Misschien rust op dit huwelijk geen levenslange zegen, maar wel het soort zekerheid van een te hernieuwen huurcontract drie-zes-negen. We zijn binnen voor de regen van melancholie.
Misschien is dat minder passionant dan vroeger, als je klaarkomt vraag ik "wablieft" en grappen in die trant. Maar ik heb je meer dan vroeger lief: er is zoveel meer "jou" nu dat ik ken, zoals ik voor jou meer ikken ben.
En allemaal samen hebben we dat zootje van zes. (Zoontje bedoel ik, maar de schrijffout mag blijven staan.) Vaak kan ik niet slapen van het denken eraan.
En dan denk ik: net een heus gezin. En ik tast naar jouw hand. En jij slaapt evenmin.
Je zou een gelukkig moment willen doen voortduren, een mooie dag nooit zien eindigen, maar je verliest, je moet uit handen geven, elke avond een dag achterlaten.
AUTEUR : Phil Bosmans De essentiële dingen van het .....
..
De essentiële dingen van het leven zijn gratis. Ze zijn je zomaar gegeven.
De schoot van je moeder. De zon en de vriendschap. Een plaats aan tafel. Een hartelijke omhelzing. Het lachen van een kind. Het lied van een vogel. Het kabbelen van een beek. Het sap in de bomen. Het golven van de zee. De dag en de nacht. De rust en de stilte. De zevende dag. Het leven en het sterven. Het mens zijn op aarde.
De meester die met kommer en met kwel Zijn lessen gaf, doch onverrichter zake Daar pestkoppen hem steeds weer onderbraken En heibel trapten tot de laatste bel
Dient nu voor hen de stilte te bewaken, Want blijkbaar wil het opgeschoten stel Dat hem het leven maakte tot een hel Wel ongestoord het eindexamen maken.
Maar daarvan is wat hem betreft geen sprake: Hij mag niet fluist'ren, maar hij doet het wel, Hij klikt zijn ballpoint, ritselt met een vel En laat zijn schoenen oorverdovend kraken.
Nee, hun gesar vergeet hij niet zo snel En dus viert hij vandaag de dag der wrake.
AUTEUR : Ed Hoornik Ik ben de kleine dochter van Jaïrus.
.
Ik ben de kleine dochter van Jaïrus
Ik ben de kleine dochter van Jaïrus. Ik lig hier op een veel te grote baar. De dood zit in mijn ogen en mijn haar, dat, nu de krul eruit is, zonder zwier is.
Ik mis mijn pop, die nu zij niet meer hier is, slaap als ik slaap, de vingers in elkaar. Ik weet dat twee en twee te zamen vier is, maar nu ik dood ben, is dat niet meer waar.
Waarom had ik daar straks ook weer verdriet ? Er zou een man die toveren kon, komen, mij beter maken, maar toen kwam hij niet.
De mensen op het dak en in de bomen gingen naar huis, maar ik blijf van hem dromen. Morgen ben ik de eerste die hem ziet.