ! Als je tweeduizend
meter hoog bent,los van de aarde,dàn is de aantrekkingskracht minder. Maar niet
als je er op staat,al is het op de Everest. Dan is ze overal hetzelfde,en maar
goed ook. Ze zouden er verdorie per ongeluk afwippen,die bergbeklimmers”.
Hij nam nog een stevige slok.
Ik had mijn twijfels,en hij merkte dat. Hij stapte van zijn krukje
af,kwam de hoek van de toog om,en legde zijn hand op mijn schouder.
–“Die aantrekkingskracht van de aarde”,zei hij,”heb je
daar al ooit eens bij stilgestaan ? Dat wij niet zónder kunnen ? Hoe moeten ze
hier beneden”,en hij puntte zijn wijsvinger naar de vloer,”hoe
moeten ze hier beneden anders blijven hangen,in Australië of zo,met hun kop
naar onder ? Heb je daar ooit over nagedacht ? Hoe lopen ze hier onder,met hun
voeten tegen de onze ?”.
Ik zweeg. De wetenschap had de sport verdrongen.
De man tikte met zijn glas op de toog. “Twee pintjes” zei
hij,zonder zich er om te bekommeren dat
mijn glas nog vol was. Hij keek eens naar buiten. –“Nat van
buiten,nat van binnen”,zei hij. –“De enige remedie tegen de
vacantiekolder”. Hij had gelijk. Ik dronk mijn glas in één teug leeg. Het
nieuwe stond er ook al.
-“Ik heb ze het eens gevraagd”,zei hij,”hoe ze hier
beneden lopen. En het antwoord zal ik nooit vergeten”.
------------------------------------------
-“Het was in de tijd dat de eerste bierkelders open
gingen”,begon de groene anorak,-“In de Keizerstaat en rond de
Stadswaag.”,waarmee hij meteen bewees dat hij een Sinjoor was.-“Je
kon er niet binnenkomen of er zat wel een of andere artist met een tokkel-of strijkinstrument. Ik heb er
zelfs die van “De Derde Man” weten spelen,Anton Karas,ja. En in het
begin was er elke maand verandering van decor. Want over dag kwamen de
aspirant-schilders van de Academie er hun driften botvieren op de witgekalkte
gewelven. En het waren geen heiligen die
ze borstelden,nee. Een mis moest je daar niet opdragen. In die tijd toch
niet. Nu...”. Hij zweeg en zocht in de lucht boven de zee naar het
pré-conciliaire tijdperk.-“Tja”,zei hij,”ik bemoei me er niet
mee. Maar vroeger was de zonde veel gezelliger.
Ten andere,weet je hoe het met die bierkelders begonnen is ? Met de
ontvoering van Opsinjoorke uit het museum in Mechelen. Die van de Academie en
van het Ignaske hebben dat gelapt. En om de kosten te dekken,want ze hadden het
gebit van de concierge gebroken,zijn ze dan met de burgemeester overeengekomen
dat ze de pop zouden teruggeven als ze die veertien dagen mochten
tentoonstellen in de kelder van het Rockockxhuis. Tegen betaling is er heel wat
volk komen zien. Maar ze moesten de kostbare pop dag en nacht bewaken,dat wel.
Toen hebben die mannen van de grote dorst een paar bakken bier in die kelder
gesleurd,en het spel zat op de wagen. De eerste bierkelder was geboren.
