ER ZATEN heel wat klanten in het “Kopje Soep” die gure decembernamiddag. Grauwe,lage wolkenflarden werden door een kille noordwester over de haven gejaagd,en op het lage pannendak ratelde de regen. Toen de besnorde vijftiger,die over mij aan het tafeltje zat,met de hand over het beslagen raam veegde kon je in het dok vlakbij een tanker aan de trossen zien rukken. Het zou vroeg donker zijn.
Ik nam een slok bier en keek even rond. De gelagzaal,was gevuld met het gebruikelijk volkje in dit café,midden in de haven gelegen. Een toevlucht voor allen die tijdens hun werk van de kou lijden in de winter,van de hitte in de zomer,en van de dorst heel het jaar door. Havenarbeiders,truckers,douaneagenten,al wat met het drukke leven in de haven te maken had vond zijn weg naar het “Kopje Soep”. Als ik er rond de middag langs kwam gebeurde het me ook wel dat ik er een stukje ging eten. Nu het al wat later werd kwam ik er een pilsje drinken voor ik in de vallende duisternis naar huis zou rijden.
Mijn blik dwaalde weer naar buiten. Er passeerde een taxi,en de besnorde vijftiger gromde.-“Daar heb je de dames van de consul”,zei hij,en hij keek met een sombere blik de achterlichten van de wagen na.“De dames van de consul ?”,vroeg ik verwonderd. Had een consul er dan méér dan één ?.
De snor keek me onder zijn zware wenkbrauwen aan en knikte. –“Zo noemden we ze”,zei hij.-“Bij de politie. De dokhoertjes”,verduidelijkte hij,en hij knikte in de richting van de taxi,die ter hoogte van de tanker was gestopt,en waar een paar in bontmantels gehulde vrouwen uitstapten en om het hoekje van een loods verdwenen. –“Ik ben blij dat ik er niet meer achteraan moet”,voegde de snor er aan toe.-“De ellende die ik daar mee gehad heb !”.
Ik zag dat hij een leeg borrelglaasje voor zich had staan en wenkte de dienster. Ik had bij dit weer ook wel trek in een opkikkertje. –“Twee borrels”,bestelde ik. –“Of nee,één borrel en een koffie”. Ik keek de man schuin aan,en zei verontschuldigend :”Ik moet nog rijden,dat vergat ik bijna”.Hij was tenslotte van de politie.
Hij haalde de schouders op.-“Gelijk heb je”,zei hij,”maar ééntje kan geen kwaad,en van mij moet je niet bang zijn,ik ben met pensioen”.
De dienster bracht één borrel en een koffie. De snor goot zijn glaasje achterover en gaf het mee terug.-“Doe nog maar eens vol”,zei hij tegen de dienster,”en breng iets mee om de koffie van meneer wat op te vrolijken”, Hij wendde zich weer tot mij. –“Zoals ik al zei,ik ben met pensioen”,zei hij,”anders zou ik je niet mogen vertellen van de dames van de consul.En tegen dat ik er mee klaar ben zal je dat neutje best kunnen gebruiken”.
Hij keek nog eens donker naar de taxi,die blijkbaar op zijn klanten moest wachten,en schraapte zijn keel.
-----------------------------------------------
-“Ik diende op het bureau van de Bordeauxstraat”,begon hij, “en zoals je weet houdt die zich bezig met het havengebied. Je hebt er geen idee van wat voor een karwei dat is,en hoe weinig manschappen er voor beschikbaar zijn. Er gebeurt nergens zoveel als in de haven,ik geef je het op een briefje. Om te beginnen de zeelieden zelf. Ze zuipen zich een ongeluk,vallen van de loopplank of duiken tussen wal en schip. En ze smokkelen dat het geen naam meer heeft,en lang niet altijd onschuldige waar,je weet wel,je kijkt toch ook TV,niet ? Drugs,wapens,gestolen auto’s,wat weet ik al. Sigaretten en alcool ook,maar dat vind ik zo erg niet”.En hij goot zijn glaasje achterover. Ik deed teken aan de dienster. Voor mij één vingertje slechts,ik moest nog rijden,ja.
