OVER MEZELF : "BOSMAN"
What is in a name ? De Engelsen vragen het al 300 jaar...Laat me toe me te beperken tot de verduidelijking dat Bosman de Nederlandse vertaling is voor mijn Latijnse voornaam...Ik ben geboren in het mooiste stukje van Lier : de Vismarkt,vlakbij St.Gummaruscollegiale en de Grote Markt,op 19 oktober 1928.Ik werd dus 80 jaar op het ogenblik dat ik volop leed aan de barensweeën van mijn blog...
Ik ben de trotse vader,respectievelijk grootvader en overgrootvader,van drie kinderen,negen kleinkinderen en twee achterkleinkinderen. Zo hebben wij onze bijdrage geleverd aan een oplossing voor het probleem van de vergrijzing...
Zoeken in blog
Beoordeel dit blog
Dit derde verhaal situeert zich in het begin natuurlijk in Schoonbeek,maar het eindigt en wordt verteld op het terras van een Vlaams Cafeetje ergens in Catalonië,en wie het fotootje hieronder bekijkt zal het wellicht herkennen,tenminste als hij een flink aantal jaren geleden daar geweest is.Wat Muisje Piep betreft kan ik de bezoeker met genoegen verzekeren dat ik onlangs met eigen ogen kon vaststellen dat ze nog flink en gezond is spijts de vestimentaire tekortkomingen in haar jeugd...
Het ontstaan van de eerste Antwerpse bierkelder is precies verlopen zoals ik beschreven heb in dit vijfde verhaal "Bemin Uw Vijanden".Voor de rest vrees ik dat mijn verbeelding me wel heel erg op sleeptouw genomen heeft.Maar ik hoop dat er ergens in Nieuw-Zeeland nog een oude Maori-vrouw in leven is met een naam die verdacht veel lijkt op die van de heldin van mijn verhaal.En dat er destijds een jong Maori-meisje in die bierkelder haar naam gekrabbeld heeft in de voering van een studentenpet is geschiedenis,géén verbeelding...
Ik heb niet het genoegen gehad het vaderland te mogen dienen in een kaki uniform.Ik kan er dus niet van verdacht worden betrokken te zijn geweest bij het geval van "De Ziekte van Schmidt",dat het onderwerp is van dit zesde verhaal.Maar dat er zich een dergelijk geval heeft voorgedaan,en wel degelijk in een Duitse gemeente waar onze vaderlanders gelegerd waren,werd me voor de vaste waarheid verteld,en dat wel door de broer van de dader ! En waarom zou het niet kunnen,als je onze piotten een beetje kent...
Wat is de haven van Antwerpen in pakweg de laatste veertig jaar veranderd ! In die tijd werkte ik in de omgeving van het Hessenhuis,en 's middags had ik een uurtje vrij.Dan trok ik met de camera de dokken in,en er viel altijd wel een mooie foto te maken.Twee mannen die aan een houten hangar reparaties verrichtten werden dan van binnen in de hangar naar buiten toe gekiekt,en in de "verharde" foto zagen ze er uit als vliegen die tegen een rooster kleefden.Een betonwerker,die schrijlings op een balk van een bouwwerf zat,leek in "solarisatie" een astronaut die in de ruimte aan zijn schip aan het werken was.En de zon,die door hekwerken de gekste capriolen op de zandbodem tekende...Of een verroest anker op de kade...Dan is de container gekomen,natuurlijk gevolgd door het containerschip (of omgekeerd),en wie nu door de haven rijdt doet dat op vele plaatsen tussen twee huizenhoge wanden van containers.En dat doet hij dan liefst op zondag,want op weekdagen is een chauffeur,die niet professioneel gewoon is om in de haven te rijden,een kandidaat voor Pietje met de zeis...Gelukkig is er nog "Spek en Eieren" als prettige pleisterplaats voor een natje en een droogje,en kan je langsheen de Scheldelaan de dijk beklimmen en de tallships bewonderen als "de race" de haven aan doet.En natuurlijk is er Lillo-haventje en -fort met zijn leuke cafétjes en eettentjes.En zijn uitzicht naar de bocht van Bath en,aan de overkant,het lijdende Doel...
pittig en vinnig
(kortverhalen voor +16 uit eigen bundel "Als Eros lacht",niet gepubliceerd)
09-12-2008
FIGARO'S BRUILOFT
IK HERKENDE hem onmiddellijk
IK HERKENDE hem onmiddellijk. Hij zat aan hetzelfde tafeltje en op
dezelfde stoel als het jaar voordien. En het was op dezelfde dag ook,24
juni,Sint Jan ! Beleefd vroeg ik hem of de stoel schuin over de zijne vrij
was,en hij knikte vriendelijk.Het wàs mijn stoel een jaar geleden ook al.
Ik wenkte Carmen. Het was Carmen ook nog. Ik bestelde met heldere stem
een Vlaamse pint—een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde
steen—en vroeg mijn overbuur of hij ook nog een pintje lustte.
Bert—voor mij was hij Bert uit Schoonbeek,al sprak ik hem zo niet
aan—Bert keek me aan. –“Graag”,zei hij,en hij dronk het
bodempje bier uit dat in zijn glas stond warm te worden. Ik keek Carmen na. Ze
was nog altijd een pietje Pek.
We kregen onze pintjes. Toen Carmen weg was boog ik me voorover en
vroeg stilletjes : “En hoe gaat het met Muisje Piep
?”.-“Goed”,antwoordde hij,”heel goed”. En hij
keek me vanuit zijn ooghoeken even aan. –“Niet dat je me bekend
voor komt,maar ik heb de hele geschiedenis aan zoveel mensen verteld dat ik ze
zelfbegin te geloven. Niet dat het er
toe doet. Alleen,ik noem ze Anneke. Op onze leeftijd staat dat beter”.
Achter het Vlaans cafeetje,op het pleintje en op het strand,barstten de
vuurpijlen vrolijk in de lucht uiteen,en zetten de straten en de mensen
voortdurend in een andere kleur.
-“Dat er met die dingen niet meer ongelukken gebeuren”,zei
ik tussen twee knallen in.
-“O,maar die zijn er,hoor ! “,zei Bert. –“Die
Spanjaarden,alla,Catalanen natuurlijk,zijn van geen kleintje vervaard. Ze nemen
risico’s,ja. Ik ben er zelfgetuige van geweest hoe een van die vuurpijlen eens heel lelijk
huisgehouden heeft. Als je de tijd hebt zal ik het je vertellen. Ze is toch
boodschappen gaan doen”.
Ik had de tijd.Bert nam zijn glas,en stak het puntje van zijn tong in
het koele,Vlaamse bier.-“Verdomde taal,dat Spaans”,mompelde
hij.-“Alle vijf tellen je tong tussen je tanden steken,ik krijg er
zweertjes van. Proost !”. Hij nam een ferme slok,en stak van wal.
-------------------------------------
-“Wel,we wonen feitelijk niet hier,nee. Veel te druk. Prettig om
een terrasje te doen,of te winkelen,voor
haar dan. Maar hier wonen,nee. Dat doen we in een dorp een kilometer of twaalf
hier vandaan. Een goeie zeshonderd zielen,denk ik. Het heeft wel een tijdje
geduurd eer we daar aanvaard waren. Die Spa-hm-Catalanen natuurlijk,zijn niet
zo vlot in de omgang,zeker niet die van de buiten. Maar uiteindelijk leren ze
je kennen,en dan loopt het wel los. Hoe gaat dat,je komt bij de
bakker—lekker brood,hier,niet ? Veel beter dat dat bij ons. Daar is het
brood na twee dagen ofwel keihard ofwel beschimmeld,een middenweg is er
niet.,te veel water,denk ik.—En je komt er bij de beenhouwer,dààr moet je
oppassen. Anneke kruipt altijd mee achter de toog,anders snijden ze het vlees
tegendraads,en heb je een plakje soepvlees in plaats van een biefstuk. En je
komt natuurlijk bij de kapper. En over die wil ik het hier hebben,zie.