Afijn,in die kelders kwam de jeugd van die tijd bijeen. Met hier en daar nog een jong getrouwd koppel
tussen,die de salamanders nog niet konden missen. En ik heb het niet over die
vieze,groene beesten,die regelmatig hun staart kwijtraken,nee. Ik heb het over
de studententoost,het collectieve offer aan Bacchus,het in één teug leegdinken
van een glas bier na een hele resem plichtplegingen. En de échte salamander,
het leegmaken van het glas zonder slikken,er waren er maar weinigen die dat
konden,hoor ! Ik wél,ja. Ik was een van de besten. Kijk maar !”.En de man
nam zijn glas,goot het naar binnen,en ik zag niet één keer zijn adamsappel
bewegen. Toen zette hij het glas neer,keek me een ogenblik vertwijfeld aan,en
brak toen in een alarmerende hoestbui los. Ik moest hem stevig op de rug
kloppen vòòr hij weer adem kreeg. –“Ik ben ook al een dagje ouder”,hijgde
hij,en hij bestelde een nieuwe pint om de weerbarstige salamander verder door
te spoelen. Het was waarschijnlijk de staart die afgebroken was.
-“En daar ontmoetten wij onze eerste vreemdelingen”,ging
hij verder,nog een beetje kortademig. “Ik zie nog die halve Indiaan voor
me.Een Boliviaan. Indiaanse vader,Hollandse moeder.Je zou zeggen,hoe komt
zo’n meid uit Beetsterzwaag nu ginder terecht. Maar ja,hij wàs er.
Donkerrode huid,zwarte haren en blauwe ogen,rijm dat maar samen. Maar één ding
moet ik hem nageven : hij was fier op zijn afkomst. Liep altijd met een geruite
deken rond de schouders. Winter en zomer. En zijn haren knoopte hij in
vlechten. Gerlukkig sprak hij Engels. Daar kan ik mijn plan in trekken,Spaans
ken ik niet. Uren hebben we zitten babbelen. Hij was zeeman,en zijn schip lag
aan de ketting. Op een dag was hij verdwenen. Terug naar Bolivië of naar zijn
opa in Beetserzwaag,kan natuurlijk ook
En Pedro dan. Een Argentijn. Zoontje van rijke veehouders uit de
pampa’s. Kon je aan zijn ogen zien,die keken altijd in de verte.
Studeerde hier jarenlang en is nooit verder geraakt dan het eerste jaar. Als ze
hem ergens beu waren schreef hij zich voor iets anders in. Beroepsstudent,ja.
Op een dag kreeg hij bericht dat z’n pa dood was. Hij is naar de
pampa’s vertrokken en ik heb er nooit meer iets van gehoord.
Maar ik had het over de aantrekkigskracht van de aarde,en hoe ze hier
beneden rondlopen,onze tegenvoeters. Wel,daar heb ik in de bierkelder ook mee
te maken gekregen. Op een avond in december zit ik er met een paar vrienden aan
een tafel,en we hadden al een paar keer geslamanderd. Wij niet alleen,hoor !
Daar deed heel de kelder aan mee. En dan het volk achter de toog maar tappen en
de obers maar rondlopen,kun je denken,alle glazen op slag leeg.
En er komt een gezelschap,aan onze tafel zitten. Eén jongen en drie
meisjes. En de jongen en het éne meisje waren getrouwd,dat merk je dadelijk als
je er een oog voor hebt. En die spraken Vlaams onder mekaar. Maar met de twee
andere meisjes spraken ze Engels. Een van die twee was een blondje,met een door
de zon gebruind gezicht. Het andere had zwarte haren,een paar wijd uiteen
staande bruine reeënogen mat wat rare sproeten er rond ,en een huid die veel
lichter was dan die van het blondje. En dat leek me al meer normaal,wie loopt
er nu hartje winter met een bruinverbrand gezicht rond. Nu wel,ja,met die
zonnebanken,maar die waren er toen nog niet. En naar de wintersporten gingen we
toen ook nog niet. Ik vroeg me dus af waar dat blondje haar kleurtje vandaan
had,en als ik nieuwsgierig ben houdt niemand me tegen. En omdat het zwarte
meisje naast mij kwam te zitten klamp ik haar aan en vraag haar of ze uit
Engeland kwamen.-“No,we’re from New-Zealand”,ontwoordt ze .Ik
zat paf. Tegenvoeters,verdorie ! Kom dat tegen in een bierkelder ! En meteen
wist ik waar dat blondje haar kleurtje gehaald had,want die waren natuurlijk uit de volle zomer ginds
naar hier gekomen.
