Ik zie haar, hoe haar gerimpelde handen rusten in haar schoot en haar intens droevige blik gericht is op de overkant. Haar verdriet snijdend door mijn ziel. Alles waar ze waarde aan hechtte is nu betekenisloos. Toen ze noodgedwongen afstand deed van huis en haard, blies ze tegelijkertijd haar laatste levenslust uit. Ze verhuisde naar de overkant maar liet haar waardige bestaan achter.
Ik zie haar, hoe ze denkbeeldige pluisjes van haar rok plukt. Dezelfde blauwgeruite rok waar ze bestellingen in rondbracht. Haar gezicht getekend door vermoeidheid, haar ogen stralend van geluk. Als kind antwoordde ik steevast op de vraag wat ik later wilde worden " buurvrouw" . Het nietszeggende antwoord voor buitenstaanders, werd door dorpsgenoten begrepen. Iedereen droeg haar een warm hart toe. Niet omdat ze zoete, lieve broodjes bakte of ze bezorgde aan huis maar omdat ze voor de hele wijde omtrek de buurvrouw was.
Ik zie haar, hoe ze versgeplukte bloemen in een vaasje heeft gezet. Hetzelfde vaasje dat altijd stond te geuren op de toonbank. Met zorg geplukt, met beleid geschikt. Bloemen gaven haar kracht, vertelde ze mij.
Ik zie haar, hoe ze twee kopjes verse koffie op tafel heeft gezet. Dezelfde kopjes die altijd klaarstonden om gevuld te worden. Ze heeft me ooit toevertrouwd dat ze geen koffie lust, maar geniet van de gezelligheid die het met zich meebrengt.
IK zie haar, hoe ze de lege schommelstoel tegenover haar meedraait met de zon. Ze sluit haar ogen en ik zie haar lippen bewegen. Even lijkt het erop dat er een voorzichtige glimlach verschijnt op haar gezicht.
Ik zie haar, hoe ze de appeltaart aansnijdt. Speciaal voor de gelegenheid gebakken. Een vast ritueel dat ze al sinds haar eerste trouwdag in ere houdt.
Ik zie haar en weet dat niets meer is zoals het was. De bloemen hebben hun kracht verloren. De koffie heeft haar gezelligheid ingeruild voor eenzaamheid. Ik voel een traan over mijn wang.
Ik weet, ze is mijn buurvrouw niet meer. Haar hart brak, toen het zijne stopte.
Als ik kijk naar de kristalmaan, de rode tak van trage herfst bij mijn raam, als ik, bij het vuur gezeten, de ongrijpbare as neem of rimpelig lijf van brandhout, weet je, dat alles mij tot jou voert, alsof alles wat bestaat, geuren, licht, metalen, scheepjes zijn die varen naar jou eilanden die me verwachten.
Welnu dan, als beetje bij beetje jouw liefde voor mij minder wordt, zal beetje bij beetje mijn liefde voor jou minder worden.
Als je me plotseling vergeet, zoek me niet, want ik zal je reeds vergeten zijn.
Als je de wind van vlaggen die door mijn leven waait waanzinnig en lang vindt, en je besluit me aan de oever te laten van het hart waarin ik wortel bedenk dat op die dag, op dat uur, ik mijn armen op zal heffen, dat mijn wortels naar buiten komen om andere grond te zoeken.
Maar als je dag na dag, uur na uur, voelt - onverzoenlijk lief - dat je voor mij bestemd bent, als, dag na dag, een bloem aan je lippen ontstijgt om mij te zoeken, ach dan, allerliefste, komt dat vuur weer in mij op, in mij blust niets of wordt vergeten, mijn liefde voedt zich aan jouw liefde:
zolang je leeft zal mijn liefde in jouw armen zijn zonder mijn armen te verlaten.