Donkere dag.
En dit is alles wat ons na het zwoegen Van zoveel jaren, alles wat ons rest: De rimpels die ons aangezicht doorploegen, Het leed dat immer groeit, en op zijn best
Een trossel povere herinneringen Zo in der haast geplukt, een groet, een lach, En wat muziek die in ons hart blijft zingen De heugenis van een wat blijer dag.
Ach, dat er niets zijn luister kan bewaren Geen bloem, geen bloesem, niets, geen man, geen vrouw ! Elk pad doorkruist en elke zee bevaren; Het hart begeeft, en niemand is er trouw.
Kom, laat ons d'ogen en de vensters sluiten De deuren dicht, de laatste gast ging heen; De regen tokkelt op de dode ruiten, Geef mij uw hand, ik voel me zo alleen.
Jan Melis
|