Naar aanleiding van 11 november vond ik onderstaand gedicht. Het is opgedragen aan die mensen die de vlucht moesten nemen voor het oorlogsgeweld zoals wij het konden lezen en horen door vluchtelingen zelf tijdens WO I. Het is opgedragen aan al die vluchtelingen die langs ons dorp en in ons huis verbleven tijdens WOII zoals ik het als kind heb ervaren. Het is opgedragen aan alle vluchtelingen die heden ten dage nog altijd op de vlucht zijn voor oorlogsgeweld. Met dien verstande dat de vluchtelingen tijdens WO I en WO II overal goed ontvangenn werden. Is dit nog zo?
Op de vlucht
O God, wat droev'ge tijden. Hoe bitter treurig is ons lot. Kommer, armoe en zielelijden, in plaats van welvaart en genot.
't Dierbaar huis te moeten derven, gehoond, bedreigd, steeds bevend. Vreemdwaarts gaan zwerven, en als banneling te leven.
"Vluchteling", zo heten wij. Ach, hoe smartvol klinkt dit woord, En die 't uitspreekt, weet hij hoe die naam ons 't hart doorboort.
Die naam herinnert ons de dag waarop wij met veel haast en spoed, lijk Lots gezin uit Sodoma, verlaten moest het erf en goed.
het klinkt nog heel onecht omdat 't geen vluchten heten mag, wanneer men zich met woest geweld uit zijn woonst verdreven zag.
Geheimvol staat de toekomst daar. Omsluierd met een duister kleed. Wat brengt zo voor het volgend jaar? Verlossing of nog groter leed?
En toch, o ja, nu allen voort naar huis, naar d'oude heerd, naar eigen woon, naar eigen oord, geheel verwoest en toch goud weerd.
Dit gedicht komt uit het boek "Vroeger is niet voorbij ... de Grote Oorlog in Pervijze" van Walter Bleyaert. Het is een gedicht waarvan de auteur niet gevonden werd.
|