De kapper in zo’n dorpje hier is nog een echte barbier. De onze
is nog een jonge,amper een paar jaar getrouwd,en daar gaat het verhaal over. Ik
noem hem Figaro omdat ik zijn echte naam toch niet kan onthouden. Veel te lang
en te ingewikkeld. Hier heeft een hond met een stamboom nog minstens drie namen
.Ik heb er eens een gekocht,een teefje,op haar papieren stond dat ze Dolores
LopezNiagara y Fonseco heette. En dat
vergooit zich aan een straathond,bah. Ze kunnen me wat,met al die namen.
Ik noem mijn kapper dus Figaro,al weet hij niet waarom. Spanjaarden
zijn zo muzikaal niet,ja zeg,Catalanen ook niet. Het is niet voor niks dat een
Fransman “Carmen” geschreven heeft en een Italiaan “De Barbier
van Sevilla”. En zonder ons hadden ze zelfs hun flamenco’s niet. Nee,muziek,daar
hebben ze geen kaas van gegeten. Bouwen,en beeldhouwen en schilderen,ja,en van
die rare dingen als die Dali,laat ze maar los.
Afijn,terug naar Figaro. Het is een knappe jongen,die zijn er genoeg
hier. Veel meer dan knappe vrouwen. Ik persoonlijk,maar ja,wie bén ik,vind die
vrouwen hier te veel aan de dorre kant. Niet genoeg vlees aan. Hun kiekens
hebben dat ook,om van de katten maar te zwijgen. Maar dat kan ik niet zeggen
van Juanita,het meisje van Figaro,eindelijk eens een naam die ik kan onthouden.
Een wolk van een meidje,en toch slank en stevig. Ogen als karbonkels en lippen
als kersen. Ja,Figaro had een goeie keuze gemaakt. En jaloers dat hij was ! Ze
zijn preuts op hun vrouwen,hier,al hengelen ze wel naar die van een ander,ja.
En dat wist Figaro natuurlijk ook. Dus hield hij meer dan één oogje in het
zeil.
Maar het ging goed,en de bruiloft werd vastgelegd op 24 juni,Sint
Jan,ja. Dat was de grote wens van het jonge paar. Ik hoef het je niet te
vertellen,Sint Jan,San Wan zeggen ze hier,is hun nationale heilige. Als je iets
belangrijks wil doen,doe het dan op San Wan,het kan niet verkeerd gaan. Nu ja...
Het hele dorp was present,en señor Alberto,zo noemen ze me hier,ook.
Don Pablo,de pastoor,had zijn kerkje extra versierd,meer voor Sint Jan
natuurlijk,maar daar kon het jonge paar mee van profiteren. En ik moet
zeggen,het was een mooie plechtigheid. Eerst een mis,gezongen
natuurlijk,ja,kerkmuziek,dààr zijn ze sterk in. En vooraan zaten Juanita en
Figaro. Juanita in eenlange,witte
bruidsjurk met veel tule en kant en lintjes. Maar een sleep had ze niet
gewild,zo netjes is het in die dorpen niet op de openbare weg. En het was
drukkend warm,op Sint Jan kan het hierbehoorlijk bakken. Figaro had een nauwsluitend zwart pak aan,zoals alle
mannen als er hier op de buiten iets te doen is. En ik zag dat hij zweette als
een paard. Het kerkje zat eivol,het was ocharme maar een meter of tien diep en
wat wil je,al die mensen zweten natuurlijk ook.
Van de mis heb ik niet veel verstaan,en van de preek zeker niet want
buiten knalden de eerste vuurpijlen al op het kerkplein. Don Pablo had de
dorpsjeugd op het hart gedrukt daar pas mee te beginnen nà de bruiloft,maar op
Sint Jan is het jonge volkje niet te houden,hoe waren we zelf in onze tijd.
Na de mis zou het huwelijk voltrokken worden,en de misdienaar komt met
de kwispel en het wijwatervat aangezet,want ginder wordt het huwelijk nog écht
ingezegend. En Don Pablo staat daar nog wat te frutselen aan zijn boeken,en
Figaro begint nog harder te zweten bij het vooruitzicht van de plechtigheid,die
dadelijk gaat plaats hebben, en van de antwoorden die hij moet geven ,en van de
ring die hij aan Juanita’s vinger moet schuiven. En hij kijkt even
opzij,en ziet daar zijn bruidje,zo fris als een hoentje En hij fluistert haar toe :-“Heb jij het
nu niet te warm onder die lange jurk ?”.En zij antwoordt :-“Nee,lieve,het
is maar een beetje tule en kant,niets anders”. –“Niets anders
?”,stamelt hij ontzet. –“Nee,lieve”,zegt ze,-“het
is veel te warm om er iets onder te dragen. En bovendien,niemand merkt het toch
? Wees gerust,lieve”,zegt ze,en ze knijpt hem in de hand,-“wat
onder mijn jurk verborgen zit mag jij alleen aanschouwen !”.
En amper heeft ze dat gezegd,of er komt een verloren vuurpijl door de
open kerkdeur naar binnen gevlogen,en belandt precies tussen haar voeten. En
een knal,en gensters,en rook ! En als die opgetrokken is blijft er van de kant
en de tule niks anders over dan een paar smeulende stukjes aan Juanita’s
voeten. En zij staat daar,met trillende benen en trillende borsten,en gelukkig
wordt het ergste nog verhuld. Want het toefje haar,dat wij altijd met schaamte
in verbandbrengen,smeult en rookt als
een schoorsteen.
Het is toen dat Don Pablo getoond heeft uit welk houtCatalaanse pastoors gesneden zijn. Want hij
greep de kwispel,doopte hem overvloedig in het vat,en met een forse zwaai bluste
hij de brand.”.
-------------------------------------------
Señor Alberto uit Schoonbeek zweeg even,en leste zijn dorst die hij bij
de herinnering opgedaan had. Ik wenkte Carmen,en ze bracht nieuwe lafenis aan.
-“En het huwelijk ?”,vroeg ik.
-“Dat is die dag natuurlijk niet meer doorgegaan.En het heeft nog
heel wat voeten in de aarde gehad. Figaro wou er niet meer van weten. Wat heel
het dorp gezien had moest hij niet meer hebben.
Toen is Don Pablo tussengekomen om het vuur—figuurlijk deze
keer—te blussen. Hij heeft Figaro onder handen genomen. Want laat die
vuurpijl ongelukkig terecht gekomen zijn,hij was toch ontstoken ter ere van
Sint Jan ?En heb ik ,Don Pablo,met het
voorkomen van lichamelijk letsel ook de schoot van uw meidje niet gezegend ? En
wat ik gezegend heb is beschermd tegen de blikken van anderen,die weliswaar
onbescheiden,maar toch ook ongewild op haar lichaam hebben gerust.
Tegen zoveel welsprekendheid was Figaro niet opgewassen. Er werd een
nieuwe witte jurk gemaakt,en de week nadien ging het huwelijk door. Maar Figaro
wou zeker spelen deze keer,hoe zou je zelf zijn. Vóór hij met zijn bruidje naar
de kerk trok heeft hij eerst met eigen ogen willen nagaan of ze ditmaal wel
degelijk iets onder de tule en de kant aangetrokken had.
Toen die controle afgelopen was heeft Juanita haar witte jurk weer
uitgetrokken en is ze in een gewoon gebloemde jurk ter kerke gegaan. Want een
Catalaans meisje heeft óók haar trots. Die trouwt alleen in wit als ze nog
maagd is.
