Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
10-12-2009
Witte knolamaniet
De "Witte knolamaniet" (Amanita phalloides var. verna) is een van de gevaarlijke amanieten die dodelijk giftig zijn. De "Groene knolamaniet is hier nog bekender voor. Hier zien we bovenaan nog wat plakjes van het velum dat de zwam bedekte bij het bovengronds komen. De plakjes of schubben zullen weldra verdwijnen want hij is dikwijls ook kaal en dan volledig wit. Op de foto in zijaanzicht (zie de "bijlage") merken we nog de ring rond de steel en kunnen we aan de verdikking van de voet de "knol" vermoeden. Er bestaat ook een Keizersamaniet genoemd naar de Romeinse Keizers die er op verzot waren. Keizer Claudius werd echter door de "Groene knolamaniet" vergiftigd.
De "Goudgele bundelzwam" (Pholiota flammans) staat met vele samen op naaldbomen. De Hoed is tot 8 cm breed en helder citroengeel tot dooiergeel, soms geeloranje met prachtig afstaandecitroengeleschubben! De lamellen zijn ook citroengeel en verkleuren later wel roestig-geelachtig. De steel heeft dezelfde kleur als de hoed en is ook onder de ringzonesterk bezet met citroengeleschubben! Een bijzonder kleurige en schubbige zwam en als men moest twijfelen kan men ook nog proeven maar dan moet men wel tegen een bittere smaak kunnen!
De "Dennenvoetzwam" (Phaeolus spadiceus syn. schweinitzii) heeft een hoed tot wel 30cm breed. Eerst is hij geelbruin, roestig geel of olijfgeelachtig en de oppervlakte is harig viltig. De poriên zijn rond tot langgerekt maar die staan wel onderaan en zien we hier niet. Hij staat op wortels of bij stronken. Het is een parasiet en saprofyt. Hij begint dus de levende boom aan te tasten en gaat dan verder met de boom te verteren! De "Dennenvoetzwam" is echter een fenomeen in het produceren van kleurstoffen! Naargelang de chemische middelen om de kleurstoffen in op te lossen kon men niet minder dan 5 verschillende kleuren produceren! (Steeds op de foto klikken om te vergroten).
De "Roodschubbige gordijnzwam" (Cortinarius bolaris) vind men meestal bij beuk als hij te vinden is, want hij is tamelijk zeldzaam. Wel opvallend zijn de roodachtige schubben op een lichte achtergrond voor zover deze hier nog te zien zijn. (Even klikken om de foto om te vergroten). De lamellen onderaan verkleuren ook eerst okerkleurig daarna krachtig kaneelbruin. De steel is ook met roodachtige schubjes bedekt en bij kneuzing vergelend. Dit is te zien op de foto in "bijlage" dus daar ook even op klikken. Oude exemplaren worden helemaal roodbruin en dat is hier bijna helemaal het geval. Wel een prachtige kleur!
De "Schubbige boschampignon" (Agaricus silvaticus) is familie van onze veel gekweekte Champignon (Agaricus bisporus). Deze is echter bleek bruinachtig met donkerdere aanliggendeschubben op zijn hoed. Hij kan ook soms bijna glad zijn. Zijn vlees is dun. De steel is bleker dan de hoed en overal fijn-vlokkig of bepoederd. Hij heeft ook een afhangende, soms geplooide ring. De foto in bijlage laat juist de onderzijde zien van de Schubbige boschampignon, dus even op die "bijlage" klikken. Daar zien we dat de lamellen roodachtig zijn. Het vlees is ook roodachtig en nogal dun, daarom is hier niet veel "eetbaars" aan!
De hoed van de "Roodbruine schijnridderzwam" (Lepista flaccida) kan tot 8 cm zijn en is okerkleurig tot vosbruin (hier met veel zon getrokken). Hij is trechtervormig met een verdiept centrum. De hoedhuid is ook kaal zonder vlekken. De lamellen zijn dicht opeenstaand en duidelijk aflopend. De steel is ook in de kleur van de hoed. Kijk voor de onderzijde naar de foto bij "bijlage".(Hierop even klikken om te openen)! Verder zou hij eetbaar zijn en in geringe mate bruikbaar om vlees te kruiden. Vermoedelijk is het een mycorrhiza-zwam. Een zwam dus die een samenlevingsverband heeft met bomen. Of ook symboint genoemd.
Deze "Harslakzwam" (Ganoderma resinaceum) vonden we aan de voet van een grote zomereik. Het is een parasiet die de boom aantast. Hij kan tot een 50 cm groot worden en staat balkonachtig tegen de boom zonder een steel. In vochtige toestand kan hij glanzen door de dunne laklaag boven op de hoed, vandaar zijn naam. Hier staan twee grote exemplaren op de eik, een ouder en een jonger exemplaar. Niet zo gezond voor deze eik. De zwam breekt de celstructuren af en veroorzaakt witrot. (Even op foto klikken om te vergroten).
