Tuinmelde (Atriplex hortensis)- ook bergspinazie genoemd- is een hele oude en bijna vergeten groente. Ze wordt al minstens tweeduizend jaar gekweekt als een vervanger voor spinazie. Tuinmelde kan van april tot augustus worden gezaaid op rijen met 20 cm tussenafstand. Men kan in de rijen uitdunnen op ongeveer 40 cm als men grote planten wil kweken, maar beter is het de jonge plantjes gewoon te laten groeien en ze jong te oogsten: al na vier à vijf weken. Alleen de zachte, licht golvende bladeren zijn eetbaar. Men oogst de jonge planten in hun geheel, of men laat de plant groeien en plukt in de zomer alleen de blaadjes.
De plant groeit zeer snel en kan tot meer dan 1 m hoog worden. Zodra hij eenmaal in bloei komt is het beter te stoppen met oogsten, omdat de bladeren dan een bittere smaak krijgen.
Met een wollen doek of vloei-,keuken- of ander absorberend papier, zoals papieren koffiefilters, een diep of plat bord, huishoudfolie of een plastic zak en elastiekjes of kleefband kunnen we aan de slag. Maak het papier of de doek goed nat en leg dit op het bord. Om het kiempercentage zo dicht mogelijk te benaderen moeten we (voor prei en wortelen bijvoorbeeld) honderd zaden over het bord verdelen. Maar vijfentwintig zaden kunnen volstaan. Het aantal gekiemde zaden wordt dan vermenigvuldigd met vier, zodat het resultaat even betrouwbaar is.
Dek de zaden af met vochtig papier of doek. Vervolgens wordt het bord in huishoudfolie gewikkeld of in een plastic zak gestopt. Maak het geheel dicht met kleefband of een elastiekje en zet het op een niet te donkere, warme (huiskamertemperatuur) plaats. Na een paar dagen controleren we of er al zaden gekiemd zijn en of de vochtigheidsgraad nog in orde is.
Kiempercentage
Door de zaden te tellen die vroeger kiemen dan de andere, kennen we de kiemenergie van de zaden. Hoe meer dat er zijn, des te krachtiger zijn de zaden. We tellen en tweede maal het aantal zaden, maar dan op de in de kiemduurtabel voorziene dag. Het getal tussen nul en honderd geeft de juiste kiemkracht weer. Hoe hoger het percentage, hoe beter. Zaaigoed met de juiste vitaliteit vertoont een kiempercentage van 80 à 90%.. Is de levenslust niet zo groot, dan zullen we in de tuin dichter moeten zaaien. Als de kiemkracht onder de 40 tot 50 % valt, krijgen we bij de uitzaai in volle grond problemen, omdat in onze rijen dan grote openingen verwacht kunnen worden.
Voilà, we zijn gewaarschuwd of hebben eindelijk zekerheid. Pak maar de plantlijn en plantstok!
Tot slot hebben wij natuurlijk ook de composr. Dit is niet alleen een goed organisch product vol met voedselelementen maar tevens een uitstekende grondverbeteraar. De compost die wij zelf maken is natuurlijk de beste, want daarin zit enkel datgene dat wij er zelf insteken
Bij gebruik van stalmest moeten wij opletten voor verbranding. Versestalmest is uit den boze. Alleen een mengsel van goed verteerde paarden-, koeien-, kippen-; schapen-, konijnen- en duivenmest aan een rato van 5 tot 8 kg per m2 is aan te raden. Varkensmest bezit te veel koper en dit laten wij dus beter aan de landbouwers over.
Hieruit kunnen wij opmaken dat wij gedurende de ontwikkeling van de plant steeds een andere samenstelling van meststoffen moeten aan worden. Hierbij is de verhouding stikstof- fosfor- kalium van belang. Er zijn een aantal organische meststoffen waar wij onze tuin zeer goed kunnen mee bemesten. De samenstelling en de werkzame elementen zijn niet altijd even duidelijk. Wij overlopen hier even het rijtje. Naast het oude getrouwde stalmest zit er een reeks producten die wij als organische meststoffen omschrijven. Wij hebben een aantal afvalproducten uit de vleesindustrie zoals beender-, bloed -, veren - en horenmeel. Daarnaast is er Guano ( vogelmest ), natuurfosfaat, zeewier, kalk en Chilisalpeter.