Tja,ik ben bang dat Figaro zich daar met zijn Catalaans temperament wat
laten gaan heeft..Maar hijwist nuals toetje bovenop dat een meidje,dat volgens
Don Pablo in gezegende toestand verkeert,daarom nog niet in verwachting is.
DE OUDE MAN,die schuin over mij op het terras van het Vlaams cafeetje
zat,had blijkbaar geen last van het oorverdovende geknal
DE OUDE MAN,die schuin over mij op het terras van het Vlaams cafeetje
zat,had blijkbaar geen last van het oorverdovende geknal van vuurwerk,dat ook
het kleinste dorp in Catalonië zich op het feest van Sint Jan veroorlooft. Hij
had tenminste duidelijk verstaan dat ik aan het dienstertje een cerveza bestelde,trok verbaasd de
wenkbrauwen op,en zei luid : “Een pint !”.
Toen bekeek hij me van top tot teen,wat op zichzelf al een hele prestatie is
als het voorwerp van je aandacht achter een tafeltje zit,en vroeg streng :
“Español ?”. Waarop ik hem moest bekennen dat ik een Vlaming
was.-“ Spreek dan Vlaams,bij God”,zei hij kregelig.-“We zijn
hier toch onder ons. En Carmen”-hij wees naar het dienstertje-“Carmen
verdorie,kom eens hier. Zeg eens aan die meneer van waar je bent !”. En
Carmen zei bedeesd : “Ik ben ekik van Gheint,meniere “.-“Zie
je”,hernam de oude man,”haar naam is Spaans en ze is zo donker als
Pietje Pek,maar de mannen van Alva hebben ook in Gent gezeten,hoor !”. Hij
keek echt verstoord en ontdooide pas toen ik voor hem ook een pint bestelde. In
het Vlaams.
Kortom,het was het begin van de Grote Babbel waar alle in Spanje
wonende Vlaamse gepensioneerden reikhalzend naar uitkijken als ze iemand uit
het verre vaderland aan de haak kunnen slaan. Maar zijn verhaal was heel
apart,ik moest maar eens goed luisteren.
-“Toen ik een jaar of vijf was”,begon de man,”woonde
ik in Schoonbeek,dat kleine stadje dat ze wel eens de poort van de Kempen
noemen. En zoals alle kinderen in die tijd speelden we van ’s morgens
vroeg tot ’s avonds laat op straat. Toen kon je de auto’s die er op
een dag passeerden nog op vijf vingers tellen. En in onze straat woonde een
meisje,ook een jaar of vijf oud,dat de trotse eigenares was van een
driewielertje. Ik kan je verzekeren : dat was toen wat de belastingen nu een
uitwendig teken van rijkdom noemen. En het was dus zeker geen uitwendig teken
van armoede dat het kind nooit een slipje droeg,en ons dus op haar
driewielertje onbewust een heel andere kijk gaf op het leven. Aanschouwelijke
voorlichting noemen ze dat nu. Tja,we werden er destijds natuurlijk nog niet
wild van,maar het gevolg laat zich raden. Het meisje werd al gauw door alle
kinderen van de buurt “Muisje Piep” genoemd,en ze is dat haar hele
jeugd blijven meedragen,ach,je weet hoe wreed kinderen kunnen zijn.
Want men blééf haar Muisje Piep noemen,ook toen de oorzaak van de
ellende al lang niet meer in onbedekte toestand vertoefde,zoals we duidelijk
konden merken als de mooie,opgeschoten meid op haar eveneens volwassen fiets
door de straat peddelde. En als je zestien,zeventien bent is zo’n bijnaam
niet om te lachen,geloof me. Je weet hoe het er in zo’n klein
provinciestadje aan toe gaat. Overal waar Muisje Piep zich vertoonde werd er
gefluisterd en gelachen,met rode koppen en verstolen blikken in haar richting. Ze
probeerde wel te doen of ze niets merkte,maar feit was dat ze altijd alleen
was,ook al was ze nog zo knap en aantrekkelijk. Ja,getrouwde lappen kwamen er
wél op af,wellicht aangetrokken door de stille belofte die de bijnaam scheen in
te houden. Maar eerlijk is eerlijk,die lieten Muisje Piep koud. Doch jongens van
haar leeftijd meden haar als de pest,en je zou voor minder. Je kon haar nog geen
goeie dag zeggen of de dag nadien wist heel de buurt dat je achter Muisje Piep
aan zat. En dat wilde geen enkele jonge kerel gezegd hebben.
Hebben haar ouders de nood van hun dochter gemerkt ? Ik weet het
niet,maar toen ze bijna twintig was zijn ze verhuisd naar degrote stad. Niet
evenwel zonder dat Muisje Piep wraak nam. Ik zal het nooit vergeten. Toen de
verhuiswagen al volgeladen was,en alleen haar fiets nog op de stoep
stond,stapte ze plots op de pedalen en reed nog één keer heen en weer door de
straat. En zo waar als ik hier zit,het was wéér als vijftien jaar terug. Ze
maakte haar bijnaam wààr. Man,wat een sensatie ! Iedereen stond met de mond
open. Maar wie goed keek,en niet alleen naar het zadel,merkte dat ze tranen in
de ogen had en dat het mooie gezichtje verbeten stond als dat van een wrekende
engel,als je in dit geval van engel kunt spreken,natuurlijk.
Daarmee was de geschiedenis van Muisje Piep ten einde,dacht ik toch. We
werden allemaal ouder,trouwden, en werkten een leven lang. En een jaar of tien
geleden ben ik op brugpensioen gegaan. En omdat we geen kinderen hadden en mijn
vrouw aan rheuma leed zijn we naar hier komen wonen. Zes jaar geleden heb ik dan
mijn vrouw verloren. Het was een slag,jongeman,ik heb er twee jaar heel erg
onder geleden. Ik dacht er zelfs aan om maar terug naar Vlaanderen te gaan. Ik
ben toch maar gebleven. Als je kind noch kraai hebt is het al eender waar je
zit. En uiteindelijk is die beslissing mijn geluk geweest.
Want een jaar of vier geleden,op Sint Jan,net als vandaag,besluit ik er
toch eens op uit te gaan en een pintje te komen drinken met de oude bekenden
hier in het cafeetje,Allemaal Vlamingen,zoals je nu al wel zult gezien
hebben,zeker ? En precies op dezelfde stoel,waar jij nu op zit,komt er een dame
zitten,lang,slank en grijs natuurlijk,zoals ikzelf,wat wil je,de tijd verslindt
de steden,niet ? Ik had ze nog nooit hier gezien,maar ja,ik was twee jaar uit
omloop geweest,zeg nu zelf. En het bleek natuurlijk een Vlaamse ! We gingen aan ’t
babbelen,het gaat hier altijd zo,iedereen kent iedereen of leert iedereen
kennen. En zo na verloop van tijd zegt ze ineens :”Ben jij Bert niet,Bert
uit Schoonbeek ?”.Ik zat paf,moest toegeven dat ik Bert uit Schoonbeek
was. Of ik ze dan niet herkende ? Nee,ik herkende ze niet. Moest dat dan ?
Ja,feitelijk wel,we waren jeugdvriendjes geweest.
Afijn,we praatten nog een tijdje door,terwijl ik me suf zat te piekeren
wie de dame wel kon zijn. En dan kwam het onvermijdelijk ogenblik waarop alle
dames,zoals de Engelsen zeggen,hun neus moeten gaan poederen.
Terwijl ze weg was vraag ik Sofietje of ze die dame kende. Sofietje was
toen het dienstertje hier. Nee,Sofietje kende ze niet echt. De dame was pas voor
de tweede keer of zo in het café,ze zal hier nog niet lang wonen,zeker.
