1998-1999 - De pijn blijft gelijk, geen enkele verbetering. Ik kan enkel nog halftijds werken, en dan nog ben ik verplicht die 4 uren per dag in twee te splitsen: twee in de voormiddag, twee in de namiddag. Langer zitten is te pijnlijk. Het gevolg is dat ik nu 2 keer heen en weer moet rijden naar het werk, op 15 km van thuis. Dat is bijna een uur rijden per dag. Na het middageten moet ik minstens een uur liggen om te bekomen, en dan terug gaan werken. Na het werk moet ik soms eerst een tijdje gaan liggen op de achterbank van de auto alvorens ik in staat ben om naar huis te rijden.
In de late namiddag ga ik nog regelmatig naar de kinesist. Niet zozeer om het resultaat, dat is er helaas niet, maar vooral voor de morele steun en het gevoel dat er toch iets gedaan wordt aan mijn probleem. 's Avonds ben ik totaal uitgeput van de pijn en niet meer in staat om nog iets te doen. Ik kijk TV, liggend in de zetel, tot het tijd is om te gaan slapen. Geleidelijk aan moet ik de pijnstillers opdrijven: in 1996 had ik genoeg aan 8 druppels Dolzam per dag, nu zijn het er al 15. Alle aangename dingen zijn uit mijn leven verdwenen. Plezier maken, lachen, reizen, samen zitten met vrienden of naar muziek luisteren... de pijn bederft alles.
Mijn kinesist komt steeds terug tot de zelfde conclusie: er scheelt iets aan de SI gewrichten. Deze gewrichten worden door de geneeskunde zo goed als genegeerd. Nochtans vormen ze een cruciale verbinding tussen bovenlichaam en onderlichaam. Als daar iets aan scheelt voel je je bijna letterlijk in twee gebroken. Ik doe steeds opnieuw pogingen om hierop de aandacht te vestigen bij de medici, maar ik vind bij niemand gehoor.
Ik krijg van iemand de raad om glucosamine in te nemen. Dit zou kraakbeen herstellen en de pijn verlichten bij gewrichtsproblemen zoals arthrose. Voor mij is het resultaat na maanden gebruik nihil. Er was bij mij nooit arthrose vastgesteld, logisch dus dat het niet helpt. Maar je probeert nu eenmaal alles om van chronische pijn af te geraken. Via via verneem ik dat er een goede acupuncturiste is in Oostende, mijn geboortestad. Ik ga er naartoe, maar zonder hoop. De acupunctuur geeft zoals verwacht geen enkele verbetering, hoewel de acupuncturiste sterk begaan is met mijn probleem. Op een dag vertelt ze dat ze een voordracht bijgewoond heeft van een zekere dr. L, een neurochirurge uit het Brusselse, die zich blijkbaar specialiseert in 'hopeloze gevallen'.
Ik maak een afspraak. De gewone carrousel gaat weer aan het draaien: nieuwe foto's en scans, myelografie. Ik moet ook een speciaal corset dragen dat op maat gemaakt wordt. Dat is in elk geval beter dan het gipscorset dat ik enkele jaren geleden heb moeten dragen. Het hielp niet, integendeel, en ik heb het voortijdig laten verwijderen. Het nieuwe corset helpt ook niet.
September 2000, OPERATIE 4: Volgens Dr L is het probleem een geknelde L5 zenuw. Dat strookt niet met mijn opinie, maar de neurochirurge lijkt niet de minste twijfel te hebben aan de diagnose. Ik laat de ingreep uitvoeren. Niemand zal achteraf kunnen zeggen dat ik niet alles geprobeerd heb. Twee weken na de operatie is er geen enkele verbetering. Na één en twee maanden ook niet. Ik ben boos op mezelf omdat ik een ingreep heb laten doen waarin ik zelf niet geloofde. Maar de pijn is sterker dan de rede.
|