God is altijd online op het wereldwijde web bij Hem is nooit een storing en Zijn server nooit bezet. Met God chatten is altijd mogelijk. Het contact is levensecht,de verbinding is draadloos , ook zonder computer kun je bij Hem terecht.
Hackers kunnen niet storen Gods firewall werkt altijd correct. Je zal hem wel zelf moeten installeren, dan is jouw verbinding perfect .
Gods computer zoekt heel het net af om te verbinden met jou en mij . We mogen gratis downloaden en virussen zijn er niet bij .
De beste programmas kun je bij hem krijgen, dan loopt je computer als een trein. En mocht je harde schijf toch crashen , dan is God voor jou online.
Hij heeft geen wachtwoord en geeft goede adviezen. Hij heeft zelfs een handleiding gemaakt. Als je die gebruikt als leidraad voor je leven , dan wordt je (levens)computer nooit gekraakt!!!!
Ik lag met jou in hetzelfde bed. We sliepen wel rechtop. Jij stak er net wat bovenuit, vandaar jouw blauwe kop. 'k Was stapel op je lange lijf, dat mag je nu best weten. Ik vond jou echt een reuze-wijf: gewoon om op te vreten. Laatst droomde ik de hele nacht aan een stuk door van jou. Jij werd mijn bruid ,mooi in het wit , omda'k van sleepasperges hou. Plots werd mijn droom heel bruut verstoord: ik bloedde aan mijn kuiten. We werden allebei vermoord door zo'n hovenier van buiten. We werden in een kist gelegd en spoedig dan gewassen. Mijn rug was krom ,de jouwe recht Jij werd dus eerste klasse. Wat wreed toch van zo'n hovenier ons zo uiteen te rukken. 'k Heb jou daarna nooit meer gezien, want ik lag bij de stukken. Weet je wat ik het gekke vind? 't Is eigenlijk heel stom: terwijl ons leven in de grond begint is dat bij mensen andersom.
Als de gebroken stam bereid is tot rotten, overgebleven scheuten licht vatten, wortel schieten, dan loopt het spoor tussen veiligheidsdraden naast gewapend beton, Alsof hun toekomst verzekerd is.
Toch blij ,al valt de lucht als zuur azijn vol vocht en weemoed naar beneden - een dag als deze ,geplukt in 't heden , gaat schuil achter een pluche gordijn .
Toch blij ,al is het drukkend buiten met niets dan grijze wolken boven , met niets dat mij weer doet geloven in zonneschijn schuin door de ruiten .
Toch blij ,al ben ik het soms zat als grijs op grijs verstilde dagen mij altijd om een antwoord vragen , zo in de geest van : wist je dat ?
Er heel geen zin is in het leven, dat blij zijn als een hansaplast als troost rondom de wonde past , een panacee voor angst en beven .
Toch blij ben ik met aan de wand dat schoteltje van ' Pluk de dag ' ik kijk ernaar en rond mijn lach speelt zonlicht uit een zomers land.
Als de zoenen water waren , zou ik je de zee geven . Als de knuffels bladeren waren , zou ik je een boom geven . Als het leven een planeet was , zou ik je het heelal geven. Als de vriendschap het leven was . zou ik je het mijne geven.
Dolfinarium Blij ben ik te zijn gegaan naar 'tzeepaleis met eigen waterkant, verscholen ergens in het binnenland. Hier klotst de zee ,de oceaan .
Een hoepel ,een ballon ,een draad, een emmertje met vis ,een witte jas, ze voorspellen dat er iets gebeuren gaat met de jongleurs ,onderin de waterplas
Als de souffleur op z'n fluitje heeft geblazen en gelijk een dirigent zijn armen spreidt opent zich het water ,een flipper doet verbazen, hoe hoog en elegant hij door het water glijdt.
In volle vlucht ,tijdens het verheven zweven kijkt hun glimlach groetend op je neer, alsof ze van nature nog een toegift geven: een legende bijna ,een lied uit zeeen van weleer.
En zeggen, als creaturen van het eerste uur: ontwaakt toch uit uw hoogmoedig dromen, zie hoe we uit vrienschap boven water komen, ook al noemen mensen zoiets puur dressuur .
Wie waagt het de geheimen te doorgronden van hun glimlach,hoog boven ons verstand, sinds dolfijnen de eerste mensen vonden die naar ze keken ,vanaf het vasteland.
O krinklende ,winklende waterding , met zwarte kapotseken aan , wat zie ik toch geren uw kopke flink al schrijvend door 't waterke gaan !