En dan komt mijn tafelgenote terug,en als ze gaat zitten kruist ze de
benen net iets te hoog,en wat zal ik zeggen,in een flits herkende ik ze allebei ! Muisje Piep !
–“Anneke”,zeg ik,want zo heette ze
feitelijk,”Anneke,ben jijhet
?”. En Anneke,een vreemd vlammetje in de ogen,knikt van ja,met een
eigenaardig lachje,weemoedig en toch opgewekt. Dus dààrom was ze naar achter
geweest ! Om me,nu ja,een tip te geven,de beste die ze bedenken kon.
Wel,dat was me een schok,jongeman. Een dubbele nog wel. Want van de
weeromstuit werd de oude leeuw in mij wakker,als je begrijpt wat ik bedoel. En
dat was een tijdje geleden,ja.
Wel,de rest kan kort zijn. We zijn samen een stukje gaan eten,hebben een
dansje gedaan. Ze was ook weduwe. Er stond dus niets in de weg. Letterlijk ook
niet,nee. En van het een komt het ander. We zijn nubijna vier jaar getrouwd. En elk jaar vieren
we Sint Jan. Ze is nu boodschappen gaan doen,daar heb ik een hekel aan. Slipjes
kopen en zo. Maar ze komt me direct hier ophalen,en dan gaan we weer eens eten
en dansen. Gelukkig zijn we hier niet in Schoonbeek,je zou wat horen !”
De oude man knipoogde en zweeg. En even later kwam er een auto langs en
stopte. Achter het stuur een deftige dame,met spierwitte haren en een streng
brilletje op de neus. Ik keek een beetje ongelovig toe.
De man dronk zijn glas leeg,knikte vriendelijk,liep naar de wagen en
stapte in. Toen draaide hij het raampje open.
-“Ik weet wat je nu denkt,jongeman”,riep hij me
toe.-“Maar al wat ik je verteld heb is de waarheid hoor ! De naakte
waarheid!”.
-VROUWEN kunnen niet zwijgen,zei Albert bitter. Het was
het slot van een verhaal waar hij inderdaad niet al te gelukkig uit te
voorschijn kwam.
We zaten op een overtrokken julizondag,laat in de namiddag,op het
tuinterras van de Watermolen na te kaarten over een vrij aardig
gelukte hengeldag. Vooral de paling had het aan de werphengel meer dan
behoorlijk gedaan,wat meestal het geval is als de barometer na een hittegolf op
onweer staat. Met ons vijven hadden we zon dertig stuks bij elkaar
gevist. En dus dronken we tevreden nog een pintje,met boven onze hoofden een
dreigend donkere lucht. Slechts één ander tafeltje was bezet,door een witharige heer
en een grijzende,maar nog mooie dame. Johan,de oudste van ons groepje,had het
tweetal gegroet,en beiden hadden vriendelijk met de hand in zijn richting
gewuifd.
-Ze kunnen niet zwijgen,herhaalde Albert,en hij schudde
heftig het hoofd waarbij hij ons één voor één uitdagend aankeek alsof hij
tegenspraak verwachtte na de uitvoerige argumenten,die hij zojuist aangehaald
had om zijn stelling te staven. Albert was tandarts en had al een paar weken
ruzie met zijn vrouw omdat hij een niet-onaardige patiente een beetje uitbundig
over haar angst voor de drilboor had heen geholpen. Bij het eerste contact met
de te vullen tand had hij gevraagd of het pijn deed,en zij had hem geantwoord
dat ze wel wist wat beter was,en Albert wist dat ook Maar verder dan die
onschuldige flirt was het niet gekomen. Alleen,het onnozele schaap had
rondgestrooid van wél,en dat was Alberts vrouw ter ore gekomen. Vandaar.
Het was Johan,onze meest ervaren visser,die de handschoen
opnam.-Och,ik weet niet,zei hij,ik heb een geval
gekend....
We gingen er wat gemakkelijker bij zitten.
-------------------
-Het was kort na de oorlog,begon Johan,en de
Watermolen zag er toen helemaal anders uit dan nu. Jongens,wat was het hier mooi
! Er waren toen twee rivierarmen. De eerste,ginder,hebben ze alleen maar een
beetje rechtgetrokken,hij ligt tenminste nog op dezelfde plaats. De tweede liep
hier,waar we nu zitten. En dààr stond de watermolen. Vlak naast het tweede bruggetje. Want er waren twee smalle bruggetjes
toen,geplaveid met kasseien van twintig kilo,en haaks op mekaar omdat de weg
tussen beide een bocht nam. Maar mooi ! Heel wat anders dan dat lompe gedrocht
daar. En hij wees naar de betonnen brug die de overgebleven rivierarm
overspande.
- En hier,achter de ijzeren leuning-bij God,ja,die staat er
nog-hier stonden de houten hokjes waarin we ons omkleedden. En iets verder het
botenhuis. Want in de zomer legden ze de molen stil. Dan staken ze balken onder
de bruggetjes,en die hielden het water op. Je had hier de mooiste zwemkom die je
kon dromen,met doorlopend ververst water,waar vind je dat nog ? Want het water
blééf stromen,traag natuurlijk,maar het stroomde,en onder de bruggetjes viel
het over de balken heen. Als je een boot huurde,en je moest stroomopwaarts,het
kon niet anders,dan was het wel even trekken,hoor ! Tegen stroom in,en het
waren geen kayaks,die kanteldingen bestonden toen nog niet. Het waren stevige roeiboten,kon
je tenminste niet verzuipen.Als je voor een uurtje huurde,ging het veertig
minuten stroomopwaarts. En dan dreef je in twintig minuten zonder werken weer
terug. Zalig was dat.
En de andere rivierarm ginder,daar bleven de zwemmers en de roeiers weg.Dat
was het rijk van de hengelaars. Gooi er nu maar eens een lijn uit,je vangt er
alleen maar slijk. Maar toen,jongens,een hengelparadijs was het. Vooral omdat
je,als de vis niet beet,je nog altijd kon omdraaien en proberen een meid aan de
haak te slaan. Want er zwommen hier mooie meisjes,hoor ! We hadden onder ons
vissersplunje altijd een zwembroek aan. Kwam de vis niet boven water,dan doken
wij er in !
Er was in ons groepje een jongen,die toen in de twintig was,en naar
Congo zou vertrekken,Wouter heette hij. Zijn oom had ginder een zaak enhad een baantje voor hem. En één week voor hij
de boot zou nemen-dat ging toen nog veelal per boot,naar Matadi-hadden we een
laatste hengelpartijtje georganiseerd,met zeven geloof ik. Maar je mag alles nog
zo goed regelen,er is altijd wel één genodigde die wegblijft. En in dit geval
was dat de vis. Geen beet,geen aarzelend stootje tegen het aas,niks. En dus bleef
er ons niks anders over dan een halve draai te maken en achter de meiden aan te
gaan.
Er zwom hier de laatste tijd een exemplaar rond,één meter zeventig
zeker en een kilo of zestig,stevig van vormen en met heel lange
benen. Mooi,jongens ! En ze zal het wel geweten hebben,want ze kwam hier als
eerste met een bikini aanzetten,een vurig rood dingetje van twee keer niks. Dat was
toen een sensatie,hoor ! Ik mag er niet aan denken wat het zou geweest zijn als
de mono al bestaan had.
Maar het dient gezegd : ze hield zich op de vlakte. Als een godin,zo
ongenaakbaar en trots,het leek wel een ijsberg. Anita Dinges,ja,die van de fontein
in Rome. Nu moet je weten,over de tweede rivierarm was er een bos. Nu ja,een
strook kreupelhout met hier en daar een boom. Liefkenshoek noemden we het,want
wie een meidje aan de haak sloeg kon ginder gezellig gaan wandelen. Maar dàt
meisje kon je daar nooit op betrappen,nee. Die liet zich niet vangen,daar was
ander aas voor nodig.
