Vandaag ben ik , terwijl buiten een druilerige regen de sfeer nog net dat ietsje triester maakt, even gaan lezen bij de Vlaamse grootmeester uit lang vervlogen dagen. Guido GEZELLE : de dichter die, daar waar de courante woordenschat voor hem tekort schoot, zijn eigen nieuwe samenstellingen of woorden maakte. Dit gedichtje heb ik, speciaal voor diegenen die zich mochten interesseren in de oorspronkelijke schrijfwijze, overgenomen zoals het toen werd gedrukt.
Tranen
' Is nevelkoud, en, 's halfvoornoens, nog duister in de lanen; de boomen, die 'k nog nauwlijks zien kan, weenen dikke tranen.
't En regent niet, maar 't zeevert . . . van die fijngezichte, natte schiervatbaarheid, die stof gelijkt, en wolke en wulle en watte.
't Is aschgrauw al, beneên, omhooge, in 't veld en langs de lanen : de boomen, die 'k nog nauwlijks zien kan, weenen dikke tranen.
|