-“En mensen”,zei de snor. “En ménsen . Die smokkelen ze nu ook al. Afrikanen en mannen uit het oostblok,noem maar op. Die stoppen ze allemaal in containers. En kun je die nu verdomme een voor een gaan openbreken ? Dan rollen er meer kisten bananen dan smokkelwaar op de kade,daar kan je van op aan. En je hebt als politieman toch ook nog je schrijfwerk,niet ? Stapels papieren gaan er alle dagen uit zo’n politiebureau naar buiten,mijn duim en mijn wijsvinger hebben er eelt van gekregen.
Nee,in ons vak ben je afhankelijk van tips. Als je een tip krijgt kun je ergens aan beginnen,anders is het zoeken naar een speld in een hooiberg. En zelfs een tip kun je niet altijd vertrouwen. Ik was eens van wacht op een zaterdagavond,en de telefoon rinkelt,en een mannenstem vertelt me dat er in de houtloodsen aan het Amerikadok op dat ogenblik een man bezig was stapels hout te markeren,die de volgende nacht met een vrachtwagen zouden gegapt worden. En hij geeft de nummerplaat van die kerel ook nog op. Nu,dat was een tip die kon tellen,gefundenes fressen,zeggen de Duitsers. Wij er naar toe. En wat vinden wij ? Een koppel dat naar de totempaal gaan kijken was. Die stond aan de splitsing van de rijweg naar het Albertdok toe. En die hadden daar zo’n goesting van gekregen dat ze achter een stapel hout een nummertje maakten. En na veel heen en weer gepraat over de radio blijkt dat noch het tweetal,noch de wagen gesignaleerd is.Maar iets verder staan nóg een wagen geparkeerd. En wie zit daar in ? De jaloerse echtgenoot van het vrouwtje,ja,en die had ons gebeld vanuit de telefooncel vlakbij. Wel,we hebben hém een nachtje in de doos gestoken. Dat zal hem leren met de voeten te spelen van de Bordeauxstraat.
Afijn,de dames van de consul dus. Wel,vroeger toen de dokken nog niet tot aan de Hollandse grens liepen,en de schepen nog aanmeerden aan de Scheldekaaien of in de oude haven,toen hadden de matrozen het nog gemakkelijk om eens lol te trappen aan de wal. Ze doken het Schipperskwartier is en klaar was kees. Daar konden ze nog te voet naar toe als het moest en de nood hoog was. Hoe zou je zelf zijn,een paar weken op zee en niks te zien dan water en de tronies van de andere kerels,dat kruipt niet in de kleren. En dus vaarden de vrouwtjes van het Schipperskwartier daar wel bij. Behalve als er een Engels schip binnengelopen was,want die mannen lopen altijd in groepjes door de straatjes,en keren hun zakken binnenste buiten en zeggen “no pence” ! En dan zeiden de vrouwtjes :”Het is weer noppes vandaag”.Dat komt daar van,ja. Als er nu een Engels oorlogsschip op bezoek is ,het is nog altijd noppes. Maar kom,het Schipperskwartier is van de Blindestraat,daar houdt de Bordeauxstraat zich niet mee bezig.
Laat nu die haven zó groot worden,en de tijd tussen lossen en laden zó kort dat de matroosjes niet meer van hun schip raken om een wipje te gaan doen. En zelfs als er een deel verlof krijgt om er eens uit te knijpen,of liever er eens in te knijpen,dan nog moet er een deel acherblijven en wacht doen. En dan laten ze de dames van de consul komen,ja.
Ik zou ze de mobiele willen noemen. Ze nemen een taxi en rijden naar het schip dat het noodsignaal heeft uitgezonden. En voor zover het om meerderjarigen gaat en er inderdaad een soort van afspraak is gemaakt kun je er nog in komen. Het zijn ook mensen,zij die er willen voor betalen en zij die er voor werken. Al heb ik van werken een andere opvatting. Mijn duim en mijn wijsvinger...,nu ja,ze zullen dààr wel geen eelt op krijgen,zeker,het zou maar erg zijn.