En die keer,de week voor Wouter vertrok,heeft één van ons groepje,Gust
heette hij,een aas gevonden waaraan ze maar moeilijk kon weerstaan. Al sloeg hij
ze niet zélf aan de haak,nee.
Je moet weten,dat meisje was een goede zwemster. Kon niet anders met
zulke vinnen. Een uur lang kon ze de plank doen,rustig op haar rug drijven in
het water met een lichte beweging van de handen. En dan staken er drie puntjes
boven water. Haar neus en die twee,ja. En als ze iets vinniger met de handen
wapperde kwamen die heuvels ook nog boven. En wij allemaal als jonge honden
staan hijgen,de tong uit de bek.
Nu was er dus Gust,en Gust was een waterrat,een zwemmer die het van de
vis zelf geleerd had,denk ik. Alle slagen kende hij,en duiken kon
hij,minutenlang tot de mensen dachten dat hij verzopen was en om hulp begonnen
te roepen. En die keer kwam Gust op een idee,maar dat hield hij voor zichzelf om
ons te verrassen. Hij ging kwansuis het water in,een heel eind van het op haar
rug drijvende meisje,en dook. Het duurde wel drie minuten voor hij weer
bovenkwam,helemaal aan de andere kant. Daar klauterde hij uit het water,wandelde
over het bruggetje naar ons toe,en wees met een hoofdknikje naar het meisje,van
wie juist het bh-tje los kwam en langzaam wegdreef. De rekel had onder water het
ding rustig losgeknoopt !
En dan kwamen die mooie,blanke hellingen bovendrijven,en de twee roze
puntjes,en wij kregen het water in de mond,Gust het meeste. Maar dat kwam van
het zwemmen,zei hij.
Het is toen dat Wouter zijn slag gslagen heeft. Want hij merkte als
eerste dat het bh-tje in de richting van de watermolen dreef,en onherroepelijk
over de balken in het kolkende water beneden verdwijnen zou. Dat kon hij het
meidje niet aandoen,hoe zou ze uit het water moeten stappen,er was nog heel wat
volk rondom. Dus rende hij met grote sprongen naar het bruggetje,riep ho
! alsof hij achter een op hol geslagen paard aan zat,dook het water
in,en viste het ding er nog net op tijd uit.
Zijn gebrul had de aandacht van iedereen getrokken,van het meisje
ook,ja,en ze kwam overeind uit haar plankstand om naar Wouter te kijken. En wij
keken naar haar,want een paar tellen lang zagen wehaar boezem nu ook in verticale stand
vooraleer ze tot haar kin in het water zakte. En toen Wouter een beetje
ongelukkig het bh-tje boven zijn hoofd zwaaide en in haar richting begon te
zwemmen keek ze heel even naar beneden,en greep toen met beide handen haar
rijkdom vast.
Ik denk niet dat ze ooit geweten heeft dat het ding niet per ongeluk
losgekomen was. In elk geval,ze onthaalde Wouter duidelijk met geestdrift,gordde
het lapje stof onder water weer om,en zwom naast Wouter naar de trap,die naar
de kleedkamertjes en het café leidde. We zagen ze even later,netjes weer
aangekleed,op het terrasje aan een cola nippen en heel gezellig keuvelen en
lachen. En toen de cola op was zijn ze over het bruggetje het bos
ingewandeld. Liefkenshoek,ja.
We keken hen na,alle zes groen van nijd,Gust nog het meeste,want die
had de kastanjes uit het vuur gehaald,of uit het water als je wil. Maar ze waren
hooguit een paar minuten in het bos,of er klonk uit die richting een kreet,zo
dierlijk en rauw dat we tot in onze botten verkilden,al was het nog zo warm. En
het duurde een hele tijd voor we beweging zagen.
En dan,héél langzaam,ging het struikgewas uiteen en kwam eerst het
meisje te voorschijn,en achter haar een kreunende,dubbelgeplooide Wouter,het
hoofd bijna op de knieën,de handen aan zijn kruis. Zo strompelde hij tot aan het
bruggetje,liet zich op de boordsteen zakken,en brulde om een taxi. En het
meisje,rood als een pioen,wachtte naast hem.
De taxi is gekomen. Het meisje hielp Wouter achter in de wagen
kruipen. We hebben hem nog horen brullen : Naar een dokter,verdomme
!. En we hebben Wouter toen niet meer gezien,want wat er in Liefkenshoek
ook mag gebeurd zijn,hij is de week nadien goed en wel naar Congo vertrokken.
Toen zijn de praatjes begonnen. Je weet hoe het er in zon geval
aan toegaat. De gissingen waren legio,maar de versie die het uiteindelijk haalde
en voor de vaste waarheid doorging was dat het meidje,meegesleept door een al
te vurig temperament,Wouter had gebeten op de meest gevoelige plaats van zijn
lichaam,en dat er heel wat hechtingen aan te pas gekomen waren om hem toe te
laten met een complete uitrusting naar de negerinnetjes te vertrekken.
En zo heeft dat meidje de bijnaam de Pirañha gekregen. Ook
omdat ze zo goed kon zwemmen,natuurlijk. En die naam heeft ze jarenlang
meegesleept. Nooit heeft ze nog naar een jongen omgekeken. Nooit is ze nog in
Liefkenshoek geweest. Maar elke zomer,telkens het weer het toeliet,was ze op
post,deed ze haar plankstandje in het water,en elk jaar werd de trek om haar
mond wat harder. Want ze zal natuurlijk wel een en ander opgevangen hebben. Maar
een antwoord waren die praatjes haar niet waard.
Tot ze hier de watermolen hebben afgebroken,het zwemwater
dichtgegooid,de andere rivierarm rechtgetrokken,en de twee schattige bruggetjes
vervangen door dat gedrocht daar. Alleen het café bleef bestaan,en omdat de
Pirañha daar niet kwam verdween ze uit omloop.
En op een avond in het jaar 60,einde augustus,ik zal het nooit
vergeten,zit ik daar in het café aan de toog,en we hadden het over de relletjes
in het pas onafhankelijk geworden Congo. En wie komt daar binnen ? Wouter,ja !
Bruin als een Maleier,en een tikje mager,dacht ik,maar gelukkig gezond en
wel. Want ze hadden in Congo wel de zaak van zijn oom geplunderd en in de fik
gestoken,maar hijzelf én oom waren hals over kop in een vliegtuig gewipt en
hadden het vege lijf kunnen redden. En geloof me,Wouter was over het verlies van
zijn baantje en zijn bezit bijlange niet zo kapot als van het zien van ons
verminkt paradijsje hier. Jongens,wat keek hij sip toen hij de vernieling
aanschouwde !
En wij natuurlijk praten over vroeger. En over die laatste hengeldag
voor hij naar Congo vertrok. Hij vroeg tenslotte of we dat meisje nog wel eens
gezien hadden. Je weet wel,die met het bh-tje dat wegdreef.-De Pirañha
?,vroeg ik. Natuurlijk verstond Wouter me niet,en ik vertelde hem dat we
haar zo gedoopt hadden na zijn avontuur met haar in Liefkenshoek.
Ik heb nooit een bruine Maleier zo bleek weten worden als Wouter
toen. Hij is waarachtig aan de whisky gaan zitten,hij die nooit iets sterker
dronk dan een pilsje. Toen hij een beetje van de emotie bekomen was kreunde hij
:-Allemaal mijn schuld,omdat ik haar gevraagd heb het niet te
vertellen,aan niemand. Ik was zo verlegen.
En na een volgende whisky zei hij :-Hoe kon ik weten dat jullie
er zó iets zouden van maken ?.En hij vertelde zijn versie van de beet van de Pirañha,de enig juiste.