Een derde reeks organische bemesters zijn de groenbemesters. Dit zijn planten die wij op een perceel zaaien en ze dan voor ( bij kleigronden ) ofna ( bij lichte gronden ) de winter onderspitten. De winterharde soorten werken wij ook in het voorjaar pas onder. Natuurlijk kunnen wij deze planten ook eerst een tijdje op onze composthoop laten voor verteren alvorens wij dit materiaal onderspitten. Zeer gekend zijn de vlinderbloemigen ( erwten, bonen, rode klaver, wikke, lupine, serradella) die stikstof in de grond brengen. De kruisbloemigen ( bladkool, bladrammenas en stoppelknollen ) die tot de koolsoorten behoren zijn eveneens goede groenbemesters. Maar ook de raaigras, winterrogge, zomerrogge, gerst, borage, phacelia en spurrie hebben een zeer goede reputatie als groenbemester. De laatste tijd wordt de tagetes als groenbemester en grondontsmetter zeer aangeraden.
De werking van de voornaamste elementen op de plant zijn:
3,1. Stikstof ( N) zorgt voor de vorming van het bladgtoen zorgt voor de stengel- en bladgroei van de plant is te vinden in zwavelzure ammoniak kalkammonium salpeter, kalksalpeter en ureum
3,2. Fosfor ( P ) heeft invloed op de bloei, de vruchtzetting en de zaadontwikkeling heeft invloed op de houdbaarheid van de vruchten zit in superfosfaat, Thomasslakken
3,3 Kalium ( K ) regelt de waterhuishouding van de plant helpt bij de vorming en het transport van het zetmeel is belangrijk voor de knolvorming het vergroot de weerstand tegen ziektes het beinvloedt de houdbaarheid vinden wij in Patenkali en zwavelzure kalk
3,4 Magnesium ( Mg ) dit is nodig voor de vorming van het bladgroen het bevordert het vervoer van de voedingsstoffen in de plant Maerl en Kieseriet bevatten veel Mg
3,5 Kalk (Ca Co2 ) helpt bij de opbouw van het eiwit en de vorming van de celwand werkt op de bodem in waar het zorgt voor : de binding van de bodemzuren het losmaken van de voedingsstoffen uit de grond en de humus ( kalk maakt rijke ouders maar arme kinderen ) biedt hulp bij de stikstofbinding door bacterien verhoogt de algemene biologische activiteit geeft een structuurverbetering aan kleigronden
Mestoffen kan men in twee groepen indelen: de organischeen de anorganische meststoffen. De organische meststoffen zijn zoals het woord het zegt van organische oorsprongen en vallen dus het best in de smaak van degenen die biologisch willen tuinieren. Deze meststoffen trekken gemakkelijker mollen en andere in enboven de grond vertoevend ongedierte aan.
De anorganische meststoffen zijn van chemische oorsprong en worden meestal gebruikt bij de professionele telers. De organische meststoffen bevatten koolstof en zijn van levende organismen afkomstig. Deze stoffen moeten door de micro-oranismen (bacterién en schimmels) in de grond worden afgrbroken alvorens de planten de voedzame elementen kunnen opnemen.
Indien men organische meststoffen gebruikt verloop er meer tijd tussen de mestgift en de opname dan bij anorganische meststoffen. Organische meststoffen verbeteren over het algemeen de grond structuur (maken de grond mul en luchtig) omdat hier meestal restmateriaal in zit zoals: verteerd stro, mest, keuken of tuinafval.
Voedingselementen. __________________
Planten kunnen alleen deze voedingselementen opnemen die in water oplosbaar zijn. De belangrijkste zijn: stikstof(N) fosfor (P), kalium (K ), magnesium (Mg ) en calleium (Ca ) dat in kalk zit. Daarnaast zijn er een aantal elementen die in zeer kleine hoeveelheden door de planten worden opgenomen maar zeer voornaam zijn voor hun ontwikkeling zoals: ijzer (Fe ) , koper (C u ), zink ( Zn ), kabalt (Co ), jodium (J ), borium (B ) en spore- elementen.