Ik stond op het punt het gesprek verder te zetten,toen er juist een
nieuwe salamander ingezet werd,en terwijl het ritueel zijn gang gaat heb ik de
tijd om in een paar woorden te vertellen wat er van hen verwacht werd,en ja
hoor ! Als het moment suprême
gekomen is en het ad fundum
weerklinkt heffen de twee meisjes vrolijk mee het glas en drinken het leeg tot
op de bodem. Maar slikken deden ze wel natuurlijk,een echte salamander leer je
zomaar niet op één,twee,drie. En het Vlaamse koppelltje deed ook mee,maar ik
zag het vrouwtje haar man wat toefluisteren. Hij mocht niet zoveel hebben,dat
was duidelijk. Maar hij had ja gezegd tegen de pastoor,en nu moest hij de bluts
met de buil nemen. Dat heb je als je niet oppast.
Nu,die lege glazen waren voor mij een uitgelezen kans om de kennismaking
verder te zetten,en dus trakteerde ik de vier op een pintje,maar ket koppeltje
nam een koffie. De twee Nieuw-Zeelandse meisjes hielden zich dapper aan het
Belgische bier,dus dat ging de goede kant uit.
En ik ben met het zwartje aan het keuvelen gegaan. Ze kwamen uit
Christchurch,en het zwartje was verbaasd dat ik wist dat ze dus van het
zuidereiland kwam. Maar ik had niet voor niks op school een voordracht moeten
houden over de economie van Nieuw-Zeeland, ik wist dus wel een en ander. En dat
liet ik duidelijk blijken door over de Maori te beginnen. Maar toen was het
weer salamandertijd,en het koppeltje keek een beetje ongelukkig naar hun
koffie. Die was helemaal niet geschikt om te salamanderen,je kan je er lelijk
aan verbranden. Maar de Nieuw-Zeelandse meisjes deden wéér mee. En toen hun
glazen leeg waren vond het koppeltje dat het voor hun gasten veel te gevaarlijk
werd in die kelder,en besloot op te stappen. En het blondje ging mee,maar het
zwartje had de smaak te pakken ! Die zei dat ze heus wel thuis zou geraken,maar
dat ze nog even bleef,het werd juist zo gezellig. En enkele tellen later had ze
weer een vol glas voor zich staan,en ze deed één van haar bruine ogen dicht,en
die knipoog was de bezegeling van het Vlaams-Nieuw-Zeelandse komplot tegen de
getrouwde mensen.
En dan vroeg ze :”What do you know about the Maori ?”,en
daar zat ik even verlegen mee,want het is niet omdat je iets over economie
geleerd hebt dat je veel weet over de paar honderduizend Maori die nog over
blijven. Dus greep ik in gedachten terug naar “Bemin Uw
Vijanden”,een boekje van Averbode dat ik eens gelezen had,en waarin een
katholieke familie op Nieuw-Zeeland door de Maori half uitgemoord en opgegeten
wordt. Maar de overlevenden weten natuurlijk hun aanvallers te bekeren,zoals
dat altijd ging in die boekjes van Averbode. En ik had ook nog Jules Verne
gelezen ,en dus begin ik over de opstand van de Maori honderd jaar terug. Daar
keek ze van op,hoe kon ik het weten. En ik vertelde haar van de oude
Maori-vrouw,die op haar sterfbed aan de pater,die haar juist bekeerd had, als
laatste wens om de gebraden hand van een knaapje vroeg. En ik zei haar dat ze
toch maar voor die kannibalen moest oppassen. En toen was het tijd voor de
volgende salamander.
