ER WAS niet veel van de zomer te
merken,die dag. De lucht was grijs en somber,en regenvlagen hingen ons
zichtbaar boven het hoofd. Niet dat we er erg onder leden. We zaten knus en
droog aan de tapkast en hadden ons pilsje binnen handbereik. En op de TV liep
juist de reportage over de vijftiende verjaardag van de troonsbestijging van
Albert II,en zagen we een retro-verslag van zijn eedaflegging destijds. Hij
bibberde natuurlijk nog altijd even erg.
Grote evenementen volg je best in het café. Je pikt altijd een deel van
de stemming mee,die je normaal mist omdat je niet ter plaatse bent. Neem nu een
voetbalwedstrijd : in het café kun je lekker discussiëren net of je op de tribunes zit. Maar je zit wel
warm en droog en je hebt wat te drinken. Thuis ook,ja,maar daar raak je je gif
alleen aan de kat kwijt,en die slaapt er toch maar doorheen.
Mijn buren bleken twee gepensioneerde beroepsmilitairen te zijn,en dat
zijn natuurlijk experten op het gebied van koningen en protocol. Ik kreeg tenminste
deskundig commentaar zodat ik s anderendaags geen krant hoefde te kopen.
Daar stond toch maar kletskoek in.
Ik heb toen gedacht dat hij Parkinson had,zei de
ene.-De ziekte van Parkinson. Maar ik heb hem nadien nooit nog zo zien
bibberen.
-Natuurlijk niet,zei de andere,die met Parkinson
bibberen de hele tijd. Albert niet. De vent had toen gewoon stress. Vergeet
niet dat die Van Rossem daar stond te roepen. Zie,nu krijgen we die beelden bij
de oud-strijders. Geen spoor van beven meer;.Bij ons is hij op zijn gemak,hij
weet dat wij serieuze mensen zijn . Hitler,die had Parkinson. Die moest
doorlopend zijn linkerhand vasthouden met zijn rechter. Als die stond te pissen
werden de voeten van zijn buur nat.
-Het is me wat tegenwoordig met die ziekten,zei de eerste
weer. Ze hebben allemaal een naam. Gelijk de ziekte van Schmidt,weet je
t nog ?. Hij stootte zijn makkers aan en beide ijzervreters
barstten in een daverende lach uit,en van de TV-uitzending was niks meer te
horen. Het was trouwens bijna afgelopen,en de waard schakelde het toestel uit.
-Wat is de ziekte van Schmidt ? vroeg ik. Mijn aangeboren
nieuwsgierigheid had het weer eens gehaald. De gewezen soldaten van de koning
keken elkaar aan. Toen knikte de ene,en de andere nam het woord.
------------------------------------------------------
-Wat zal ik je zeggen over de ziekte van Schmidt,begon
hij.-Ik heb ooit maar één geval gekend.
We lagen in Duitsland,in Schwienen. Dat zal jou niks zeggen,maar spreek
een Duitser maar eens over Schwienen. Dat is ginder zoiets als Staphorst in
Holland,een strenge,stroeve gemeenschap,met haar eigen regels,eeuwen oud en
niet te pruimen. Voor jonge pruimen toch niet. En de twee barstten weer
in lachen uit.
-We zijn artilleristen,alle twee. Self-propelled,zeggen de
Engelsen. Gemotoriseerd zeggen wij. Nu ja,onze bakken leken wel tanks voor
iemand die er niks van kent,maar het zijn in feite kanonnen op rupsbanden met
een pantser er rond. Gemakkelijk om je te verplaatsen,je hebt geen paarden
nodig,en ingraven hoef je ook niet. Mobiel,dat is de boodschap tegenwoordig. Je
moet in een paar uur in slagorde staan of je houdt ze niet meer tegen.
Afijn,we lagen daar in Schwienen,en gelukkig hadden we daar onze
families,want met de burgers viel niet veel te beleven. We waren een Belgische
kolonie,en we kwamen er vrijwel niet uit. Al probeerden de vrijgezellen het
wel,ja.
De énige die daarbij succes had was Jonas,maar ja,dat was ook een
speciaal geval. Je moet weten,Jonas was heel ruim begiftigd. In het leger merk
je dat gauw,onder de douche en zo. We zegden altijd : laat Jonas naast onze
bakken meedraven met zijn gulp open,en je hebt een kanon méér. Zo was het met
hem gesteld,je hebt het of je hebt het niet. De natuur zorgt voor haar
kinderen,en de een krijgt wat meer dan de ander,zo gaat dat.
Wel,zelfs in een gat als Schwienen raakt zoiets stilaan bekend,vooral
dan bij de jonge meidjes,want ook dààr was de verboden vrucht een
verzoeking,het waren tenslotte ook maar mensen. En zo kwam Jonas behoorlijk aan
zijn trekken,en het was hem gegund. Hij had kind noch kraai en dan doe je
wat je wil,zeg ik maar.
En zo gebeurde het onvermijdelijke : Jonas bracht een meidje in de
problemen. En het meidje gaat haar nood klagen bij Herr Pfarrer Schmidt. En
Herr Pfarrer Schmidt moest natuurlijk zijn ega vertellen hoe schlecht die
Belgier wel waren. En dat had hij beter niet gedaan,tenminste niet met àlle
details. Want de nieuwgierigheid van Frau Schmidt was gewekt,het was tenslotte
een vrouw en dat verandert niet door met de dominee te trouwen.
Kortom,het kwam tot een affaire tussen Jonas en Frau Schmidt,en wij
moesten alle zeilen bijzetten om het zaakje binnen de Belgische kolonie te
houden,want als ze er ginder achter kwamen dat één van ons de vrouw van hun
predikant versierde was de ellende niet te overzien.