In mijn tijd,als het té ver ging,dan trokken we er op af. En té ver gaan,dat begint bij minderjarigen,die geld nodig hebben voor drugs of die drugs krijgen op het schip. Of als er een stuk of vier samen een taxi huren,en boot per boot afdoen,klanten gaan ronselen zogezegd. Een soort marketentsters,ja,die vroeger met een leger meetrokken. En die wippen dan een loopplank op,dagen de uitgehongerde matroosjes uit met een striptease,wat gemakkelijk genoeg is,want onder hun mantel dragen ze gewoon niks,dat werkt vlugger,ze moeten dan maar eens streaken,en de hele bemanning gaat overstag. Nee,zoiets gaat te ver,en daar hebben we een stokje voor gestoken. Of willen steken,want die vrouwtjes zijn niet van gisteren. De matrozen trouwens ook,niet.
En dus zagen we na een paar gelukte ingrepen plots alleen nog taxis rijden met één enkele dame in,gewoonlijk met een bontmantel aan. En als je die dan volgde en aan de loopplank ging staan wachten tot ze weer naar beneden kwam,en je haar papieren vroeg,dan keek zo’n dametje eens naar boven,en dan kwam er een officier de loopplank af,en die zei je dan heel beleefd in het Frans of Engels of Duits dat de dame van de consul op bezoek was geweest omdat haar man een jeugdvriend was van de kapitein. En dan stond je daar. Want wie gaat nu het consulair korps om zijn papieren vragen,zeg nu zelf.
Zo gebeurde het dat het consulair korps plots heel uitgebreid werd,want overal waar je dacht een vrouwtje te betrappen bleek het om de dame van de consul te gaan van het land waar het schip geregistreerd was,of waar de kapitein van afkomstig was,of de eerste stuurman,en ga maar door. Er bestaan landen genoeg,ik heb ze eens geteld,bijna tweehonderd en er komen er nog altijd bij. Genoeg om ons doorlopend voor schut te zetten.
En toch heb ik er eens eentje te pakken gehad,een zaakje dat me zo maar in de schoot viel. Letterlijk dan.
Het was op oudejaarsavond en ik had dienst. Dat gaat om beurten zo,het ene jaar de kerstnacht en het volgend jaar van oud naar nieuw. Wat wil je,de dienst gaat door,die houdt met feesten geen rekening.
Die oudejaarsnacht was het rustig. Het was over dag erg koud geweest,en dan kruipen de mensen achter de kachel,of rustig in een café of restaurant en reveillonneren zonder al te veel brokken te maken omdat het buiten zo koud is. En in de Bordeauxstraat is het met de feestdagen toch maar een uithoek,die van de Blindestraat hebben het drukker,daar begint de stad pas,niet ?
En om een uur of elf kijk ik eens door het raam,en ik zie dat het sneeuwt,en een half uurtje later was de hele wereld wit. Een depressie die de weerman niet zag aankomen,denk ik. Ik ga buiten eens een kijkje nemen,en het was veel zachter geworden. En mooi ! Ik zeg altijd dat sneeuw al het lelijke van de wereld bedekt,en het mooie blijft over. En ik denk bij mezelf : over een halfuurtje gaan de boten fluiten,daar wil ik bij zijn. Want je weet,klokslag twaalf op oudejaar gaan ze op alle boten en bootjes in de haven aan het zeel van de stoomfluit hangen,of aan de knop van de sirene of wat ook. Dan wordt het nieuwe jaar verwelkomd. En al ben je een oude politiehond,het doet je altijd wat,geloof me.
Dus trommel ik mijn maat op,en wij met de combi naar de haven. Ik weet nog dat ik gedacht heb aan al die feestneuzen,die nog thuis moesten geraken,want de sneeuw viel nu zo dik dat er al vlug een witte vacht van vijftien centimeter over de haven lag,die alles bedekte.
