Haar haren waren lang en ravezwart Haar mond was mooi, haar ogen nog veel mooier Zij droeg een donkerrode overgooier En kleine felle vlammen in haar hart
En hij was blond, misschien wat klein van stuk Maar sterk en vrolijk, en hij rook ook lekker Hij had een bruine pet, een zwarte jekker En ogen die verlangden naar geluk
Zo wandelden ze samen, hij en zij Hun entourage was de stille hei Zo liepen zij, het ideale paar Op 23 meter langs elkaar Een liefde door het noodlot uitgewist Een meisje en een jongen in de mist
AUTEUR : Igor Streepjes BESTIAAL ( vrij naar Nijhoff ).
..
Bestiaal
Wreed het ik in haar weke vlees gebeten Au! riep ze, want het deed haar lelijk pijn Maar je kan niet altijd weekhartig zijn, Ik had in ruim een week geen vlees gegeten.
De smaak was best, maar 'k heb het wel geweten, Ze vocht en ging tekeer als een wild zwijn, Hoewel ze uit een oogpunt van haar lijn Die hap best kwijt kon; 't heeft mij nooit gespeten.
Toch mis ik haar nu. Wanneer haar mond Tedere woordjes prevelde, ontstond In mijn ontstuimig hart een milde rust.
Hoe vaak heeft zij mij niet gestreeld, gekust? Hoe vaak heb ik niet liefdevol haar lust Gestild? Maar nu heeft zij een andere hond.
Ze stonden in de winkel op een rij. Ze konden nog niet zien en nog niet horen. Want speelgoedbeesten worden pas geboren als er een kindje zegt: Jij wordt van mij!
Er was een och-zo-klein konijntje bij, helemaal grijs, met donkergrijze oren (één stond rechtop, één leunde wat naar voren) en t hield zijn kopje eventjes opzij.
En toen kwam Katelijntje. Ze keek langs heel de rij en zei toen: Dag konijntje, kom maar, je wordt van mij.
Ze nam het zachtjes in haar arm, ze streek het langs zijn oren, en toen werd het konijntje warm. En toen was het geboren!
AUTEUR : Ivo de Wijs UIT CARNAVAL DER KINDERBOEKEN
.
KIPPEN EN HANEN (Poules et coqs)
Zo, nu vertel ik graag wat mij Gebeurd is op een boerderij
Ik hoorde een paar kippen zeggen: Wij hebben slaap, dus wij gaan leggen Fout, knorden toen twee dikke biggen Het moet niet leggen zijn, maar liggen Oh nee, riep toen een derde zwijn Van liggen kan geen sprake zijn Want kippen in een kippenhok Die slapen zittend op een stok En rinkelt s morgens vroeg de wekker Voelt elke kip zich weer kiplekker En dat is dan, om zo te zeggen Een mooi moment om te gaan leggen!
(Ik hoop dat ik in dit gedicht De zaken goed heb uitgeligd)