De commandant riep Jonas bij zich en probeerde hem er van te overtuigen
het zaakje stop te zetten. Jonas antwoordde dat hij wel wilde,hij kon er tien
aan elke vinger krijgen en hij had al problemen genoeg met dat ééntje,dat niet
opgepast had. Maar Frau Schmidt wilde niet ! Nu ja,het dient gezegd,het was een
stuk,hoor,Frau Schmidt ! Groot en stevig,alles er op en er aan,met lange,blonde
haren en vooraan in de dertig,een vrouw als een wolk. Je zou zeggen,hoe waait
zoiets bij een predikant binnen,niet ? Ze zal daar ook niet zoveel gein aan
beleefd hebben. En ze hield Jonas bij de slippen van zijn jas,om het beleefd te
houden.
Het is dan dat Jonas op een lumineus idee gekomen is.
Die dag moest Herr Schmidt met een delegatie van zijn gemeente naar
Bonn,voor pastoraal overleg of zoiets,weet ik veel. En hij kon pas de dag
nadien terug zijn. Kun je wel indenken wat Frau Schmidt daar aan over hield .
Een ganse nacht met Jonas ! Ze was al dadelijk na het vertrek van haan man in de
weer,haalde een paar flessen Sekt in huis,maakte een lekkere schotel klaar,op
zijn Duits natuurlijk,en haalde bij donker Jonas in huis. Die stribbelde niet
tegen,hij had zijn plannetje klaar. Afijn,na de maaltijd volgde een behoorlijk
drinkgelag,en de rest,we zullen dat potje maar gedekt laten. En zo tegen de
ochtend aan,als Frau Schmidt,verzadigd van Sekt en van seks,gelukzalig te
dromen ligt,haalt Jonas Herr Pfarrer Schmidts scheergerief te
voorschijn,en scheert Frau Schmidt kaal op het enige plekje waar normaal alleen
haar echtgenoot dat merken kan. En muist er dan stilletjes van onder.
En als Frau Schmidt wakker wordt,zich nog eens lekker omdraait,en
behaaglijk een hand haalt over de kluis waarin Jonas zijn kapitaal gestopt
had,schiet ze met een ruk recht,vliegt het bed uit,en ziet in de spiegel een
beeld dat ze niet meer gezien heeft sinds haar kinderjaren.
Ik kan me heel goed voorstellen wat er toen gebeurd is Radeloosheid
alom ! En over een paar uur komt de predikant thuis. Wat gedaan ? Hoe moet ze
zoiets verklaren ? Frau Schmidt kijkt in de spiegel naar het kale plekje. Niks
aan te doen ! Ze ziet haar eigen ogen,wanhopig gevuld met tranen. En ze strijkt
met de hand in een vermoeid gebaar door haar lange,blonde lokken. En ze
krijgt,evenals Jonas de vorige dag,een lumineuze inval.
Het moet voor haar een pijnlijke oplossing geweest zijn,maar er zat
niets anders op. Frau Schmidt haalt een schaar te voorschijn,kijkt nog even
door haar tranen heen naar haar mooie haren,en knip knip,alles weg ! En dan neemt
ze op haar beurt het scheerapparaat van Herr Schmidt,en werkt de plukjes haar
weg die nog overblijven,tot haar knikker glimt als een biljartbal. Ze geeft
tenslotte haar oksels ook nog een beurt. Dan drapeert ze de lange haren in een
halve kring op haar hoofdkussen,een paar plukjes wat lager,links en rechts,en
tenslotte wat kroeshaar op de plek waar ze gewoonlijk haar sierlijk achterwerk
neervlijt. Het offer is volbracht !
En als Herr Pfarrer Schmidt thuiskomt ligt zijn ega , in kamerjas en
met een handdoek om het hoofd ,uitgestrekt op de divan in de huiskamer te
jammeren dat er een dokter moet komen. En ze troont hem mee naar de slaapkamer
en wijst naar het bed,en snikt : Habe ich aber in eine Nacht al meine
Haare verloren!. En Herr Schmidt belt verschrikt de dokter,en die komt
op huisbezoek,en bekijkt de haren op het bed en het hoofd van Frau Schmidt en
de rest van Frau Schmidt. En hij heeft ook zijn ogen niet in zijn zak. Het
snijvlak van de haren verraadt de schaar,en de dicht opeenstaande haarwortels
vertellen hem dat er geen krankheit mee gemoeid is. Wat het wél geweest is weet
hij niet,maar hij heeft een vermoeden,en dat valt onder het beroepsgeheim. Dus
zegt hij geruststellend dat Frau Schmidt waarschijnlijk een nachtmerrie heeft
gehad,al denkt hij veeleer aan een nachthengst,en dat ze zo heel alleen in het
huis van schrik en van shock haar haren
verloren heeft. Dat komt nog voor,maar in ein paar Monate wird alles wieder in
Ordnung zijn. En hij schrijft een onschuldig zalfje voor...
En Frau Schmidt kocht voorlopig een pruik,en ze heeft het genezingsproces,ook
van de meer verborgen plekken,alleen maar getoond aan haar echtgenoot.
En Jonas was van haar gunsten verlost.
--------------------------------------------------
Had hij nog ooit van Jonas gehoord,vroeg ik de verteller.
-Ja,antwoordde hij. Na zijn diensttijd
heeft hij bijgetekend,en hij is teruggekeerd naar Schwienen. Niet voor Frau
Schmidt,maar voor het meisje,dat zijn kindje had. En hij is er mee getrouwd. En
nu zit hij hier aan de toog. Maar wie van ons twee het is vertel ik aan
niemand. Eén geval van de ziekte van Schmidt is al genoeg !.
+