De "Blauwe kaaszwam" (Spogiporus caesius) vinden we op dood hout van naaldbomen. De hoed kan tot 5 cm worden hij is wit maar plaatselijk door blauwe vezels overdekt of geheel blauwachtig tot blauwgrijs. Hij is nogal week en saprijk. Dit exemplaar is wel erg blauw van uitzicht en daardoor wel een opmerkelijke verschijning! Gezien hij op dood hout staat is hij natuurlijk een saprofyt. Steeds op de foto klikken om te vergroten.
De "Okerknolcollybia" (Microcollybia cookei) heeft een kleine hoed die wit of witachtig is. Speciaal aan dit zwammetje is dat hij ontspringt aan een rondachtig, okerkleurig sclerotium (een korrelachtige structuur: de zwam bouwt een voedselreserve van de oude plaatjeszwam op, in een korrel, zo groot als een mosterdzaadje of een gerstenkorrel. Vandaar groeit er in gunstigeomstandigheden het paddenstoeltje, zoals we het kennen. Soms kan een sclerotium jaren op gunstige omstandigheden wachten, alvorens het paddenstoeltje tevoorschijn komt!) Vandaar heeft het zijn naam ook. Zij komen dus voor op resten van plaatjeszwammen die soms nog nauwelijks als zodanig te herkennen zijn en daardoor schijnbaar op de grond groeien. Zij staan soms met velen samen. Het zijn dus saprofyten op de rottende resten van grotere plaatjeszwammen! Of de ene zwam leeft van/op de andere! Zeker even klikken op de foto om te vergroten, zodat de gelige korreltjes te zien zijn!
De "Stinkparasolzwam" (Lepiota cristata) heeft inderdaad een onaangename geur die omschreven wordt als "prikkelend-metaalachtig". Hij is daarom ook ongenietbaar door die onaangename geur. Hij wordt een 5 cm breed en dat is niet zo groot in vergelijking met andere parasolzwammen. Heeft een roodbruine deklaag, die weldra tot de kruin oplost in concentrisch gerangschikte schubjes op een witte achtergrond. In het midden blijft doorgaans lang een centrale roodbruine plek waardoor hij goed herkenbaar is, met daarond dan de roodbruine schubjes in rondjes geschikt. Een wat aparte verschijning! Even op foto klikken om te vergroten!
De "Grofplaatrussula" (Russula nigricans) is in de jeugd witachtig, wordt vlug grijsbruin en wordt tenslotte zwart. Hier zien we reeds in het midden dat zwart opkomen. Hij kan groot worden: 15 zelfs 20 cm. De lamellen staan ver uiteen! Dat zien we vooral bij de foto in bijlage van een ouder exemplaar dat ook al heel wat zwarter is geworden en waarvan de lamellen omhoog gekruld zijn. (Zie bijlage)! Hij behoort dus tot de "russula-groep", de zwammen waar men de steel kan breken als "een krijtje" omwille van de korte vezelstructuur van de zwamdraden. De smaak is zacht en hij zou eetbaar zijn als hij jong is!
De "Reuzenzwam" (Meripilus giganteus) kan tot 40 cm breed worden! Hij is plat waaiervormig en groeit met meerdere hoeden tot een rozet! De bovenzijde is beige tot geelbruin tot zelfs donkerbruin. De aangroeizone aan de rand is dooiergeel tot geelwit, dit is vooral te zien in de volle groei van de zwam. Hij groeit op wortels of stamvoeten van levende bomen (dus een parasiet). Hij verstopt de houtvaten en kan zo in zelfs korte tijd grote bomen doden! Jong is hij eetbaar maar hij wordt snel ongenietbaar. Zou vroeger gebruikt zijn om in de soep vetoogjes te laten verschijnen. (Even op foto klikken om te vergroten)
De "Doolhofzwam" (Daedalea quercina) kan tot 20 cm breed worden. Hier zien we een stukje van de bovenzijde (rechts). Bij oude exemplaren wordt hij grijsbruin op de rand witachtig- beige met een geelachtige overganszone. Hij is verder dik balkonvormig en de "buisjes" zijn licht beige. Zij zijn labyrintachtig verbonden, vandaar ook de naam van de zwam! Het is een meerjarige soort, groeit dus enkele jaren door! De buisjeslaag echter blijft dezelfde, het is alleen de vruchtbare sporenvormende laag (hymenium) die zich vernieuwd!( Dit noemt men met een moeilijk woord "katahymenium") De buisjeslaag heeft dus geen etages zoals bij zwammen die meerjarig zijn en waar de buisjeslaag ook steeds aangroeit. Op de foto, zie bijlage (even op klikken), ziet u de buisjeslaag nog eens in close-up.