Gij leeft en gij roert en gij loopt zo snel al zie 'k u noch armen noch been ; gij wendt en gij weet uwen weg zo wel , al zie 'k u geen ooge ,geen één .
Wat waart ,of wat zijt ,of wat zult gij zijn? Verklaar het en zeg het mij ,toe! Wat zijt gij toch blinkende knopke fijn, dat nimmer van 't schrijven zijt moe?
Gij loopt over 't spiegelend water klaar , en 't water niet meer en verroert dan of het een gladde windje waar , dat stil over 't waterke voert.
O schrijverkes ,schrijverkes ,zeg het mij dan , met twintigen zijt gij en meer , en is er geen een die 't mij zeggen kan : wat schrijft en wat schrijft gij zo zeer ?
Gij schrijft en het staat in het water niet gij schrijft en 't is uit en 't is weg, geen christen en weet er wat dat bediedt : och ,schrijverke ,zeg het mij ,zeg!
Zijn 't visselkes waar ge van schrijven moet? Zijn 't kruidekens waar ge van schrijft ? Zijn 't keikes of bladjes of blommekes zoet , of 't water ,waarop dat ge drijft ?
Zijn 't vogelkes ,kwietlende klachtgepiep, of is het het blauwe gewelf, dat onder en boven u blinkt zo diep of is het u schrijverke zelf?
En 't krinklende ,winklende waterding met zwarte kapotseken aan , het stelde en rechtte zijn oorkes flink en bleef daar een stondeke staan :
Wij schrijven : zo sprak het ,al krinkelend af hetgeen onze Meester , weleer ons makend en lerend te schrijven gaf, één lesse ,niet min noch te meer
Wij schrijven ,en kunt gij die lesse toch niet lezen en zijt gij zo bot ? Wij schrijven ,herschrijven en schrijven nog, den heiligen Name van God !!!
Er was eens een vrouw en ze zat naast haar man zo knus in de auto ,daar reden ze dan en als ze zo reden dan sprak zij aldus : Daar komt weer iets aan ,schat ! Pas op ,'t is een bus ! Kijk uit voor die auto ! ! Een kind op de weg ! ! Nou dat was ook op het nippertje ,zeg..! Een vent achter ons ! En hij wil je passeren! Nee toch niet-ja toch - nee ,hij gaat hier parkeren . En toen zij tien maal aan zijn mouw had getrokken -waarbij ze dan hoorbaar de adem liet stokken - en nog vijftien maal had gezegd tot haar man: pas op schat ,pas op schat ,daar komt weer iets aan, toen werd hij woedend en grauwde en snauwde en vroeg of zij voortaan haar mond wilde houden. Nu zegt ze dus niets meer .Ze zwijgt als graniet ook als ze op 't kruispunt een olifant ziet en als er vlak voor hen een bromfiets passeert dan zwijgt ze als 't graf ,want ze heeft het geleerd .
En zo zitten dagelijks tien miljoen vrouwen heel grim naast hun eega de monden te houwen. En gaat er iets werkelijk mis in 't verkeer dan zien ze het wel ,maar ze zeggen niets meer . Ze houden halsstarrig hun mond,,ook al stopt er precies voor de bumper een vracht-helikopter.
En als er een truck uit een zijstraatje schiet dan kan het gebeuren dat hij het niet ziet en zij zegt dan --vlak voor de hmelpoort--fel ik mocht immers niets zeggen ;maar ik zag 'm wel.
Regenbogen kleuren driedimensioneel gebeuren boven steden van beton neonlichtreklame....nacht in het donker zie je de sterren en glijdt de tijd voorbij als een eenzaam schip in de mist van onmetelijke oceanen
Achter de duinen hoort ge 't gedonder en op de top zie je het wonder van schuimend water en blauwe lucht en krijsende meeuwen in hun vlucht .
Je snuift er de geuren van mossel en wier en wil weer gaan rennen ,want het was hier dat je speelde als kind en uren kon dromen ,de zee was je vriend .
Je wandelt niet vaak meer langs het blonde strand je leven gaat verder wat dieper in 't land daar vind je de steden zo somber en grijs je verlangt naar de zee ,daar is jouw paradijs .
Twee treurwilgen staan bij de plas zo intens ,bijna mens'lijk te treuren, maar zijn ze alleen , met geen mens om zich heen , dan staan ze zich daar te bescheuren. Toon Hermans