Aymon, de Heer van Dendermonde, leeft reeds jarenlang in ruzie met Karel de Grote. Met de bedoeling uiteindelijk de verzoening tot stand te brengen tussen leenheer en leenman, stemt Karel toe in het huwelijk van zijn zuster Vorsie (Aya) met Heer Aymon.
Uit die gelukkige echtverbintenis worden vier kloeke zonen geboren: Ritsaert, Writsaert, Adelaert en Reinout. Zij worden door hun vader tot ridder geslagen en krijgen, zoals de traditie het wil, elk een paard als geschenk. Reinout is evenwel zo sterk dat hij zijn rijdier met één vuistslag velt. Een tweede paard wordt hem aangeboden, maar reeds bij het eerste berijden breekt hij het de lenden.
Heer Aymon weet echter raad. Hij brengt Reinout naar een burcht waarin het door iedereen gevreesde Ros Beiaard opgesloten zit. Nog nooit heeft het zijn meester gevonden. Onverschrokken als hij is, treedt Reinout het briesende paard tegemoet, maar met een forse slag van zijn kop werpt Beiaard ridder Reinout ettelijke meters verder op de grond.
Reinout - die wellicht het eerste pijndersbloed in de aderen had - versaagt niet, en na een heroïsche kamp slaagt hij erin dit vervaarlijke en wonderbare paard aan zijn wil te onderwerpen. Voortaan gehoorzaamt het Ros op het eerste teken van ridder Reinout. Bij een hoogoplaaiende ruzie aan het hof met zijn neef Lodewijk, Karels zoon, ontsteekt Reinout in zo'n woede, dat hij met één slag van zijn zwaard de valse Lodewijk onthoofdt.
Om aan de toorn van Karel te ontkomen, moeten de Vier Heemskinderen, gezeten op Beiaard, hun ijl zoeken in een wilde, adembenemende vlucht. Vanuit hun sterke burcht, het slot Montalbaen, verdedigen de vier ridders zich tegen de steeds maar opnieuw aanvallende legerbendes van Karel. De ridders zien echter de ongelijke strijd in en Beiaard voert de vier broers terug naar het ouderlijke verblijf te Dendermonde, waar ze hun rouwende moeder aantreffen. Heer Aymon is immers in Karels macht en Aya beseft dat haar zonen hetzelfde lot wacht.
Zij begeeft zich naar haar broer en smeekt om genade voor haar man en haar zonen. Op voorwaarde dat hem het duivelse Ros Beiaard zal uitgeleverd worden, stemt Karel erin toe om weer vrede te sluiten. Reinout weigert aanvankelijk op dit voorstel in te gaan, maar bekommerd om het lot van zijn vader en zijn broers en na herhaalde smeekbeden van zijn moeder, willigt Reinout de onverbiddelijke eis van Karel in. Het Ros wordt naar de Dendermonding gebracht. Met gebroken hart en lede ogen moet Reinout toezien.
Zware molenstenen worden om de nek van het paard gehangen en Beiaard wordt in het water gestort. Tot tweemaal toe verbrijzelt het Ros de stenen en zwemt het blij hinnikend naar de oever, waar Reinout staat. Het tragische schouwspel wordt hem te machtig en hij wendt zich af.
Een derde maal, ondanks de zwaardere molenstenen, komt het Ros weer boven, reikhalzend naar zijn meester. Denkend dat Reinout van hem niet meer wil weten, stoot Beiaard een pijnlijk gebries uit. Als zijn meester hem toch verlaat, wil het edele dier niet langer leven, en Beiaard verdrinkt.
Maar Beiaard, hoewel verdronken zowat elf eeuwen geleden, sterft niet. Hij herleeft, periodiek, in de Ommegang en draagt dan weer de Vier Heemskinderen, waarvan in het Dendermondse museum de waarachtige uitrustingen liggen te blinken. De Ros Beiaardstad heeft ervoor gezorgd dat het wonderbaarlijke paard herrees, met kracht en luister, om voortaan onsterfelijk te worden.
Om de tien jaar vindt de Ros Beiaardommegang plaats in Dendermonde.