Toen hij met het meisje Liefkenshoek binnenwandelde,vol verwachting en
opgewonden om wat een onvergetelijk uurtje moest worden,had hij dringend moeten
plassen vanwege de cola die hij juist binnen had. Wouter had altijd al een blaas
van beperkte omvang,hij moest voortdurend. En was hij té opgewonden,té
ongeduldig ook ? Hij wist het niet,maar toen hij zijn plasje gedaan had en een
beetje vlug zijn gulp dicht maakte,greep de sluiting van de rits zijn
jongeheer bij zijn nekvel,en zette die onwrikbaar klem. En hij zou nooit meer de
pijn vergeten,die hij toen voelde,en de vernedering die hij onderging toen hij
het bos uitstrompelde en om een taxi riep. En de schrik bij de dokter,toen geen
enkel instrument sterk genoeg bleek om de sluiting van de rits te breken. En hoe
de dokter uit zijn berghok een nijptang haalde,en met de zweetdruppels op zijn
voorhoofd uit angst iets verkeerd door te knippen,tenslotte de sluiting wist
open te breken en arm Woutertje deerlijk gehavend ,maar nog heelhuids,vrij
kwam.
De Pirañha had haar beet gelost.
-------------------------We zwegen. De neiging om te lachen werd onderdruktdoor het besef van het ongelukkige lot dat
een vrouw ondergaan had. We keken enkele ogenblikken de witharige heer en de
rijzige dame na,die van hun tafeltje waren opgestaan,naar Johan wuifden,en naar
hun auto wandelden.
-En hebben jullie nog iets over dat meisje gehoord ?
vroeg Albert tenslotte.
Johan knikte.Wouter heeft ze opgezocht,zei hij.-Ze
was de dertig voorbij,en nóg niet getrouwd,wat wil je,als je de Pirañha
bent. Dat heeft Wouter dan maar gedaan,en hij is er heel gelukkig mee. Als je me
niet gelooft kun je het hem zélf vragen,maar dan moet je wel vlug
zijn,en hij wees met een slap handje in de richting van het oudere
paar,dat net in de auto stapte.
We bleven beschroomd zitten,en staarden de auto na die over de brug
wegreed. En ieder van ons las de eerbied in de ogen van de anderen.
-Maar kom me niet vertellen dat een vrouw niet kan
zwijgen,zei Johan,en hij keek Albert strak aan.-Of ik geef je te
vreten aan de Pirañha !.
DIE hete zaterdagmiddag in augustus had ik in café
"'t Kruispunt" amper de eerste slok fris bier door mijn uitgedroogde keel laten
glijden,of buiten weerklonk het onmiskenbaar geluid van twee wagens,die op
elkaar inreden. Geen oorverdovende knal,nee,een holle,doffe slag als van een
trommelstok op een te slap gespannen vel,in sourdine zo te zeggen.
Ik wou buiten gaan kijken,maar de gebeurtenissen in
het café waren me te vlug af.
In drie tellen waren de plafondlampjes gedoofd,de
gordijnen dichtgetrokken,het bordje OPEN aan de deur omgekeerd,zodat er nu
GESLOTEN stond,de sleutel omgedraaid in het slot,en de muziek het zwijgen
opgelegd. Ramen en deuren,die op de tuin uitgaven,bleven open. Het was er dus nog
voldoende licht om me toe te laten verbijsterd rond te kijken,naar de waard,die
na de beëindiging van de zojuist vermelde activiteiten gewoon doorging met
glazen spoelen,en naar de andere gasten,die gewoon doorgingen met praten,zij het
dan op gedempte toon.
De zware man in het witte polo-shirt,die naast me
zat,merkte mijn verbazing,en zei rustig : "Niks om je druk over te
maken,makker. Gewoon maar blikschade,dat kon je horen. Sla maar eens flink in mijn
maag,dan hoor je ook zo'n plof". En hij ging staan en spande zijn buikspieren. Ik
sloeg toch maar liever niet,hij haalde bijna twee meter en minstens honderd
kilo.
-"Maar waarom gooien ze alles dicht ?",vroeg
ik.
-"Geen getuigen hier",zei hij.-"Ze zullen hier geen
getuigen vinden. Dat mag je nooit doen,vertellen dat je iets gezien of ook maar
gehoord hebt. Je haalt je er de grootste ellende mee op de nek. Vraag het maar
eens aan Piet,ginder". Hij wees naar een oud kereltje met een strohoed op,dat
zelfs bij de heersende hitte een keurig jasje droeg en een wijnrood
vlinderdasje.-"Piet",ging mijn buur verder," heeft er bijna alles mee
verloren".
-"Met te getuigen ?",vroeg ik verbaasd.
-"Voor de rechtbank",knikte hij.-"Het ging wel niet
om een aanrijding,maar toch". En de man haalde zijn pijp te voorschijn,stopte
ze,stak er de brand is,en keek schuin naar zijn glas waar nog een bodempje bier
in zat. Ik snapte het probleem,wenkte de waard en stak twee vingers omhoog. De
geluidloze bestelling werd uitgevoerd.
-"Piet is drukker geweest",begon de man in de witte
polo,"in een provinciestadje niet ver van hier. Zelfstandig drukker,hoor,zijn
eigen baas. Had zelfs twee gasten,geloof ik. Een kleine drukkerij ,naamkaartjes ,rouwbrieven,noem maar op,alles wat de burgerij in zo'n
stadje nodig heeft. En Piet werkte hard. Hij heeft ons verteld dat hij,toen hij
als jonge drukker voor eigen rekening begon,zijn klanten vooral hier in de grote
stad moest zoeken,want in een provincienest vertrouwen ze nieuwkomers niet zo
dadelijk. In die tijd kwam hij twee keer per week naar de stad,te voet,hoor !
Drie uur heen en drie uur terug. Eén keer om de bestellingen op te nemen,de
tweede keer om te leveren en zijn centen op te halen. En dat allemaal om een
treinticket uit te sparen. Zo waren de mensen toen. Je moet dat aan die bazen van
nu maar eens vragen,je gaat wat horen.
Afijn,Piet kreeg geleidelijk klanten in eigen
stadje,en met die voetreizen was het toen gedaan. Hij trouwde,kreeg vijf
kinderen,en bleef dus hard werken. En weet je wat zijn enige ontspanning was ? De
gemeenteraadsverkiezingen.
Nee,nee,versta me niet verkeerd,Piet deed niet aan
politiek. Dat kon hij zich als handelaar in zo'n stadje niet veroorloven,je moet
van alleman leven,niet ? Maar Piet interesseerde zich,behalve voor zijn
drukkerij en zijn familie,slechts voor één ding : de uitslag van de
gemeenteraadsverkiezingen. Alle zes jaar,kun je je dat voorstellen,alle zés jaar
ging hij één keer op café. Op die zondagavond in october als het
gemeenteraadsverkiezingen geweest waren. Dan trok hij naar een café,telkens een
ander,omdat ze overal wel affiches van verkopingen hangen hadden waar zijn naam
onder stond omdat hij ze gedrukt had. En daar betaalde hij dan één rondje. Om de
zés jaar,en telkens deed het hem nog een beetje pijn. Dat komt er van als je er
zo hard voor hebt moeten werken. En als hij hoorde dat de katholieken gewonnen
hadden,en ze wonnen daar altijd,ging hij tevreden naar huis,maar hij liet dat
niet merken. Hij was een goeie katholiek,ja,maar in zaken kan je niet voorzichtig
genoeg zijn,je moet van alleman...ja.