De "Peervormige stuifzwam" (Lycoperdon pyriforme) staat steeds op dood hout dat ook begraven kan zijn, zodat het niet zichtbaar is. Gewoonlijk staat hij ook in dichte groepen en de vruchtlichamen zijn van 2 tot 5 cm hoog. In de jeugd is hij witachtig, crème tot geelachtig. Van boven wordt hij kalend na eerst wat kleiig geschubd te zijn. De geur vooral bij onrijpe exemplaren is onaangenaam prikkelend en metaalachtig, doet wat aan aardappelbovisten denken. Door zijn standplaats op dood hout is hij nauwelijks met andere stuifzwammen te verwarren. (Steeds op foto klikken om te vergroten).
Een aparte verschijning deze "Grote sponszwam" (Sparassis crispa) ! Hij gelijkt op een grote badspons en is vleeskleurig tot okergeelachtig. Bestaat verder uit kroezig,gegolfde, bandvormigeelementen. Aan weerszijde zijn deze elementen met een vruchtlaag bedekt. Daar worden de sporen dus gevormd. Verder zijn de elementen onderling vergroeid en op een gezamelijke stronk ingeplant. Het is een parasiet en komt voor op stronken van levende naaldbomen, als de boom dood is, gaat hij verder met deze te verteren, hij is dus verder saprofiet! Blijkbaar is hij ook eetbaar en zelfs smakelijk wordt er vermeld maar hij moet wel goed gewassen worden en van de ingegroeide humusdeeltjes en inwonende insecten gezuiverd worden. Ook al te oude exemplaren zouden wel eens bitter kunnen smaken!
De "Schotelrussula" (Russula velenovskyi) behoort natuurlijk tot het geslacht "russula" de paddenstoelen die een korte celstructuur hebben en daardoor gemakkelijk breekbaar zijn. De steel breekt als een "krijtje"! De hoed is steenrood tot bruinrood, soms oranje verblekend vooral in het midden! Daarom zegt men ook dat hij een "zonnetje" in het centrum heeft! Aan de rand is zijn hoed ook kort geribd. Hier op foto ook goed te zien (even vergroten)! Zijn smaak is zacht en hij is ook eetbaar. Hij staat vooral bij Berken in "symbiose" (geeft aan de Berk mineralen en water langs zijn schimmeldraden en de wortels en krijgt van de boom de nodige suikers om te leven. Wederzijds voordeel dus! Op de onderzijde van de lamellen en op de zijkanten kan hij ook een mooie rode snede hebben. Dit is op de foto in bijlage te zien! Even klikken op "Schotelrussula onderzijde" in bijlage!
De "Bundelfranjehoed" (Psathyrella multipedata) is normaal vleeskleurig bruinachtig of beige- bruin. Maar hij is "hygrofaan"! Dwz. bij droogte verkleurt de hoed en wordt bleker! Bij vocht wordt hij terug bruiner. Hier op de foto hebben we in droge omstandigheden de franjehoed aangetroffen! (Even op foto klikken om te vergroten). Zijn steel is wit en de lamellen zijn chocoladebruin en staan dicht opeen. Het is een saprofiet, hij staat dus op dood materiaal dat gewoonlijk onder de grond te vinden is en daar leeft hij van!
Deze "Draadknotszwam" (Macrotyphula filiformis) staat veel op rottend bladstrooisel van allerlei loofbomen. Ze worden 3 tot 6 cm hoog en in de jeugd zijn ze massief vlezig en daardoor ook elastisch. Ze staan ook meestal in zwermen en daardoor vallen ze nog een beetje op anders kijkt men er helemaal overheen omdat zij juist zo "draaddun" zijn. Het is altijd een mooie ontdekking om deze zwermen "Draadknotszwammen" doorheen de afgevallen bladeren te zien bovenkomen! (Op foto steeds klikken om te vergroten)
Het "Hazenpootje" (Coprinus lagopus) behoort tot de inkzwammen maar staat niet op mest, zoals de meeste inktzwammen. Het staat meer op hout of zoals hier op houtsnippers. Als het uitkomt is het olijfgrijs of grijs en heeft het de vorm van een "vingerhoed". Op de foto hier is het jong en ook nog wit behaard. Met wat fantasie kan men er dus een "hazenpootje" van maken. Later zal het uitgroeien met een sterk opgerolde rand en zwart gaan vervloeien zoals inktzwammen doen. Op de foto (zie bijlage even op klikken) zien we de latere stadia van dit "Hazenpootje"!
Een klein zwammetje! De hoed van de "Paardenhaartaailing" (Marasmius androsaceus) wordt maar max. 1cm breed. Heeft een donkerder genaveld centrum met een gerimpeld oppervlak. De steel is bruinzwart tot zwart,lang en buigzaam! Ook wat glanzend, hij ziet er dus uit als een "paardenhaar"! Staat, zoals ook hier, op dode houten plantenresten. Bij droogte zijn de hoedjes ook verblekend (zoals hier)en verschrompelen ze ook! (Zeker op foto klikken om te vergroten!)