A is de Almachtige, eeuwige God.
B is de Bijbel, die moet niet op slot.
C is de Christus, Gods enige zoon.
D is de duivel, die wou op de troon.
E is eeuwig leven, Heb jij dat al ontvangen?
F is het feest waarnaar je gaat verlangen.
G is de Geest die je kracht wil geven.
H is de Hemel waar we eeuwig zullen leven.
I is een ieder op deze aard'
J is Jezus, Hij is onze lofprijs waard.
K is de kroon die je krijgen zal.
L is Gods Liefde, ken jij die al?
M is je meester. Dat wil Jezus zijn.
N is een nieuw begin in je leven, wat fijn.
O is olie het teken van de geest.
P is Pasen, het Opstandingsfeest.
Q is Quirinius, die voerde het bewind.
R is de rust die je in Jezus vindt.
S Spoedig komt de Heiland weer.
T Tesamen met de Heilige engelen dit keer.
V is de Vader, die weet hoe je heet.
U is de ure die niemand weet.
W is de weg die naar de hemel gaat.
X is de onbekende waarmee je praat.
IJ is de ijver om Jezus te dienen.
Z is de zonde waar je om moet grienen.
|