De Pijnders
Het Ros Beiaard en de Ommegangen worden terecht geassocieerd met de pijnders, de dragers van het onsterfelijke Ros. Het ambacht van de pijnders heeft eeuwenlang een belangrijke rol gespeeld in het economische leven, maar ook in het volksleven van Dendermonde.
Het pijndersambacht, ontstaan in de 14de eeuw, had het monopolie over lossen en laden van schepen en kelderen van wijn en bier. Vandaag zijn de pijnders de exclusieve dragers van het Ros Beiaard in de Ommegangen. De leden zijn verenigd in de gilde der Vrije Pijnders met aan het hoofd de gildedeken Jean Pierre De Jonghe.
De taak van de pijnders is niet te onderschatten. Als dragers van het Ros hebben zij een hoofdrol. Zij hebben niet alleen de verantwoordelijkheid over de veiligheid van de Vier Heemskinderen, maar de bewegingen van het Ros Beiaard moeten ook gesynchroniseerd gebeuren met de regieaanwijzigingen. Tempo en aangepaste snelheid zijn van hoofdbelang. Al deze belangrijke details worden voor elke ommegang ingestudeerd.
De Vier Heemskinderen
Het Ros Beiaard heeft vier berijders: de trotse Vier Heemskinderen: Reynout, Adelaert, Ritsaert en Writsaert. Hun afbeeldingen en namen komen vanaf de dertiende en veertiende eeuw in sierlijke handschriften voor. In 1490 en 1508 verschijnen de eerste volksboeken onder de titel: 'De historie van de Vier Heemskinderen'.
Alleen Dendermonde mag en kan zich roemen op een eeuwenoude traditie van de beroemde Ommegang, rond het Ros Beiaard én de Vier Heemskinderen. Het paard heeft geen zin zonder de vier berijders. De jonge helden hebben geen bestaansreden zonder hun reuzenros. Ze hebben een onverwoestbare en innige band met het Ros, ze verlenen leven en luister aan de Ommegang: in hun harnas, met hun zwaaiend zwaard, met de wit-rode pluimveren op hun helm symboliseren ze de riddereer.
Op het einde van de twintigste eeuw werden ze echte sterren, hoog op hun ros, onvermoeibaar in het groeten van de massa. Het is voor hen dé belevenis met gespreide benen hoog op een troon te zetelen, op het reuzenpaard. Kinderen kijken wat afgunstig op naar hun zilverblinkende harnassen. De Heemskinderen zijn ware ridders op de dag van de Ommegang. De foto's in het familiealbum, in dag- en weekbladen, de beelden in een film en op de televisieschermen zullen hun figuur, hun naam en faam vereeuwigen. De Ommegang blijft hen steeds bij als de fijnste en aangrijpendste ervaring uit hun leven.
Er zijn strenge normen voor de keuze van de Vier Heemskinderen. Als broers dienen ze elkaar op te volgen in leeftijd, zonder onderbreking door de geboorte van een meisje. Ze moeten in Dendermonde geboren zijn, en minstens zeven en maximaal eenentwintig jaar oud zijn op de dag van de Ommegang. Ook hun ouders moeten in Dendermonde geboren zijn en er altijd gewoond hebben. Indien meer kandidaten aan de voorwaarden voldoen, komt de afstamming in rechte lijn in aanmerking. Volgens het handvest moeten de ouders in Dendermonde - en niet langer in klein-Dendermonde - geboren zijn.
De Heemskinderen verbinden er zich toe de erecode na te leven, 'in hun gedragingen en contacten met de pers, de officiële instanties en het publiek, als waardige vertegenwoordigers van de stad en van de Ros-Beiaardtraditie'.
De eerste afbeeldingen, in oude handschriften en in de volksboeken van de zestiende en zeventiende eeuw tonen over het algemeen de Vier Heemskinderen op een hollend paard. Ze zitten dicht bij mekaar op de rug van Beiaard. Ook hun wapens verdienen aandacht. Een ridder draagt zijn zwaard als attribuut of kenteken. Hij houdt het keurig in de hoogte. De ridders krijgen de namen: Writsaert, Ritsaert, Adelaert en Reinout.