Mijn land zit aan de schaduwkant nu, der aarde. Ik moet niet zien nee, informatie is van generlij waarde. Ik ken genoeg om een leven lang te denken. De zin van waanzin,
t bedienen van een garçon op zijn wenken. Laat t maar nacht zijn, laat me maar triest zijn om de gloed bij het zuigen aan een sigaret, licht genoeg, maar net, om te zien waar de asbak staat, maar net
genoeg, om niet te wennen aan het donker, doch niet zo fervent drukkend om pensief te pennen met streken, dat is ochtends taak, veel te vaak, en vaak, en vaak, over het empirische van het voorbije moment.