De Nieuwe Kerk op het marktplein in Delft.
De stenen basiliek ontstond in drie fasen. Eerst werd het dwarsschip gebouwd, tegen de oostelijke wand van de houten kerk. In diezelfde periode bouwde men het koor en het onderste deel van de toren. In de tweede fase werden het middenschip, de zijbeuken, het dak en de onderste achtkant van de toren neergezet. Pas daarna, in de tweede helft van de 15de eeuw verrees de kooromgang, werd de zuiderzijbeuk verlengd tot langs de toren en werd de toren voltooid met de tweede achtkant en een reusachtige appel als bekroning. Op 6 september 1496, precies honderd jaar na het begin van de bouw, was de toren klaar.
Min of meer toevallig werd de Nieuwe Kerk verbonden aan het huis van Oranje-Nassau. Slechts korte tijd voor zijn dood had prins Willem van Oranje Delft tot zijn tijdelijke residentie gekozen, vanwaar hij zijn strijd tegen de Spaanse bezetter leidde. Toen hij daar vervolgens op tien juli duizendvijfhonderdvierentachtig in het Prinsenhof door Balthazar Gerards werd vermoord, was het familiegraf van de Oranjes in Breda onbereikbaar. Breda was toen nog in handen van de Spanjaarden. Om die reden werd de Prins in de Nieuwe Kerk begraven. Sindsdien is de Nieuwe Kerk de laatste rustplaats voor de leden van het Koninklijk Huis.
|