En dan kwam de televisie,en bij de eerste
gemeenteraadsverkiezingen,waarvan de uitslagen ook op het scherm gingen komen,in
'58 geloof ik,besloot Piet dat hij die keer ook wel eens wat zien wou. En iets
zien dééd hij. Want laat nu juist in dàt café,waar Piet zijn affiches én een TV
vond Rosse Roos binnenkomen. Als Piet beter thuis geweest was in het
uitgaanswereldje van zijn stadje zou hij wellicht Rosse Roos gekend hebben,en
had hij het café op staande voet verlaten en een ànder met TV en met zijn
affiches opgezocht. Maar hij kende Rosse Roos niet. En dus bleef hij zitten kijken
tot de uitslag van zijn stadje op het scherm zou komen. Maar hij kreeg iets heel
anders.
Rosse Roos was,hoewel zwaar gebouwd,waarschijnlijk
het lichtste meisje van de stad. Om je een voorbeeld te geven : Roos was in haar
jonge jaren eens aangerand geweest door een kerel,die haar slipje stuk scheurde
en ze overweldigde. En Roos vond dat heel jammer,want het was een mooi slipje
geweest. Dus droeg ze er nooit weer een. Het moet trouwens de dorpsidioot geweest
zijn,die haar dat geflikt heeft. Hij had het gewoon kunnen vragen. Maar ja,ieder
diertje zijn pleziertje,natuurlijk.
Roos had prachtige,lange haren met de kleur van
rood koper,maar onder die weelde had ze een erg bleke snoet.Want haar tweede
gebrek,na haar volkomen gemis aan kuisheid,was de drank. Met
permissie,meneer,maar ze zóóp. En geen pils zoals u en ik,maar kort
nat. Jenever,whisky,cognac,noem maar op,Roos goot het allemaal haar keelgat
in. Zoiets laat natuurlijk zijn sporen na. Ze had dan ook mettertijd twee rode
oogjes gekregen,die ze nooit helemaal droog kreeg. Kortom,de naam Rosse Roos was
volkomen op zijn plaats,vooral als ze op haar kop stond.
Want dat zou ik nog vergeten te vertellen,'s
jonge,ik word zo stilaan ook een ouwe sufferd. Wel,al dat zuipen kostte
natuurlijk geld,en dat had Roos niet. Ze had vroeger gewerkt,maar door de
drank,en door dat andere,ja,kon ze nergens een baantje houden. De mannelijke
collega's waren niet veilig als Roos in de buurt was. Ze werd er overal
uitgegooid,en kwam tenslotte op de zwarte lijst terecht. Wat daarom Roos niet
belette van verder te drinken als een tempelier,want ze had er iets op
gevonden. Ze was een sterke meid,Roos,heb ik je al gezegd. En atletisch ook. Daar
sloeg ze munt uit als ze op café ging. Voor een fles jenever of cognac,geeft niet
wat als het maar sterk was,zwierde Roos fluks haar benen de lucht in,en wandelde
ze op haar handen rond het biljart. En als je dan bedenkt dat ze nooit een slipje
droeg,nu ja. Het wàs Rosse Roos,zoveel was duidelijk.
En ik zei het al,laat ze nu juist die avond van de
verkiezingen het café uitpikken waar Piet zat TV te kijken. Ik ben er zeker van
dat de arme kerel niet wist wat hem overkwam toen Roos met een klant een zaakje
afsloot en onderste boven ging. En tot overmaat van ramp ,net op dàt ogenblik
viel de politie binnen,greep ze bij haar...". De man in de witte polo merkte dat
ik schrok.-"Nee,nee",zei hij sussend,-"ze hebben ze eerst terug op haar
benen gezet,grepen ze toen bij de kraag,en voerden ze af naar het bureau,maar
niet zonder eerst de namen van de aanwezigen genoteerd te hebben als
getuigen,Piet incluis,ja.
Tja,het is voor de man een martelgang geweest. Om te
beginnen verliet hij natuurlijk op staande voet het café,en moest hij tot de
volgende dag wachten eer hij wist of de katrholieken gewonnen hadden,wat,het
weze hem een troost,inderdaad het geval was. Dan,een paar dagen later,werd hij
vriendelijk op het politiebureau ontboden om zijn verklaring af te
leggen. Hij,die nog nooit zo'n bureau van binnen gezien had. Bovendien bleken de
agenten in de veronderstelling te verkeren dat Piet geweten had welke
attractie hem te wachten stond toen hij het bewuste café binnenstapte,want
de andere bezoekers hadden het bijna allemaal ook geweten. Het heeft hem heel wat
zweet,ja bijna tranen,gekost om hen te overtuigen dat hij nooit eerder in dat
café geweest was,dat hij alleen in een café kwam als het
gemeenteraadsverkiezingen waren geweest,eens om de zes jaar. En dat hij helemaal
niet had bijgelegd voor de fles cognac,die Roos beloofd was voor haar gunsten,ik
bedoel kunsten. Uiteindelijk hebben de agenten waarschijnlijk begrepen dat ze met
een uniek fenomeen te doen hadden,en hebben ze maar alles genoteerd wat Piet
verklaarde. En hij heeft dat nog ondertekend ook.
Al bij al kwam Piet er nog goed van af,geloofde hij
tenminste. Tot hij een paar maand later,wéér van de politie,een bevelschrift
ontving "tot verschijning voor de correctionele rechtbank,als getuige ten
laste,in de zaak Openbaar Ministerie tegen Rosalie Van Pippeldonck,beticht van
openbare zedenschennis bij herhaling. Verschijning verplicht".
Slapeloze nachten heeft het Piet gekost,en met lood
in de schoenen is hij op de dag van de zitting naar de rechtbank getrokken. Hij
heeft zijn beurt afgewacht,en omdat het zo lang duurde werd hij tenslotte
kalmer,zodat hij zijn zenuwen de baas was toen de zaalwachter hem binnen riep,en
de voorzitter hem zijn naam vroeg en hem de eed liet afleggen. Toen vroeg de
magistraat hem wat hij gezien had op die zondagavond in oktober.
Piet herhaalde wat hij op het politiebureau
verklaard had,en misschien zou alles nog goed afgelopen zijn als de voorzitter
niet gemerkt had dat hij een ernstig man tegenover zich had,die hij een
bijkomende vraag wou stellen.-"Getuige",zei hij"wat is uw mening over de
moraliteit van de beklaagde ?".
Piet : "Over wàt,meneer de voorzitter
?".
Voorzitter (goed articulerend) :"Over de
mo-ra-li-teit van de beklaagde".
Piet : "Meneer de voorzitter,ik heb u nog niet
verstaan,zulle".
Voorzitter (wrevelig) :"Getuige,u hebt gezworen de
volledige waarheid te zeggen,draai dus niet langer rond de pot. Ik vraag u kort
en goed : wat is uw mening over de moraliteit ven de beklaagde".
Piet : "Wel,meneer de voorzitter,die was gelijk
hare kop,hé,zo wat aan de rosse kant".
--------------------------------------------
De man in het witte polo-shirt dronk zijn glas
leeg. Ik stak twee vingers omhoog,en de voorraad werd aangevuld.
-"Arme Piet",zuchtte hij.-"Als hij dat moeilijke
woordje nu maar gekend had,het zou een getuigenis als een ander geweest zijn,er
zou wellicht geen haan over gekraaid hebben. Nu deed het verhaal de ronde in het
hele stadje. Hoe de rechtbank op slag veranderd was in een circus. Hoe ze de
voorzitter met een glas water hebben moeten bijbrengen. Hoe ze,temidden van de
algemene leute,Rosse Roos hebben moeten tegenhouden,want die wou Piet's
getuigenis illustreren met een handstandje. En hoe de voorzitter tenslotte de
zitting heeft moeten schorsen tot de orde hersteld was. Het hele stadje lachte
Piet zowat onder de grond. Maar de gevolgen waren niet om te lachen. Piet kreeg
zowaar het etiket van Vrolijke Frans opgekleefd,hij die ééns om de zes
jaar...ja. En zoals dat gaat in zo'n stadje,de klanten bleven weg. Die durfden
zich bij Piet niet meer te vertonen,hun goede naam stond op 't spel. En Piet
heeft zijn drukkerij moeten sluiten. Hij heeft ze overgebracht naar hier,naar de
grote stad,en hij heeft ze van de grond af terug opgebouwd. En het is hem goddank
gelukt. Nu is hij met pensioen. Doe me nu een plezier,meneer,ga hem niet vragen
wat de moraal is van deze geschiedenis,hij is de tachtig voorbij,het zou hem
geen goed doen. Ik zal ze je ten andere vertellen,de moraal : geen getuigen
hier,voor niks en voor niemand,er mag gebeuren wat wil".
