en daar komt ze samen met de olifant, de Sultan en zijn gevolg... ze heeft zich voor een laatste ritje op de slurf van haar vriendje de olifant gezet...
Om half vier kom ik toe aan scheldekaai 28 (waagnatie) waar het vertrek van het kleine reuzinnke gepland is om half zes.... en toch staat er al een massa volk... ik ontdek nog een plaatske op de eerste rij daar ga ik niet meer weg, ik blijf (rustig) wachten...
Mijn stad heeft gouden torens Mijn stad heeft grijze straten Mijn stad ligt langs de Schelde 's Nachts te slapen Mijn stad heeft rode lippen En een hart van diamant Ze kan uren naar me kijken Ze kan me schaamteloos verleiden, want
Mijn stad heeft mooie benen Mijn stad heeft felle ogen Mijn stad kan weinig geven Maar ze kan zoveel beloven Mijn stad heeft een verleden Waar ze nooit iets van vertelt Ze is betoverd door de liefde En verloederd door het geld
Maar ik hou van mijn stad Ik hou van mijn stad Mijn stad, mijn stad, mijn hart
Mijn stad verstopt de mensen Zonder geld, zonder bezit In de godvergeten krotten In de kamers zonder licht Daar wonen tandeloze vrouwen Door de weemoed aangedaan Ze hebben zoveel te vertellen Maar geen mens kan ze verstaan
En in mijn buurt lopen de hoeren Op het grote Astridplein Ze zijn zo dicht bij het station Maar ze nemen nooit de trein In elke straat ben ik geboren Ik ken de weg naar elke kroeg Want ik heb mezelf gezocht hier Van 's avonds laat tot 's morgens vroeg
En ik hou van mijn stad Ik hou van mijn stad Mijn stad, mijn stad, mijn hart
Mijn stad, mijn stad is zacht Zo zacht als helder water Ze is teder voor een dromer Ze heeft een haven voor piraten En mijn stad, mijn stad is hard En onuitstaanbaar arrogant Want ze haat, ze haat een vreemde Uit een ver en arm land
Maar ik hou van mijn stad Ik hou van mijn stad Ik hou van mijn stad Ik haat, ik hou van mijn stad Ik hou van mijn stad Ik haat mijn stad Ik hou van mijn stad Mijn hart