De Turkse lelie (Lilium martagon) dankt zijn naam aan het feit dat de bloemen op een Turkse tulband lijken. De paarsrode bloemen knikken omlaag in juni-juli en de grote, rode meeldraden hangen net zoals de stampers ver buiten de bloemkroon.
Turkse lelie groeit in het wild van West-Portugal via de Middellandse Zee en Klein-Azië tot in Mongolië. Ze houden van kalkrijke bodems, maar gedijen ook op gruis- en kiezelbodems. Je vindt ze in loofbossen en bosranden, maar ook in weiden. In de Alpen kunnen ze tot op 2300 meter groeien. Ze worden als sierplant aangeboden en er bestaan vele cultivars en kruisingen van.
Mogelijk zijn Turkse lelies giftig voor katten. Die kunnen het gif binnenkrijgen met stuifmeel, dat op hun vacht valt en met schoonlikken wordt opgenomen.
Hier groeien ze naast de tuinvijver op een zonnige plek vlakbij de dennenbomen. Hier is de grond dus zuur maar dat schijnt ze niet te deren want ze komen elk jaar uitbundiger terug. Ze oefenen blijkbaar wel een grote aantrekkingskracht uit op de leliehaantjes want zodra de eerste stelen en bladeren bovenkomen moet ik elke dag op jacht naar deze rode sloeries of ik heb geen planten meer over. Als er op een andere lelie één leliehaantje te vinden is dan zijn er op L. martagon minstens 5 actief !
|