En als die gedaan is zegt Lia,want zo heette ze,dat de Maori nu al lang
geen kannibalen meer waren,en dat kon ik geloven. Het zou nu ginder ook wel
tegen de wet zijn mekaar op te peuzelen. Maar proeven mocht wél nog,dat voelde ik toen haar lippen de
mijne beroerden,en haar tong in mijn mond gleed. En aan haar gezicht te zien
viel de smaak mee. Het was gewoon een salamandersmaakje,wat wil je.
Kortom,na nog een paar offers aan Bacchus besloten Lia en ik de
Stadswaag af te dweilen onder ons beidjes. En dat hebben we arm in arm
gedaan,want we begonnen zo stilaan last te krijgen van de aantrekkingskracht
van de aarde,ja. En het is toen we onder een lantaarn een lange kus
uitgewisseld hebben dat ik Lia vroeg hoe ze in godsnaam overeind konden
blijven,ginds beneden met hun koppen omlaag.
-“Like this”,zei Lia. En ze zette haar handen op de
straatstenen,zwierde fluks de benen omhoog,en bleef perfect op haar handen
staan. En toen klonk het van beneden een tikje gesmoord : “Maar bij ons
valt mijn rok niet over mijn kop”.
Maar hier wél ! En,meneer,zulke dijen had ik nog nooit gezien !”
--------------------------------------------
De man met de groene anorak dronk zijn glas leeg en keek even naar de
zee en de dijk. Het blééf regenen. En hij knikte vriendelijk toen ik hem vroeg
of hij er nog eentje lustte. “Maar salamanderen doe ik niet
meer”,zei hij,”ik ben een beetje uit vorm. Wat wil je,veertig jaar
niet meer gedaan,ik dacht dat ik stikte daarnet”.
-“Is ze nog overeind gekomen ?”,vroeg ik.Hij keek me even
verwonderd aan. Toen begreep hij,en hij lachte.
-“Ja”,antwoordde hij,”maar niet voor lang. Want ze
had natuurlijk de kat bij het spek gezet,met die billen van haar. We hebben
samen nog wel een of twee salamanders gevangen in een van de andere
bierkelders,maar toen voelden we allebei de behoefte aan een meer intieme vorm
van verbroedering tussen twee tegenvoeters. En Lia opperde dat ze haar
gastheren en haar blonde landgenote toch
pas aan het ontbijt zou weerzien,die lagen nu al onder de wol. En dus is ze met mij onder zeil
gegaan,en ik kan je verzekeren dat onze voeten weliswaar tegeneen lagen,maar in
dezelfde richting,en onze koppen ook. We hebben het samen heerlijk gehad. Ik
zei het al,vroeger was de zonde veel gezelliger.
En tegen de morgen aan heb ik ze naar het huis van het koppeltje
gebracht. En vóór ze aanbelde hebben we nog een lange zoen gewisseld. Ik vroeg
haar om een foto,maar die had ze niet. Ik heb haar dan een naam kaartje
gegeven,ze zou er een opsturen. En ik heb haar verteld hoe gelukkig ik was
geweest,die nacht.-“Je weet niet half hoe gelukkig”,zei ze een
beetje kryptisch,en ze deed weer één van haar bruine ogen dicht. En met die
knipoog op zak liep ik weg,en ik floot samen met de vogels een ochtendliedje.
En een goeie maand later valt er een omslag in de bus uit Christchurch,New-Zealand.
Met een prachtige foto. De zwarte haren,de lichte huid ,de wijd uiteenstaande
bruine ogen met de rare sproeten er rond,àlles was er. En achter op de foto
stond een reeks kruisjes en de afdruk van twee volle,roodgeverfde lippen. En daar onder “To John with love,from Lia Ora Kanoa”.
Een Maori !!
En ik had het kunnen weten,meneer. Ik weet het wel : in liefde en
oorlog is veel toegelaten. Maar
toch...”.
De man met de groene anorak,draaide zijn kop even naar de zee,en ik zag
zijn oren rood aanlopen .
-“Ze beet zo graag”,mompelde hij.