Behalve het spoor van die éne taxi,die ons recht naar de—verdorie,ik mag het schip niet noemen—nu ja,dat ons recht naar die boot voerde,waar de dame van de consul net aan de manschappen,die van wacht waren,een gelukkig nieuwjaar ging wensen,of wat dacht je.
Veel hoop hadden we niet. Ze zouden wel weer het bekende smoesje achter de hand hebben. Maar omdat we toch de boten wilden horen fluiten,en we naast een groot exemplaar stonden,bleven we maar wachten. De taxi stond er wel niet meer,maar dat was een nieuwe tactiek,die ze pas ontwikkeld hadden. Ze lieten die op een afgesproken uur terugkomen,zo viel het niet op dat het schip bezoek had. Zonder dat spoor in de sneeuw toch niet. Als tegenzet stelden wij de combi verdekt op,je moet toch iets doen.
En om twaalf uur gingen de sirenen en de fluiten,en ik wens mijn maat een gelukkig nieuwjaar,en hij mij,hoe gaat dat. Een borreltje hadden we niet,en het mijne is nu ook leeg,zie ik”.
Ik bestelde één borrel,één koffie,en de dienster kwam bijtanken. De gewezen dienaar van de openbare orde hief het glaasje omhoog,goot het naar binnen,keek nog eens wrokkig naar de taxi,die nog altijd bij de tanker stond,en hervatte zijn verhaal.
-“Wel,een uurtje later staan we daar nog altijd bij die loopplank,en ik dacht er over om maar terug te rijden naar de Bordeauxstraat. Want op die loopplank lag zoveel sneeuw dat ik dacht : daar komt vandaag niemand meer af. En net op dat ogenblik komt er een taxi aangereden,en die toetert al van ver. En dàt was niet om het nieuwe jaar,nee,want een minuutje later gaat een deurtje bovenaan de loopplank open,en er komt een dame buiten. In bontjas,ja. En van aan de voet van de loopplank konden we in het neonlicht van de kade zien dat ze een behoorlijk aantal keren proost gezegd had. Wat wil je,ook voor hen die moeten werken,zo noemen ze dat toch,is het maar één keer nieuwjaar.
En amper zet dat dametje een voet op de eerste trede van die loopplank,of het onvermijdelijke gebeurt : ze glijdt uit en klauwt met één hand naar de wand van het schip en met de andere naar het zeel dat voor leuning moest doorgaan. En door die maneuvers gaat de bontjas open en krijgen we ze in haar prachtige naaktheid te zien,want ze had er natuurlijk niks onder aan. Een schilderij,meneer ! En het werd geen stilleven,nee,want met haar gegrabbel was ze iets te laat,en ze dondert op haar achterwerk trede voor trede de hele loopplank af. Ik zie nóg haar borsten op elke trede vrolijk opwippen. En in een ultieme poging om haar val te stuiten spreidt ze de benen,en zet de hielen schrap tegen de loopplank aan,maar het enige resultaat was dat ze voor sneeuwruimer speelde. Want toen ze eindelijk beneden belandde,vlak vóór onze voeten,had ze vrijwel al de sneeuw van de loopplank tussen haar tenen en haar kin zitten,en leek ze net een sneeuwman met een veel te krappe bontjas aan. Maar letsel had ze duidelijk niet,al zou ze de volgende dag wel niet kunnen gaan zitten,nee.
Dat was voor mij het lang verbeide ogenblik om eindelijk de wet nog eens toe te passen. –“Juffertje”,zeg ik,”we zullen op het bureau eens gaan uitzoeken wat u hier op het schip uitgespookt hebt. Intussen arresteer ik u wegens openbare zedenschennis,met name het zich naakt vertonen op een openbare plaats”.
En ze bekijkt me met een paar lodderoogjes,steekt dan de handen uit de mouwen van de bontjas,klopt stevig op het pak sneeuw,dat op haar lichaam rust,waardoor de sneeuwman plots overduidelijk een sneeuwvrouw werd,en zegt streng : “Ik bén geen juffertje. Ik ben de dame van de consul. En wie is hier naakt ?”. En ze doet over haar nieuwe witte jurk haar bontjas half dicht,zo ver als het ging,en maakt aanstalten om naar de taxi te stappen. Maar dat liet ik niet doen.