In de tuin is het probleem van bemesting een dankbaar element tot discussie. Idereen weet immers dat onze planten enkel optimaal in onze tuin kunnen schitteren als wij voldoende en gepast voedsel verstrekken. Het is echter geen gemakkelijke klus voor de amatuur om aan de weet te komen wat die verdomde planten juist nodig hebben om tot voldoende bloei en groei te komen. Vaak is dit een resultaat van een groot aantal chemische proccessen waar de wetenschap nog niet het fijne van weet.
In tegenstelling tot de beroepsteler die deze materie rreds jaren in de handen van deskundige heeft overgelaten en met een precisie van een Zwitser uurwerk deze deskundige raadgevingen uitvoert, gaan veel hobbytuinders deze materie met de natte vinger te lijf. Dan ontstaan er verhitte discussies over het al dan niet gebruiken van bepaalde meststoffen.
Laatst verklapte een tuinliefhebber ergens te lande nog aan de TV dat de uitstekende conditie van zijn bloemen en planten enkel te danken was aan de hoogstaande kwaliteit van zijn urine die hij weliswaar sterk verdund aan zijn planten versterkte. Het plantenareaal van een hobbyist is zeer gevarieerd. Wij vinden hierin zowel vaste planten als potplanten, bollen en knollen, kuipplanten, kamerplanten, groenten fruit. Verder tellen deze onderverdelingen nog talloze soorten en variéteiten zodat het erg moeilijk is om voor al deze planten de gepaste voeding op de juiste tijd toe te dienen.
Dit is een van onze moestuintjes op de volkstuintjes. Zo als je kunt zien wordt er niet alleen groenten gekweekt., maar ook aandacht besteed aan een stukje vrije natuur
Voor en tijdens de eerste wereldoorlog bestond reeds een volkstuinenwerking te Sint- Amandsberg op diverse locaties. De huidige volkstuinvereniging werdt officieel opgewerkt in 1932 en bestaat dit jaar dus 76 jaar.
Het is een open park waar buren en vrienden welkom zijn. Het is een privaat terrein met openbaar karakter en op eigen verantwoordelijkheid vrij toegangelijk van zonsopgang tot zonsondergang. De eigenaar van de gronden is de stad Gent.
Het heeft een oppervlakte van circa 5 ha bestaande uit 94 tuinen, ruime wandelpaden, een ecologische berm, heel veel openbaar groen en een riant ledenchalet. Ider tuintje is ongeveer 2 are groot. Bijna alle tuintjes zijn voorzien van een tuinhuis of materiaal kist. Tien handbediende waterpompoen, eletriciteit, sanitaire voorzieningen en twee GVT containers zijn ter beschikking van de tuinders.
Trouw aan de volkstuinidealen staat- het hele jaar door- het telen van diverse soorten groenten in de tuintjes voorop. Het kweken van groenten in de tuin voor persoonlijke consumptie sluit immers naadloos aan bij hedendaagse ecologische en economische ontwikkelingen. Door de stijgende voedselprijs vormen eigen gekweekte groenten een welkomen aanvulling op het gezinsbudget.
Ecologisch tuinieren en biologische gewasbescherming staat bij ons hoog in het vaandel geschreven; wat niet betekent dat wij ecologisch en biologisch tuinieren gelijkstellen met een onverzorge wildernis. Ecologisch en biologisch tuinieren heeft op onze vomkstuinen tot doel een verzorgde tuin aan te leggen waar de gewassen op een zo natuurlijke mogelijke wijze gezond gehouden worden met zo min mogelijk belasting van natuur en milieu. Het gebruik van chemische onkruidbestrijding blijven we ontraden.
Na een paar maanden buitendienst geweest, heb ik de moed terug gevonden om wat neer te pennen over mijn hobby biologische groenten kweken. Als lid van een volkstuin gelegen te Sint- Amandsberg kan ik daar een tuin bewerken van ongeveer 300 m2 en zo mijn huisgezin voorzien van lekkere groenten en klein fruit. Dit gebeurt met vallen en opstaan.