Tijd voor nog een genretafereeltje. Een jager die terugkomt van de jacht, biedt zijn buit aan een vrouw aan. Heel huiselijk, maar het barst van dubbelzinnigheden. 'Vogelen' was in die tijd ook al een werkwoord dat in erotische termen werd gebruikt. Laten we eens nader bekijken...
De dame zit op een stoel en heeft op haar schoot een handwerkje, teken van huiselijkheid. De jager biedt haar een dode patrijs aan. Zijn geweer ligt op de grond bij een dode eend (eend is symbool van vruchtbaarheid en moederschap). Haar pantoffeltjes liggen in wanorde voor haar op dr grond en achter haar staat een cupidobeeldje. Aanwijzingen genoeg waar de jager werkelijk op uit is zeker? Zou de dame er op ingaan? Dat vraagt de jager zich ook af. Dat zie je aan de jagershond die de dame vragend aankijkt. Het hondje van de dame waarschuwt haar vanop tafel. Hij is alert en lijkt wat te grommen, maar met haar hand houdt ze hem wat tegen. Dat de dame er ontvankelijk voor is, wordt dan weer aangegeven door de kast achter haar die halfopen staat. En haar kleedje is rood, kleur van vuur en passie. Misschien gaan ze hierna wel naar boven. De trap zie je rechtsachter in beeld. Maar het opvallendste symbool dat men toen direct herkende was de patrijs. Bij de Iconologia van Cesare Ripa, die aangeeft hoe je fictieve dingen moet uitbeelden, staat:
‘Lussuria. Geylheyt’ :'Want daer is geen dingh bequaemer noch dat meer past, om de ongemaetighde Wellust en ongetoomde Geylheyt te vertoonen, als de Patrijs, diewelcke wel dickwijls van sulcken rasernie, in't bij een komen, is aengehitst, en door soodaenighe ongemanierde Geylheyt ontsteken, dat het Manneken dickwijls de eyren breeckt, die 't Wijfjen broet, wesende daer door in 't broeden verhindert en verlet om sich daer mede te paeren.’
|