-“Ogenblikje,mevrouw van de consul”,zeg ik,”U mag straks van het door u bestelde vervoermiddel gebruik maken om naar het consulaat terug te keren,maar eerst even uw identiteit controleren,niet ?”. En ik fluister mijn maat iets in het oor,en die gaat de combi halen,en we verzoeken de dame vriendelijk om in te stappen en ik zeg haar :”Een identiteitscontrole in de sneeuw is toch maar een koude bedoening,dat zal je wel begrijpen,niet ?”.
En ze stapt in de combi,en ik zet met draaiende motor de verwarming op volle gas en frutsel wat met de radio,haal wat papieren uit mijn laatje te voorschijn,blader er een minuut of twee in,en wat ik verwachtte gebeurt : het pak sneeuw laat los en glijdt met een plof op de vloer van de combi. En vóór ons zat het levende—en ik moet toegeven appetijtelijke—bewijs van het misdrijf.
Ik had eindelijk mijn dame van de consul te pakken.
-------------------------------------------------
De man zweeg en likte veelbetekenend aan zijn snor. Dus bestelde ik nog een kleintje voor hem,een koffie voor mij.
-“Wel”,zei ik,”dat was mooi meegenomen voor een oudejaar,niet ?”.-Hij knikte,maar ik merkte dat het niet van harte was.
-“Och”,zei hij,”ik kreeg een pluimpje,dat wel. En mijn maats werden ook een beetje meer doortastend. Voorbeelden trekken,zeg ik altijd . Maar mijn volgend voorbeeld was niet alles,verre van”. Hij schudde het hoofd,verzonk in gedachten,schudde weer het hoofd,en dronk zijn borreltje leeg.
-“Een paar dagen later volg ik weer een taxi”,hernam hij,”en ik zie er weer eentje van een loopplank komen. De sneeuw was al weg,gelukkig voor haar. Maar ik greep ze toch bij de lurven,en al haar consuls ten spijt ging ze de combi in en recht naar het bureau. Daar mocht ze een telefoontje plegen,naar haar advocaat dacht ik,en dan zonder pardon de doos in.
En een half uurtje later staat de hoofdcommissaris,trillend van woede,vóór mijn neus te schuimbekken,en hij schreeuwt met overslaande stem dat ik onmiddellijk de dame van de consul van Labrador of zoiets bij hem moet brengen,zodat hij ze persoonlijk naar huis kan voeren vóór haar man ook van het schip kwam en er een diplomatieke rel volgde. Het paar was toch wel zeker voor een receptie uitgenodigd geweest,en mevrouw had er vóór haar echtgenoot genoeg van gekregen,en zo was ze recht in mijn val gelopen,of liever ik in de hare,ja.
Die diplomatieke rel is er toch gekomen,voor mij dan. Want enkele dagen later was er de nieuwjaarsreceptie voor het consulair korps en de hoofdcommissaris heeft er voor gezorgd dat ik,uitgerekend ik,voor de bewaking in stond,en hij heeft me persoonlijk op het hart gedrukt aan de betrokken consul en zijn dame mijn verontschuldigingen aan te bieden.
Ik heb dat dus gedaan. Met een heel klein hartje. Maar ik had sterk de indruk dat de hoofdcommissaris de oorzaak van het misverstand tot in de puntjes uitgelegd had,want de dame van de consul keek me heel geamuseerd en een beetje spottend aan,dacht ik. En de andere dames ook,ja. Maar vriendelijk waren ze wel”.
De gewezen wetsdienaar veegde met de hand het raam weer schoon,en wij zagen de vrouwen in de bontmantels net weer van achter de loods vandaan komen en in de taxi stappen. En die reed waarachtig verder de haven in.
Mijn gezel keek de wagen na,en haalde de schouders op.
-“Toch vind ik die ginder veel leuker”,zei hij.
05.07.2021