Op dat ogenblik piepte een der verbruikers door een
spleet in het gordijn,en riep dat de kust veilig was. En de gordijnen gingen
open,de plafondlichtjes aan,de deur werd ontsloten en het bordje op OPEN
gezet. En de muziek begon weer te spelen.
Ik wenkte de baas,en betaalde mijn schuld,een
pintje voor Piet inbegrepen. Ik nam afscheid van de witte polo. Toen ik bij de
deur was keerde ik me om. Daar zat hij met zijn jasje en zijn vlinderdasje,en hij
hield zijn glas omhoog om te klinken op mijn gezondheid.-"Proost,Piet",dacht
ik,"en hou het moreel maar hoog".
Omdat het al een beetje druk wordt op VLAAIKENS plaats ik de volgende verhalen op VLAAIKENSTWEE. De eerste zijn : 8.Een Plasje Verkeerd. 9.Keulle zit weer op zijn Paaltje. 10.Daar komt de Bruid. 11.Schoonbeek Groener ! 12.Een koning treedt af 13.Storm in het Willemdok 14.Miss Bibs
Omdat er een logische volgorde zit in de verhalen,en omdat de foto's en verklarende teksten in de kolommen er naast met elk verhaal te maken hebben, volgen de recente steeds onderaan !! Voor onervaren bezoekers :je kan gewoon in "INHOUD BLOG" in de linkerkolom op het verhaal van uw keuze klikken,maar dan komen de begeleidende foto's en inleidingen niet mee naar boven... Neem dus maar liever de lift naar de kelder...Volgorde der verhalen van boven naar onder :
1.Getuige ten laste
2.De beet van de Pirañha.
3.Muisje Piep
4.Figaro's Bruiloft
5.Bemin Uw Vijanden
6.De Ziekte van Schmidt
7.De Dames van de Consul (Een oudejaar in de haven)
Hallo,ik ben Bosman,een prille blogger van 80 jaar die graag vertelt.Maar geloof me,al de verhalen,die hopelijk op mijn blog nog zullen volgen,stoelen op feiten die ergens echt gebeurd zijn.Soms zijn ze met elkaar verweven,maar nooit helemaal verzonnen.Neem nu dit eerste verhaal : drukker "Piet" was mijn grootvader,en hij ging inderdaad maar ééns in de zes jaar op café om de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen te vernemen.En in zijn beginperiode als drukker ging hij inderdaad twee,drie keer per week naar de grote stad,vijftien kilometer te voet heen en vijftien terug...En wie in de archieven van een bepaalde rechtbank gaat snuffelen,vindt daar het proces van de dame,die op haar handen wandelde in de door mij beschreven omstandigheden.En jà,mét de door mij beschreven getuigenis...Zo zie je maar.Nee,het is geen lectuur voor eerste-communiekantjes,noch voor pezewevers.We kunnen zelden lachen met de dingen op het ogenblik zelf dat ze ons overkomen.Maar als het leed geleden is soms des te meer...Voor die mensen schrijf ik.Prettige lectuur !!
E-mail mij
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Dit tweede verhaal,"De Beet van de Pirañha",situeert zich in het "Sas van Emmele",alias Emblem-Ranst.Weliswaar heb ik voor de gelegenheid de woning van de sassenier verbouwd tot watermolen,en heeft eigenaar Miel Vranckx het Sas in 1965 gesloten omwille van de vervuiling van de Nete,geruime tijd vóór de werken het zwemgedeelte dichtgooiden.Maar het was inderdaad dààr dat een meisje door een onbekende hand onder water haar bh-tje verloor...En wat de beet van de Pirañha betreft denk ik met eerbied terug aan de inmiddels overleden dokter,die met een nijptang uit de koffer van zijn auto het slachtoffer én zijn jongebroer bevrijdde...Overigens is het "Sas" nog altijd een mooi plekje,geliefd bij fietsers,wandelaars en liefhebbers van een natje en een droogje...
HONNI SOIT QUI MAL Y PENSE
Het vierde verhaal gaat alweer over Catalonië.Let wel : ik heb nooit bezwaar gehad tegen het vuurwerk dat ze ginds afsteken op Sint Jan,24 juni is er een mooie dag voor.Of liever,een mooie nacht,als je de Catalanen kent.Je kan's anderendaags lekker uitslapen en voor één keer ook nog een siësta doen met de autochtonen.De winkels zijn toch dicht en het strand ligt er om 4 uur ook nog.
Maar ik heb ginds een bloedhekel gekregen aan de heiligen Petrus en Paulus.Want die eisen ginder óók hun vuurwerk op,en dàt is op 29 juni.Wat betekent dat je die nacht alweer geen oog dicht doet.En laat het nu juist de volgende dag 30 juni zijn,dé dag van de grote terugrit naar het verre Vlaanderen,met rode oogjes van het gebrek aan slaap...
Overigens moet ik deemoedig een bekentenis hernieuwen : het nog niet lang getrouwde bruidje,dat op VE-day haar witte jurk stond te showen voor een publiek van bewonderende geallieerde soldaten,en het mooie ding verloor aan een verloren vuurpijl,heeft mij ook vergeven.Want die pijl ontglipte héél ongelukkig in de achterwaartse zwaai uit mijn hand en vloog de open deur binnen...
Die oudejaarsavond hadden mijn vrouw en ik een scheepskapitein uit het toenmalige Joegoslavië als tafelbuur.En toen,in het prille nieuwe jaar,de man naar zijn schip terug wou ontdekte hij dat er buiten gans onverwacht een dikke laag sneeuw lag en dat hij geen vervoer naar het vierde havendok kon vinden.We hebben dan maar voor Sint Bernardshond gespeeld en hem heelhuids,zij het ten koste van een deuk in mijn bumper,naar zijn varend tehuis gebracht.Omdat hij met alle geweld ons wou vergasten op een glaasje Slivovic zijn we met gevaar voor lijf en leden de dik besneeuwde loopplank langsheen de scheepswand opgeklauterd,en een uurtje later -de hemel weet hoe-zonder vallen weer afgedaald.Wat dus met "de dame van de consul" in dit zevende verhaal niet het geval was...
Ik moet bij dit zevende verhaal iets rechtzetten.In de linkerkolom vertel ik van mijn zwerftochten door de haven lang geleden.Ik heb er van alles gezien en gefotografeerd,tot een schip toe,dat in brand stond, en luttele minuten nadat ik rechtsomkeer had gemaakt om terug naar mijn werk te rijden in de lucht vloog tot innig geluk van de persfotograaf die maar op zijn knopje te drukken had voor de foto van het jaar...Ik heb er bananen zien lossen (en vaak een tros meegekregen).Ik heb er rare types gezien in alle kleuren en van alle werelddelen.Maar "dames van de consul" heb ik er nooit ontmoet.Hebben ze bestaan ? Bestaan ze misschien nog ? Of zijn ze een product van de verbeelding,die aan menige toog de vrije teugel krijgt ? Ik zal het nooit weten...